ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ8332

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
16 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
307872 CV EXPL 08-3909
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van abonnementskosten en schadevergoeding na beëindiging mobiele telefonieovereenkomst

In deze zaak vorderde Vodafone Libertel B.V. betaling van abonnementskosten en schadevergoeding van gedaagden, die een mobiele telefonieovereenkomst hadden afgesloten. De overeenkomst was aangegaan op 1 maart 2003 voor een periode van 24 maanden, met verlengingen in 2005 en 2007. Gedaagde partij 1 ontving bij elke verlenging een gratis mobiele telefoon, waarvan de waarde door Vodafone werd ingeschat op € 300,00 exclusief btw. Vodafone stelde dat gedaagde partij 1 zijn verplichtingen niet was nagekomen, wat leidde tot gederfde winst en schade door de gratis verstrekte telefoons.

Gedaagde partij 2 betwistte de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en stelde dat de schade niet aan de orde was, omdat de telefoons een eigen keuze van Vodafone waren en als afgeschreven konden worden beschouwd. De kantonrechter oordeelde dat Vodafone de schade door de gratis telefoons voldoende had geconcretiseerd, maar dat de gederfde winst niet gelijk was aan de gevorderde abonnementskosten, omdat er geen diensten meer werden geleverd na de beëindiging van de overeenkomst.

