ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ8252

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
19 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
329065 CV EXPL 09-1545
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stille cessie en de positie van de debiteur in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 19 augustus 2009 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposante, die in verzet is gekomen tegen een verstekvonnis van 21 januari 2009, betwistte de vordering van InVesting B.V. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst tussen de opposante en Vodafone, waarvan de vordering door middel van een akte van cessie aan InVesting was overgedragen. De opposante stelde dat zij geen overeenkomst met InVesting had gesloten en dat de cessie niet rechtsgeldig was, omdat zij niet op de hoogte was gesteld van de cessie. De kantonrechter oordeelde dat de mededeling aan de debiteur niet bepalend is voor de levering van het vorderingsrecht, maar wel voor de positie van de debiteur. Na de mededeling kan de debiteur alleen nog bevrijdend betalen aan de cessionaris, in dit geval InVesting.

De kantonrechter heeft de vordering van InVesting gedeeltelijk toegewezen. De opposante werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 610,18, vermeerderd met wettelijke rente. De rechter oordeelde dat de algemene voorwaarden van Vodafone van toepassing waren, omdat daar in de overeenkomst naar was verwezen. De vordering ter zake van vervallen rente werd slechts ten dele toegewezen, omdat InVesting geen specificatie had verstrekt. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
Zaaknummer: 329065 CV EXPL 09-1545
typ: AodK
Vonnis van 19 augustus 2009
in de zaak
[opposante]
wonend te [adres],
opposante,
hierna te noemen [opposante],
gemachtigde: mr. J.H. Smeets, advocaat te Brunssum, (toevoeging [nummer]),
tegen
INVESTING B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Hilversum,
geopposeerde,
hierna te noemen InVesting,
gemachtigde: een onbekend gebleven persoon ten kantore van “Vesting Finance Incasso B.V.” te Hilversum.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[opposante] is bij dagvaarding van 18 maart 2009 in verzet gekomen van een op 21 januari 2009 door deze Rechtbank bij verstek gewezen vonnis. Aan het verzetsexploot tussen partijen waren twee producties gehecht. Op 24 maart 2009 is een herstelexploot uitgebracht.
Vervolgens hebben partijen respectievelijk een conclusie van antwoord in oppositie met producties en een conclusie van repliek in oppositie genomen.
Hierna is uitspraak bepaald, waarvan de uitspraak nader is vastgesteld op heden.
MOTIVERING
Nu het tegendeel niet is gesteld en daarvan ook niet is gebleken, neemt de kantonrechter aan dat [opposante] tijdig in verzet is gekomen van het tegen haar als gedaagde – onder de naam [opposante] voorheen handelend onder de naam [naam] – onder zaak/rolnr. 320067 CV EXPL 09-63 gewezen verstekvonnis van 21 januari 2009, waarbij zij jegens InVesting is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.984,39 met de overeengekomen rente over € 1.471,75 vanaf 4 december 2008 en tot betaling van de proceskosten.
Ter inleiding van vorenbedoelde procedure heeft InVesting op 4 december 2008 een exploot van dagvaarding aan [opposante] doen betekenen en daarin het volgende als grondslag van haar vordering geformuleerd.
Vodafone Libertel B.V. gevestigd te Maastricht (hierna: Vodafone) heeft de “bovenstaande vordering” door middel van een akte van cessie verkocht en in eigendom overgedragen aan InVesting. [opposante] heeft met InVesting een overeenkomst gesloten betreffende een telefoon-abonnement. Krachtens die overeenkomst heeft InVesting van [opposante] aan hoofdsom opeisbaar te vorderen gekregen een bedrag van € 1.471,75. InVesting heeft voor dit bedrag facturen aan [opposante] verzonden, die ondanks herinneringen en aanmaningen onbetaald zijn gebleven. Daarom maakt InVesting naast bedoelde hoofdsom tevens aanpraak op vergoeding van vervallen rente en incassokosten.
Bij verzetdagvaarding vordert [opposante] haar te ontheffen van de veroordeling die tegen haar is uitgesproken in het verstekvonnis van 21 januari 2009 en InVesting niet-ontvankelijk te verklaren in haar eis dan wel die eis ongegrond en/of onbewezen te verklaren.
Als verweer voert [opposante] het volgende aan.
[opposante] betwist een overeenkomst met InVesting te hebben gesloten.
