ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ8250
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van eenzijdige beëindiging van een consumentenovereenkomst door een telecommunicatiebedrijf
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 19 augustus 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen Intrum Justitia B.V. en een gedaagde partij, die een overeenkomst had gesloten met Vodafone Libertel B.V. De gedaagde had deze overeenkomst niet nageleefd, wat leidde tot een eenzijdige beëindiging door Vodafone wegens wanbetaling. Intrum, die de vordering van Vodafone had overgenomen, vorderde betaling van de gedaagde voor de resterende abonnementskosten en bijkomende kosten. De kantonrechter heeft de vordering van Intrum beoordeeld aan de hand van de algemene voorwaarden van Vodafone en de relevante wetgeving inzake consumentenovereenkomsten.
De rechter oordeelde dat de gevorderde schadevergoeding, die bestond uit de resterende abonnementskosten, onevenredig hoog was. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de gedaagde na de ontbinding van de overeenkomst geen diensten meer ontving van Vodafone, en er onvoldoende bewijs was dat de gedaagde voordeel had genoten dat kon worden afgezet tegen de gestelde schade. De kantonrechter heeft de vordering tot schadevergoeding afgewezen en het beding dat deze schadevergoeding mogelijk maakte, vernietigd.
Daarnaast werd ook de vordering tot betaling van vervallen rente en buitengerechtelijke kosten afgewezen, omdat er geen sprake was van verzuim vóór de datum van dagvaarding. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde niet voldoende had betwist dat zij de vordering niet had betaald, en dat Intrum recht had op betaling van het bedrag dat was vastgesteld in de uitspraak. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 1.020,98 aan Intrum, vermeerderd met wettelijke rente, en werd ook in de proceskosten veroordeeld.