- [eisende partij], blijkens het overgelegde arbeidscontract geboren op [1964], is van 16 maart 1991 tot 1 oktober 2008 krachtens arbeidsovereenkomst, uiteindelijk voor onbepaalde duur, in dienst van [gedaagde partij] geweest in het door deze geëxploiteerde hotel [naam].
- Aan de arbeidsovereenkomst is op verzoek van [eisende partij] een einde gekomen door een ontbindingsbeschikking d.d. 9 september 2008 van de kantonrechter te Maastricht, die zijn oordeel baseerde op het wegvallen van de tussen partijen noodzakelijk te achten vertrouwensbasis.
- Aan [eisende partij] is bij die gelegenheid een vergoeding van € 50.000,= bruto toegekend, waar [eisende partij] in zijn verzoekschrift had aangedrongen op toekenning van een aanzienlijk hoger bedrag ( € 110.192,57 bruto).
- Kennelijk krachtens incorporatie achten partijen de collectieve arbeidsovereenkomst voor het horeca- (en aanverwante) bedrijf van toepassing op haar rechtsverhouding.
- De toepasselijke collectieve regeling, verder aangeduid als cao (partijen schrijven in afwijking van de gangbare spelling “CAO”), heeft geen standaardkarakter, zodat afwijkingen ten gunste van de werknemer toegestaan zijn.
- Indeling in de functie assistent-bedrijfsleider, functiegroep 6, referentienummer 1.06 is bepalend geweest voor de beloning van de werkzaamheden van [eisende partij], die laatstelijk een loon per maand van € 2.844,05 bruto ontving naast een maandelijkse vergoeding van € 165,87 voor de zorgverzekering en (jaarlijks te betalen) 8% vakantiebijslag.
- De formele leiding bij [gedaagde partij] berustte laatstelijk, sedert het overlijden van directeur [naam overledene] en na het vertrek van diens erfgenaam [erfgenaam] vanaf 8 februari 2002 bij de directrice van de vennootschap, [directrice], aan wie [eisende partij] (als enige) verantwoording verschuldigd was.
- Van 29 mei 2007 tot 1 oktober 2008 heeft [eisende partij] na ziekmelding geen arbeid meer verricht, gedurende een deel van de periode (en in ieder geval laatstelijk) niet of niet primair wegens ziekte doch om redenen van een gerezen conflict dat tot situatieve arbeidsongeschiktheid heeft geleid.
- Als (assistent-)bedrijfsleider was [eisende partij] (mede) verantwoordelijk voor de opstelling van dienstroosters en de registratie van werk- en verlofuren.
- [eisende partij] heeft zich niet eerder dan bij brief d.d. 13 november 2008 van zijn gemachtigde jegens [gedaagde partij] op het standpunt gesteld dat loonafrekeningen niet correct hadden plaatsgevonden en dat over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 30 september 2008 nabetalingen wegens overwerk en verlof dienden plaats te vinden (een aldus in eerste instantie gepresenteerde berekening is bij brief van 8 april 2009 van dezelfde gemachtigde naar beneden bijgesteld).