De overeenkomst die door InVesting als productie 1 bij het exploot is overgelegd, is gesloten tussen [opposante] en Vodafone. [opposante] leidt uit het exploot min of meer af dat deze overeenkomst aan de vordering ten grondslag wordt gelegd en dat InVesting de onderhavige vordering tegen haar heeft ingesteld in haar hoedanigheid van rechtsopvolgster van Vodafone. Dit laatste is [opposante] niet bekend en omdat zij geen overeenkomst heeft gesloten met InVesting, dient [opposante] te worden ontheven van de bij bedoeld verstekvonnis uitgesproken veroordeling en dient – opnieuw rechtdoende – InVesting niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering dan wel dient de vordering te worden afgewezen.
Bij antwoord in oppositie licht InVesting haar vordering verder toe en legt zij een aantal producties over. [opposante] heeft daarop nog gereageerd.
In het oorspronkelijke exploot onder 1 stelde InVesting dat [opposante] “met haar” een overeenkomst heeft gesloten inzake (een) telefoonabonnement(en). Daarbij is verwezen naar productie 1, maar die heeft betrekking op een overeenkomst tussen [opposante] en Vodafone. [opposante] betwist een overeenkomst met InVesting te hebben gesloten. Pas door het antwoord in oppositie wordt duidelijk dat InVesting doelt op de overeenkomst tussen Vodafone en [opposante] en dat het Vodafone is geweest die de in het inleidende exploot vermelde facturen aan [opposante] heeft gezonden. Volgens InVesting is [opposante] met betaling van die facturen in gebreke gebleven en de daaruit voortgevloeide vordering is door middel van een akte van cessie aan InVesting verkocht en geleverd. [opposante] betwist van die cessie op de hoogte te zijn gesteld.
InVesting stelt zich op het standpunt – zo begrijpt de kantonrechter althans uit het antwoord in oppositie – dat een mededeling aan [opposante] niet nodig was, omdat sprake is geweest van een zogenoemde “stille cessie” en legt als productie 7 bij antwoord in oppositie een kopie over van de onderhandse akte van cessie. Daarvan heeft volgens InVesting registratie plaatsgevonden bij de Inspectie der Registratie en Successie van de Belastindienst, hetgeen door [opposante] niet wordt weersproken.
Gelet op het bepaalde in artikel 3:94 lid 3 BW is sprake van een rechtsgeldige cessie. De mededeling is in dezen niet bepalend voor de levering van het vorderingsrecht, wel voor de positie van de debiteur. Na de mededeling kan de debiteur alleen nog bevrijdend aan de cessionaris – in casu InVesting – betalen.
Uit de repliek blijkt overigens dat InVesting [opposante] bij brief d.d. 27 april 2009 (alsnog) in kennis heeft gesteld van het feit dat zij de vordering die Vodafone op [opposante] heeft, van Vodafone heeft “gekocht”, maar [opposante] stelt dat die brief haar niet heeft bereikt. Ook uit de conclusie van 29 april 2009 echter kan een dergelijke mededeling worden afgeleid, zodat thans zonder meer bevrijdende betaling door [opposante] van de vordering – die zij overigens in het geheel niet betwist zoals hierna blijkt – aan InVesting kan plaatsvinden.
[opposante] heeft de gestelde overeenkomst met Vodafone en de bij repliek overgelegde kopie-facturen met de nummers 74910768, 76401341 en 77901055 alsmede de daarbij verstrekte specificaties niet betwist, hetgeen de conclusie rechtvaardigt dat [opposante] gedurende die maanden gebruik heeft gemaakt van de diensten van Vodafone. Op grond daarvan is zij gehouden het totaal van deze facturen tot een bedrag van € 460,18 te voldoen.
Anders ligt dat met betrekking tot de factuur met het nummer 78350902, gedateerd 4 oktober 2007, die betrekking heeft op het saldo van de resterende abonnementstermijnen tot “het einde van het contract”. InVesting heeft zich in het geheel niet uitgelaten over de (juridische) basis van dit onderdeel van de vordering. Voor het geval dit onderdeel is gebaseerd op een bepaling in de algemene voorwaarden van Vodafone, oordeelt de kantonrechter als volgt.
[opposante] stelt zich op het standpunt dat de algemene voorwaarden niet van toepassing kunnen zijn, omdat zij zich daarmee niet uitdrukkelijk akkoord verklaard heeft en omdat die algemene voorwaarden haar ook niet zijn overhandigd. Bij de beantwoording van de vraag of de algemene voorwaar¬den van Vodafone van toepassing zijn, dienen de maatstaven te worden aangelegd die in het algemeen gelden bij de totstandkoming van overeenkomsten. De toepasselijkheid van algemene voorwaarden kan worden aangenomen indien zij door de gebruiker is voorgesteld en door de wederpartij is aanvaard, waaronder begrepen het geval dat de wederpartij het gerechtvaardigde vertrouwen heeft gewekt met de toepasselijkheid in te stemmen. Hierbij is het niet noodzakelijk dat de wederpartij de inhoud van de algemene voorwaarden kent. Voldoende is dat vóór of bij het sluiten van de overeenkomst naar de algemene voorwaarden is verwezen. In de onderhavige schriftelijke overeenkomst tussen [opposante] en Vodafone is duidelijk verwezen naar de algemene voorwaarden, zodat die wel degelijk van toepassing zijn geworden.
