ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ8236

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
16 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
331221 CV EXPL 09-1858
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot betaling van niet-betaalde autorijlessen met afwijzing van rente en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft de eisende partij, een vennootschap onder firma, een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij wegens niet-betaalde autorijlessen. De eisende partij heeft bij dagvaarding van 2 april 2009 een bedrag van € 412,45 gevorderd, bestaande uit € 330,00 hoofdsom voor de autorijlessen, € 7,45 aan rente en € 37,00 aan buitengerechtelijke kosten. De gedaagde partij heeft schriftelijk geantwoord en betwist dat zij in verzuim was, en heeft aangevoerd dat zij de volledige cursus had betaald. De eisende partij heeft gereageerd met een repliek en aanvullende producties ingediend, waarbij zij volhardde in haar vordering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde partij een vergoeding van de genoten autorijlessen verschuldigd is. De hoofdsom van € 330,00 is toegewezen, maar de gevorderde rente van € 7,45 is afgewezen omdat de eisende partij niet had aangetoond wanneer de gedaagde partij in verzuim was geraakt. De rechtbank oordeelde dat er geen concrete verzuimdatum was vastgesteld en dat de eisende partij niet had aangetoond dat er een krediettermijn van dertig dagen gold. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn eveneens afgewezen, omdat de werkzaamheden die daaraan zijn verbonden zijn verricht in een periode waarin niet kon worden vastgesteld dat de gedaagde partij in verzuim was.

De rechtbank heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eisende partij, die zijn begroot op € 289,25, inclusief een bedrag van € 120,00 aan salaris van de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter H.W.M.A. Staal op 16 september 2009 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 331221 CV EXPL 09-1858
typ: MO
vonnis van 16 september 2009
in de zaak van
vennootschap onder firma [eisende partij],
gevestigd te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij],
gemachtigden: een onbekend gelaten persoon ten kantore van Graydon Nederland B.V., deurwaarderskantoor te Amsterdam en een evenzeer onbekend gelaten persoon ten kantore van LAVG, deurwaarderskantoor te Roosendaal
tegen
[gedaagde partij],
wonend te [woonplaats],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde partij],
gemachtigde: mr. A.M.H.E.G. Lemmens, advocaat te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[eisende partij] heeft bij dagvaarding van 2 april 2009 een vordering ingesteld tegen [gedaagde partij] en heeft zich daarvoor mede beroepen op aan het exploot van dagvaarding gehechte producties.
[gedaagde partij] heeft schriftelijk geantwoord.
[eisende partij] heeft daarop voor repliek geconcludeerd onder toevoeging van twee (deels meervoudige) producties. Hoewel onduidelijk is wiens handtekening onder de conclusie prijkt, zal dit processtuk aan [eisende partij] worden toegerekend.
[gedaagde partij] heeft vervolgens voor dupliek geconcludeerd.
Hierna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader op vandaag is gesteld.
MOTIVERING
In voormeld exploot van dagvaarding vordert [eisende partij] de veroordeling van [gedaagde partij], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 412,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 330,00 met ingang van de dag van dagvaarding, onder verwijzing van [gedaagde partij] in de kosten van het geding.
De vordering is als volgt opgebouwd:
€ 330,00 hoofdsom (niet-betaalde autorijlessen)
€ 7,45 (vergoeding van) rente vanaf de dag van opeisbaarheid van de
hoofdsom tot op de dag van dagvaarding
€ 37,00 (vergoeding van) buitengerechtelijke kosten exclusief btw.
