ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ2314

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
10 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
331817 CV EXPL 09-1468
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsregeling en betalingsonmacht in effectenleaseovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 10 juni 2009, is de buitenlandse vennootschap Varde Investments (Ireland) Limited als eiser opgetreden tegen een gedaagde die in persoon is verschenen. De eiser vordert betaling van een bedrag van € 6.666,01, voortvloeiend uit een effectenleaseovereenkomst die op 18 juni 1999 tussen Dexia en de gedaagde is gesloten. De gedaagde heeft de vordering erkend, maar heeft tevens aangegeven betalingsonmacht te ervaren en verzocht om een betalingsregeling.

De kantonrechter overweegt dat betalingsonmacht geen beletsel vormt voor een veroordeling tot nakoming van de verplichtingen, aangezien de schuldeiser bij het verkrijgen van een executoriale titel al een rechtens voldoende belang heeft. De rechter wijst erop dat het wettelijk niet mogelijk is om een betalingsregeling op te leggen, maar doet de suggestie aan Varde om, rekening houdend met de financiële situatie van de gedaagde, alsnog een betalingsregeling te treffen. Dit zou zowel de belangen van de gedaagde als die van Varde kunnen dienen.

De rechter concludeert dat de vordering van Varde voor hoofdsom en wettelijke rente toewijsbaar is, evenals de gevorderde buitengerechtelijke kosten. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor schuldeisers om rekening te houden met de financiële situatie van debiteuren, vooral in gevallen van betalingsonmacht.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton, locatie Sittard
Zaaknummer: 331817 CV EXPL 09-1468
Vonnis d.d. 10 juni 2009
in de zaak van:
de buitenlandse vennootschap VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
gevestigd te Dublin (Ierland),
eisende partij,
gemachtigde: mr. G.J. Schras, advocaat te Spijkenisse;
tegen:
[gedaagde],
wonend te [woonplaats],
gedaagde partij,
in persoon verschenen.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres, verder te noemen "Varde", heeft gedaagde, verder te noemen "[gedaagde]", onder medebetekening van drie producties gedagvaard om te verschijnen voor de kantonrechter te Heerlen.
[gedaagde] is ter zitting in persoon verschenen en heeft daar mondeling geantwoord.
Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader is vastgesteld op heden.
2. Het geschil
2.1 Tussen Dexia en [gedaagde] is op 18 juni 1999 een overeenkomst strekkende tot effectenlease - te beschouwen als huurkoopovereenkomst - tot stand gekomen met het nummer 38203524 onder de benaming 'SpaArEXtra' (exploot dagv. prod. 2). Na beëindiging van de overeenkomst bleek de opbrengst van de aandelenverkoop niet toereikend om de afgesloten lening ten behoeve van de aandelenaankoop te voldoen.
De rechten - uit te oefenen jegens [gedaagde] - van Dexia zijn krachtens cessie overgegaan op Varde (exploot prod. 1). Varde stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] is gebonden aan de zogeheten 'Duisenbergregeling' - een vaststellingsovereenkomst die bij arrest van het Gerechtshof te Amsterdam op 25 januari 2007 verbindend is verklaard voor grote groepen Dexia-contractanten - doordat hij niet tijdig (uiterlijk 31 juli 2007) een verklaring van niet-ge-bondenheid aan die regeling ('opt-out verklaring') in de zin van artikel 7:908 lid 2 BW heeft afgelegd.
2.2 Uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst maakt Varde aanspraak op betaling van:
€ 5.467,51 (hoofdsom)
378,38 (rente tot 10-01-2008)
820,12 (buitengerechtelijke kosten)
TOTAAL € 6.666,01.
Ondanks aanmaningen en sommaties heeft [gedaagde] geen betaling aan Varde gedaan.
2.3 Op grond van het vorenstaande vordert Varde dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] zal veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van € 6.666,01, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.467,51 vanaf 10 januari 2008 tot aan de dag van algehele voldoening,
met verwijzing van [gedaagde] in de kosten van het geding met inbegrip van nakosten.
2.4 Ter zitting heeft [gedaagde] de vordering mondeling erkend en te kennen gegeven een betalingsregeling te willen.
3. De beoordeling
3.1 [gedaagde] heeft met zijn erkenning van de vordering eveneens (impliciet) erkend gebonden te zijn aan de Duisenbergregeling, die de basis vormt voor de vordering van Varde.
Indien en voor zover al in [gedaagde] opmerking dat hij "een betalingsregeling" wil tevens een beroep op betalingsonmacht besloten mocht liggen, heeft naar vaste jurisprudentie te gelden dat betalingsonmacht geen beletsel vormt voor een veroordeling van de schuldenaar tot nakoming. De schuldeiser heeft bij de verkrijging van een executoriale titel immers reeds een rechtens voldoende belang vanuit de gedachte dat, zo executie van het veroordelende vonnis al aanvankelijk niet zinvol mocht voorkomen, dit op termijn mogelijk anders zal kunnen zijn. Dat ligt hier niet anders.
3.2 Wettelijk gezien heeft de kantonrechter geen mogelijkheid om een betalingsregeling op te leggen. Wel wil de kantonrechter Varde in overweging geven, indien en voor zover de financiële situatie van [gedaagde] daartoe aanleiding geeft, om met [gedaagde] alsnog een betalingsregeling te treffen die rekening houdt met diens aflossingscapaciteit en tegelijkertijd Varde een realistisch perspectief biedt op voldoening van de schuld op termijn. Varde zal daarbij dienen te bedenken dat, indien en voor zover de situatie van [gedaagde] daartoe aanleiding mocht geven, directe executie van het vonnis onder omstandigheden te veel van het goede en zelfs onrechtmatig zou kunnen zijn, hoewel zich dat niet snel zal voordoen. Varde zal er dan ook goed aan doen zich zorgvuldig op de hoogte te stellen van de financiële situatie van [gedaagde], waartoe deze in zijn welbegrepen eigenbelang alle noodzakelijke medewerking zal dienen te verlenen.
3.3 De vordering voor hoofdsom en wettelijke rente is toewijsbaar, evenals het ten titel van buitengerechtelijke kosten gevorderde bedrag. Voor vergoeding van nakosten dient de weg voorzien in artikel 237 lid 4 Rv te worden bewandeld.
Als in het ongelijk gestelde partij dient [gedaagde] te worden verwezen in de proceskosten.
4. De beslissing
Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Varde te betalen een bedrag van € 6.666,01,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.467,51 vanaf 10 januari 2008 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Varde begroot op € 89,27 aan kosten dagvaardingsexploot, € 208,- aan vastrecht en € 250,- salaris gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in het openbaar uitge-sproken in aanwezigheid van de griffier.
MC