Uiteindelijk werd een bedrag van € 664,77 toegewezen aan Vodafone, vermeerderd met wettelijke rente. De kantonrechter wees de overige vorderingen af en veroordeelde gedaagden hoofdelijk tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 16 september 2009 door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 307872 CV EXPL 08-3909
typ: RK
Vonnis d.d. 16 september 2009
in de zaak van
VODAFONE LIBERTEL B.V., rechtsopvolgster van VODAFONE LIBERTEL N.V.,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
verder te noemen: Vodafone,
gemachtigde: J.H.L. Sinkiewicz, deurwaarder te Maastricht
tegen
[gedaagde partij 1],
wonend te [woonplaats],
gedaagde partij 1,
verder te noemen: [gedaagde partij 1],
en
[gedaagde partij 2],
wonend te [woonplaats],
gedaagde partij 2,
verder te noemen: [gedaagde partij 2],
gemachtigde: mr. H.J.J. van der Salm, advocaat te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Voor het eerdere procesverloop wordt verwezen naar het op 15 april 2009 gewezen tussenvonnis.
Ter voldoening aan dit tussenvonnis heeft Intrum Justitia Nederland B.V. (verder te noemen: Intrum Justitia) in plaats van Vodafone ter rolzitting van 10 juni 2009 een akte genomen. Hoewel Intrum Justitia geen procespartij in dezen is, en hoewel de namens haar procederende mr. P.L.J.M. Guinée nimmer uitdrukkelijk als gemachtigde in plaats van deurwaarder Sinckiewicz is gesteld in deze procedure, zal haar akte (met inbegrip van de daaraan gehechte producties) wel aan Vodafone worden toegerekend, nu uit het exploot van dagvaarding blijkt dat Intrum Justitia in het onderhavige geschil eerder als incassogemachtigde voor Vodafone is opgetreden.
[gedaagde partij 2] heeft vervolgens ter rolzitting van 22 juli 2009 bij antwoordakte gereageerd.
Daarna is wederom vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader op vandaag is gesteld.
MOTIVERING
Voor wat betreft de inhoud van het gevorderde, het gevoerde verweer en de voorlopige beoordeling aan de hand van de tot dan toe vastgestelde feiten wordt verwezen naar het voornoemde tussenvonnis van 15 april 2009, waarbij de kantonrechter ten volle volhardt.
Intrum Justitia stelt bij akte dat de aan de vordering ten grondslag liggende overeenkomst op 1 maart 2003 is aangegaan voor een periode van 24 maanden, welke termijn per 1 maart 2005 en vervolgens per 1 maart 2007 steeds werd verlengd met 24 maanden. In het kader van beide verlengingen heeft [gedaagde partij 1] een nieuw mobiel telefoontoestel om niet van Vodafone ontvangen, te weten (in 2005) een Nokia 6630 en (in 2007) een Nokia N70, (elk) ter waarde van € 300,00 exclusief btw. Het betreft hier een investering die door Vodafone is gedaan in de gerechtvaardigde verwachting dat [gedaagde partij 1] zijn verplichtingen uit de onderhavige overeenkomst zou nakomen. Nu [gedaagde partij 1] die verwachting heeft gefrustreerd, is hierin een schadepost gelegen.
De door Vodafone geleden schade betreft voorts gederfde winst, welke bij instandhouding en nakoming van de overeenkomst de resultante zou zijn geweest van vaste en variabele inkomsten enerzijds en door Vodafone te maken kosten anderzijds.
Bij antwoordakte van 22 juli 2009 betwist [gedaagde partij 2] de toepasselijkheid van algemene voorwaarden omdat uit niets blijkt dat Vodafone deze heeft overhandigd aan [gedaagde partij 1]. Subsidiair stelt [gedaagde partij 2] dat voor zover wel algemene voorwaarden zijn overeengekomen, deze kennelijk onredelijk bezwarend zijn, meer specifiek indien (op grond van die algemene voorwaarden) termijnen na afloop van de overeenkomst als aanvullende schadevergoeding worden gevorderd.
Voorts voert [gedaagde partij 2] aan dat het verstrekken van een telefoontoestel ter waarde van
€ 300,00 een eigen keuze is geweest van Vodafone en dat een dergelijk toestel ‘zowel economisch als technisch als afgeschreven (kan) worden beschouwd’, zodat schade niet aan de orde is.
Allereerst merkt de kantonrechter op dat [gedaagde partij 2], door bij haar akte van 22 juli 2009 (alsnog) de toepasselijkheid van de onderhavige algemene voorwaarden te betwisten, buiten de beantwoordingsruimte treedt die haar bij tussenvonnis was geboden. Voorts acht de kantonrechter het in strijd met een goede procesorde om een dergelijk verweer pas in deze fase van het geschil te voeren, zodat daaraan voorbijgegaan zal worden.
Op grond van hetgeen bij tussenvonnis van 15 april 2009 is overwogen, diende Vodafone de beweerdelijk geleden schade in de vorm van gederfde inkomsten en geleden verlies ten aanzien van de periode na afsluiting van de telefoonverbinding tot het einde van de contractsperiode (nader) te concretiseren.
Gelet op hetgeen bij akte van 10 juni 2009 naar voren is gebracht, is de kantonrechter van oordeel dat, anders dan Vodafone meent, haar schade niet gelijk is aan gederfde inkomsten. Tegenover de in artikel 15 lid 2 van de algemene voorwaarden neergelegde verplichting tot betaling van de vaste abonnementskosten over de resterende looptijd van de overeenkomst, staan immers vanaf het moment van afsluiting van het mobiele netwerk geen diensten meer van Vodafone. Zij hoeft vanaf dat moment ook geen kosten meer te maken die samenhangen met de instandhouding van een mobiele telefonieaansluiting of een netwerk, althans geen kosten die aan een individuele gebruiker als [gedaagde partij 1] toegerekend kunnen worden. Dit biedt derhalve onvoldoende grondslag voor toewijzing van dit deel van de gevorderde hoofdsom.
Dit ligt anders ten aanzien van het (bij herhaling) gratis verstrekte mobiele telefoontoestel. De kantonrechter is van oordeel dat Vodafone die schadepost wel voldoende heeft geconcretiseerd. [gedaagde partij 2] betwist niet dat de door Vodafone bedoelde toestellen gratis aan [gedaagde partij 1] zijn verstrekt, noch dat zij op het moment van verstrekking elk een waarde van € 300,00 vertegenwoordigden. Dat elk toestel (inmiddels) als afgeschreven kan worden beschouwd, zoals [gedaagde partij 2] stelt (maar op geen enkele wijze heeft onderbouwd), doet daar geenszins aan af. Dit onderdeel van de gevorderde hoofdsom zal derhalve (tot een bedrag van € 300,00) worden toegewezen.
Het vorenstaande, bezien in samenhang met het tussenvonnis van 15 april 2009, leidt tot de conclusie dat van de gevorderde hoofdsom in totaal een bedrag van € 664,77 (€ 364,77 +
€ 300,00) kan worden toegewezen, vermeerderd met de tot 19 september 2008 vervallen wettelijke rente over een bedrag van € 364,77 en met de wettelijke rente over € 664,77 vanaf 23 september 2008 tot aan de dag van algehele voldoening. Het overige deel van de gevorderde hoofdsom, te weten een bedrag van € 76,92, dient te worden afgewezen. Wel komt Vodafone nog een verder niet betwist bedrag van € 12,19 aan tot 19 september 2008 berekende vervallen rente toe.
Zoals in het tussenvonnis reeds was overwogen, zal de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten worden afgewezen.
[gedaagde partij 2] zal met [gedaagde partij 1] tegen wie verstek is verleend, hoofdelijk tot betaling worden veroordeeld.
[gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij eveneens hoofdelijk tot betaling van de aan de zijde van Vodafone gevallen proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING
Veroordeelt [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan Vodafone te voldoen een bedrag van € 664,77, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2008 tot aan de dag van algehele voldoening alsmede een bedrag van € 12,19 aan reeds tot 19 september 2008 vervallen wettelijke rente.
Veroordeelt [gedaagde partij 1] en [gedaagde partij 2] hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Vodafone tot de datum van dit vonnis begroot op € 531,80, bestaande uit € 300,00 aan salaris gemachtigde, € 153,00 aan vastrecht en € 78,80 aan explootkosten.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in het openbaar
uitgesproken, in aanwezigheid van de griffier.