Ter onderbouwing van haar vordering heeft [eisende partij] aangevoerd dat zij in of omstreeks november 2008 in opdracht, althans voor rekening van gedaagde autorijlessen heeft verzorgd. [gedaagde partij] heeft een deel van het verschuldigde lesgeld niet voldaan. Omdat betaling van het niet-betaalde lesgeld ad € 330,00 uitbleef, heeft [eisende partij] [gedaagde partij] diverse malen aangemaand. Wegens deze werkzaamheden vordert [eisende partij] vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
[gedaagde partij] stelt bij conclusie van antwoord dat uit de aantekening op de lesovereenkomst volgt dat zij de gehele cursus heeft betaald. Ook stelt [gedaagde partij] zich op het standpunt dat niet is gebleken van een aanvullende overeenkomst of facturen waarop de vordering van [eisende partij] zou zijn gebaseerd. [gedaagde partij] betwist de in verband met de vermeende buitengerechtelijke kosten opgevoerde werkzaamheden. Wel erkent [gedaagde partij] dat zij een aantal brieven van Graydon heeft gekregen. Verder voert [gedaagde partij] aan dat zij met LAVG is overeengekomen dat de uitspraak van de onderbewindstelling zou worden afgewacht alvorens nadere stappen omtrent de onderhavige vordering zouden worden genomen.
[eisende partij] persisteert bij conclusie van repliek bij haar vordering en voegt hier – samengevat en voor zover hier van belang – het navolgende aan toe. Zoals vermeld in de aantekening op de lesovereenkomst heeft [gedaagde partij] de kosten van het basispakket voldaan. Naast het basispakket heeft [gedaagde partij] nog elf extra praktijklessen gevolgd, die onbetaald zijn gelaten. Ter zake de buitengerechtelijke kosten merkt [eisende partij] op dat Graydon – na de door [eisende partij] zelf verstuurde herinnerings- en sommatiebrieven – ook “diverse werkzaamheden heeft verricht”.
Bij conclusie van dupliek erkent [gedaagde partij] dat zij nog aanvullende lessen heeft genoten die nog betaald dienen te worden. Wat betreft de buitengerechtelijke kosten persisteert [gedaagde partij] bij haar stelling dat was overeengekomen dat de uitspraak van de onderbewindstelling zou worden afgewacht alvorens nadere stappen omtrent de onderhavige vordering zouden worden genomen.
Vaststaat dat [gedaagde partij] een vergoeding van de genoten autorijlessen is verschuldigd aan [gedaagde partij]. De hoofdsom ad € 330,- zal dan ook worden toegewezen.
Vergoeding van de post “vervallen rente” tot een bedrag van € 7,45 zal worden afgewezen, nu [eisende partij] niet heeft gesteld met ingang van welke datum [gedaagde partij] met betaling van de hoofdsom in verzuim is. [eisende partij] vermeldt weliswaar dat tussen partijen een krediettermijn van dertig dagen gold en dat [gedaagde partij] in verzuim was nadat voornoemde termijn was verstreken en betaling uitbleef, maar [eisende partij] heeft nagelaten te vermelden op welke grond zij van oordeel is dat tussen partijen een dergelijke krediettermijn gold en of en waarom een dergelijke termijn een fataal karakter heeft. Verder is gesteld noch gebleken dat er andere redenen zijn om aan te nemen dat in dit geval ingebrekestelling voor het intreden van verzuim achterwege kon blijven en blijkt uit de door [eisende partij] ontwikkelde stellingen evenmin een concrete verzuimdatum als uitvloeisel van enigerlei ingebrekestelling. Derhalve is niet komen vast te staan dat [gedaagde partij] eerder dan per datum dagvaarding in verzuim is geraakt. Hiermee is onduidelijk gebleven over welke periode en krachtens welke feitelijke en juridische gronden rente is berekend. Wel is de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding toewijsbaar, omdat [gedaagde partij] in ieder geval vanaf die datum in verzuim was.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal in verband hiermee eveneens worden afgewezen. De met die kosten samenhangende werkzaamheden zijn immers verricht tijdens een periode waarvan niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde partij] in verzuim was. Hieruit volgt dat niet kan worden vastgesteld dat de gestelde activiteiten hebben geleid tot (naar noodzaak en omvang) redelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW.
[gedaagde partij] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij tot betaling van de aan de zijde van [eisende partij] gevallen proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING
Veroordeelt [gedaagde partij] om aan [eisende partij] tegen bewijs van kwijting een bedrag te voldoen van
€ 330,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2009 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt [gedaagde partij] tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eisende partij] tot op heden begroot op € 289,25, waaronder een bedrag van € 120,- aan salaris van de gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken, in aanwezigheid van de griffier.