ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ8341
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot betaling van een bedrag na cessie van een vordering
In deze zaak vorderde Intrum Justitia Nederland B.V. (hierna: Intrum) betaling van een bedrag van € 1.889,59 van de gedaagde partij, die in het verleden een overeenkomst had gesloten met Orange Nederland N.V. (hierna: Orange) voor mobiele telefoniediensten. De gedaagde partij had haar betalingsverplichtingen niet nagekomen, wat leidde tot de vordering van Intrum, die stelde de vordering van Orange te hebben gekocht. De gedaagde partij betwistte echter dat Intrum rechthebbende was op de vordering, omdat er geen rechtsgeldige cessie had plaatsgevonden. De gedaagde partij voerde aan dat Intrum niet had aangetoond dat de vordering daadwerkelijk aan haar was overgedragen en dat de aanmaningen niet deugdelijk waren bewezen.
De rechtbank overwoog dat voor een rechtsgeldige cessie vereist is dat de vorderingsrechten zijn geleverd en dat de debiteur hiervan op de hoogte is gesteld. Intrum had weliswaar gesteld dat de gedaagde partij op de hoogte was van de overname, maar had geen bewijs geleverd van de levering van de vorderingsrechten. Hierdoor was niet komen vast te staan dat Intrum een zelfstandige vordering had jegens de gedaagde partij. De rechtbank concludeerde dat de vordering van Intrum integraal moest worden afgewezen.
Als de in het ongelijk gestelde partij werd Intrum veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die op € 300,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter mr. H.W.M.A. Staal op 5 augustus 2009.