ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ7700

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
16 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
294902 CV EXPL 08-1990
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op nietigheid en vernietigbaarheid van een ter zitting overeengekomen regeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 16 september 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en zijn voormalige werkgever, de besloten vennootschap NETHERLANDS CAR B.V., h.o.d.n. NEDCAR. De eiser, vertegenwoordigd door mr. H.G.M. Hilkens, heeft zich op verschillende juridische gronden verzet tegen de werking van een schikking die op 5 februari 2007 was getroffen in een eerdere procedure. De eiser stelt dat hij niet de rechtens relevante wil had om de schikking aan te gaan, en beroept zich op misbruik van omstandigheden en de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen het vertrouwensbeginsel (art. 3:35 BW) in acht genomen en geconcludeerd dat de werkgever niet kon weten dat de eiser door bijzondere omstandigheden was bewogen tot het accepteren van de schikking. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de eiser professioneel werd bijgestaan door een raadsman, wat een indicatie is dat hij op de hoogte was van de gevolgen van de schikking. De vordering van de eiser is afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten. De rechter heeft spijt betuigd voor de vertraging in de uitspraak, die het gevolg was van de afwezigheid van de oorspronkelijke kantonrechter. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton, locatie Sittard-Geleen
Zaaknummer: 294902 CV EXPL 08-1990
Vonnis d.d. 16 september 2009
in de zaak van:
[eisende partij],
wonend te [woonplaats]
eisende partij,
gemachtigde: mr. H.G.M. Hilkens, advocaat te Echt (toevoeging nr. 1DX6666);
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NETHERLANDS CAR B.V.,
h.o.d.n. NEDCAR,
gevestigd te Born, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.L.W.G. Houtakkers, advocaat te Maastricht.
1. Het verdere verloop van de procedure
Ter uitvoering van het tussenvonnis van 25 maart 2009 heeft op 1 april 2009 een compa-ritie van partijen plaatsgevonden. Ter gelegenheid van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt.
Ter comparitie is andermaal vonnis bepaald waarvan de uitspraak nader is vastgesteld op heden.
2. Het geschil
Voor een omschrijving van het geschil en de door [eisende partij] ingestelde vordering alsmede het door NedCar daartegen gevoerde verweer wordt verwezen naar de door partijen genomen conclusies en de daarbij gevoegde producties.
In essentie stelt [eisende partij] zich op het standpunt dat op diverse juridische gronden de wer-king dient te worden ontzegd aan een tussen hem en zijn (voormalige) werkgever NedCar op 5 februari 2007 tijdens een andere procedure bij de Sector Kanton van de Rechtbank Maastricht getroffen schikking.
3. De verdere beoordeling
3.1 Door afwezigheid en ziekte van de kantonrechter die de zaak tot dusver in behandeling heeft gehad en ten overstaan van wie de comparitie van 1 april 2009 heeft plaatsgevonden, wordt dit vonnis gewezen door een andere kantonrechter.
Namens de Sector Kanton van deze Rechtbank betuigt deze kantonrechter spijt voor de vertraging die buiten toedoen van partijen bij het wijzen van dit vonnis is opgetreden en biedt hij partijen daarvoor excuses aan.
3.2 De vordering van [eisende partij] kan in feite niet los worden gezien van de daarbij horende voorgeschiedenis. Om het kort te zeggen: [eisende partij] heeft na vele jaren bij NedCar werk-zaam te zijn geweest (exploot prod. 1) ingestemd met een beëindiging van zijn arbeidsovereen-komst per 25 mei 2005, waarbij hem een "schadeloosstelling" van - afgerond - € 75.000,- is toegekend als suppletie van een mogelijk lager loon dan wel een uitkering (exploot prod. 2). Nadat het UWV bij brief van 14 november 2005 aan [eisende partij] had laten weten dat hij door zijn ontslagname verwijtbaar werkloos was en hij derhalve geen WW-uitkering toegekend zou krijgen (CvA prod. 1, bijlage 7), heeft de (toenmalige) raadsman van [eisende partij] NedCar bij exploot van 2 oktober 2006 gedagvaard en zich (primair) beroepen op een wilsgebrek aan de zijde van [eisende partij] bij het sluiten van de voornoemde beëindigingsovereenkomst (CvA prod. 1). In de daarop volgende procedure heeft dit vervolgens geleid tot de onder 2 genoemde minnelijke regeling van 5 februari 2007 (exploot prod. 3).