De kantonrechter is ambtshalve verplicht tot toetsing van bedingen in algemene voorwaarden in consumentenovereenkomsten op eventuele onredelijke bezwarendheid en/of oneerlijkheid.
In EG Richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993, lid 3, is bepaald dat “een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, als oneerlijk wordt beschouwd als het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.” Dat is het geval als er sprake is van bedingen die tot doel of tot gevolg hebben: “de consument die zijn verbintenissen niet nakomt een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.”
Bij het in rekening brengen van de resterende termijnen als schadevergoeding kan sprake zijn van een onevenredig hoge schadevergoeding zoals hiervoor bedoeld en een beding dat daarop ziet zou onredelijk bezwarend kunnen zijn. Of daarvan daadwerkelijk sprake is, dient te worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval.
Gesteld noch gebleken is dat tegenover de verplichting tot betaling van de vaste abonnementskosten over de resterende looptijd van de overeenkomst nog diensten hebben gestaan van Vodafone of dat aan [opposante] een voordeel is gegund bijvoorbeeld in de vorm van een gratis telefoontoestel met een bepaalde waarde. Indien de vordering met betrekking tot betreffende de resterende abonnementstermijnen gebaseerd zou zijn op een beding uit de algemene voorwaarden, is dat beding in casu in elk geval als onredelijk bezwarend aan te merken. Het vorenstaande in onderlinge samenhang beschouwd, leidt tot de conclusie dat dit onderdeel van de vordering in elk geval dient te worden afgewezen en dat het betreffende beding wordt vernietigd, althans buiten toepassing gelaten.
Voor wat betreft de vordering ter zake van vervallen rente verwijst InVesting naar de algemene voorwaarden, waaruit blijkt dat [opposante] zonder ingebrekestelling in verzuim is indien geen of onvolledige betaling plaatsvindt binnen dertig dagen vanaf de factuurdatum. De vordering wordt echter slechts ten dele toegewezen en onduidelijk is welke omvang de post vervallen rente in relatie tot het toe te wijzen deel heeft omdat InVesting geen specificatie heeft verstrekt. Daarom zal rente worden toegewezen vanaf de respectieve verzuimdata van de facturen ten aanzien waarvan [opposante] tot betaling wordt veroordeeld.
Met betrekking tot de vordering ter zake van incassokosten is de kantonrechter van oordeel dat InVesting omtrent de aan de procedure voorafgegane incasso(pogingen) voldoende (gespecificeerd en gemotiveerd) heeft gesteld om daaruit te kunnen concluderen dat werkzaamheden zijn verricht en kosten zijn gemaakt die de normale voorbereiding van een gerechtelijke procedure te buiten gaan. Daarmee is komen vast te staan dat de door InVesting bedoelde werkzaamheden en kosten verder strekten dan de verrichtingen en kosten waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Rv. een voorziening geven. Dit onderdeel van de vordering zal derhalve worden toegewezen, met dien verstande dat het bedrag zal worden gematigd tot € 150,00 conform het in dit geval gebruikelijke aan de hoofdsom gerelateerde forfaitaire tarief, rekening houdend met verrekenbaarheid van de btw.
Op grond van het vorenstaande slaagt [opposante] slechts ten dele in haar verzet. Het op 21 januari 2009 uitgesproken verstekvonnis kan niet in stand blijven. Opnieuw rechtdoend dient [opposante] te worden veroordeeld tot betaling van bedoeld bedrag van € 460,18, vermeerderd met € 150,00 wegens incassokosten en (vervallen) rente zoals hierna omschreven.
Nu beide partijen over en weer op enkele relevante punten in het ongelijk zijn gesteld, dienen de proceskosten in het geheel te worden gecompenseerd.
BESLISSING
in oppositie
Vernietigt het onder zaak/rolnr. 329065 CV EXPL 09-1545 gewezen verstekvonnis van 21 januari 2009.
opnieuw rechtdoend
Veroordeelt [opposante] om aan InVesting tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 610,18, vermeerderd met de wettelijke rente over de op basis van de facturen met de nummers 74910768, 76401341 en 77901055 verschuldigde bedragen vanaf de respectieve verzuimdata tot en met 4 december 2008 en tevens met de wettelijke rente over de som van die facturen (€ 460,18) vanaf 4 december 2008 tot de dag van voldoening.
Compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.