Thans stelt [eisende partij] zich (andermaal) op het standpunt dat hij de schikking nimmer heeft wensen aan te gaan. In juridisch opzicht wordt dit als volgt onderbouwd:
1) hem heeft de rechtens relevante wil ontbroken in de zin van artikel 3:33 BW (exploot sub 14-29);
2) de schikking is tot stand gekomen "door misbruik van omstandigheden ex artikel 3:44 BW lid 4" (exploot sub 30-37);
3) [eisende partij] is "van oordeel dat de als gevolg van de schikking geldende afspraken naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn", waarmee hij het oog heeft op het bepaalde in artikel 6:248 lid 2 BW (exploot sub 38-49);
4) In verband met hetgeen ter zake van 'goed werkgeverschap' in artikel 7:611 BW is bepaald, had NedCar de schikking niet met [eisende partij] mogen aangaan (exploot sub 50- 54).
De kantonrechter zal deze grondslagen hierna successievelijk aan de orde stellen.
3.3 [eisende partij] heeft niet weersproken dat de getroffen minnelijke schikking regeling tot doel had te bereiken dat "geen WW-aanspraken voor [eisende partij] verloren gingen" (CvA sub 9). Die doelstelling is ook bereikt, getuige de beslissing van het UWV van 17 augustus 2007 (exploot prod. 4). Gelet hierop valt niet in te zien dat reeds de inhoud van de schikking de conclusie zou wettigen "dat [eisende partij] deze overeenkomst niet "bij volle verstand" heeft gesloten", zoals [eisende partij] bij repliek op pagina vier (3e alinea) heeft betoogd.
Zelfs als zou moeten worden aangenomen dat [eisende partij] de wil in de door hem bedoelde zin heeft ontbroken, dan zou dit hem niet kunnen baten. In hetgeen door NedCar wordt aange-voerd, ligt immers een beroep op het vertrouwensbeginsel van artikel 3:35 BW besloten, welk beroep moet worden gehonoreerd. [eisende partij] werd immers in de procedure die tot de schikking heeft geleid, bijgestaan door een juridisch geschoold raadsman. Dat enkele feit vormt in beginsel een voldoende aanwijzing dat de betrokkene - in dit geval [eisende partij] - op adequate wijze is bijgestaan, ook voor wat betreft de totstandkoming van een regeling. De wederpartij - hier: NedCar - mag er in een dergelijk geval op vertrouwen dat de betrokkene weet en begrijpt wat hij doet en dat zijn wilsuitingen weloverwogen en op basis van deskun-dig advies tot stand zijn gekomen. Bijzondere feiten en omstandigheden die dit anders zou-den maken, zijn gesteld noch gebleken.
De passage in het proces-verbaal van de schikking die [eisende partij] onder punt 25 van het exploot van dagvaarding gedeeltelijk aanhaalt, luidt integraal als volgt:
"Partijen komen overeen dat de uitkering gedaan na de ontslagname wordt verrekend met de loonaan- spraak en de schadeloosstelling uit hoofde van de ontbinding. Op grond hiervan wordt [eisende partij] effec- tief niets meer betaald (cursivering Ktr.)".
De betekenis van dit citaat is duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Dat de cursief weergegeven zinsnede, althans de betekenis daarvan, volledig aan [eisende partij] voorbij zou zijn gegaan, valt moeilijk in te zien. Zo dit al anders mocht zijn, dan moet zulks met het oog op het voren overwogene voor rekening van [eisende partij] blijven.
3.4 Dezelfde omstandigheden als hierboven genoemd - veiligstelling van een WW-uitkering, bijstand door een raadsman en de heldere bewoordingen van de schikking - maken dat het niet aannemelijk kan worden geacht dat NedCar wist of had moeten begrijpen dat [eisende partij] door bijzondere omstandigheden zou zijn bewogen tot het accepteren van de schikking. Misbruik van omstandigheden kan derhalve niet aanwezig worden geoordeeld.
3.5 Het terzijdeschuiven van de schikking op grond van de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW) en/of op grond van slecht werkgeverschap (art. 7:611 BW) - daargelaten of aan de laatstgenoemde norm in dit verband zelfstandige werking toekomt - is evenmin aan de orde. Het valt hoe dan ook niet in te zien dat duidelijke afspraken die worden gemaakt in het kader van een juridische procedure waarin de betrok-kene professioneel wordt bijgestaan en die kennelijk tot het primair door betrokkene beoogde doel leiden, alsnog ten nadele van de wederpartij zouden moeten worden gedesavoueerd met een beroep op de redelijkheid en billijkheid en/of de stelling dat de wederpartij in haar hoe-danigheid van (voormalig) werkgever anders had behoren te handelen.
3.6 Het vorenstaande kan tot geen andere conclusie leiden dan dat de vordering van [eisende partij] moet worden afgewezen. Als in het ongelijk gestelde partij wordt [eisende partij] tevens veroordeeld in de proceskosten.
4. De beslissing
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [eisende partij] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van NedCar tot aan deze uitspraak begroot op € 500,- aan salaris gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
MC