ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ8345

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
5 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
327156 CV EXPL 09-1239
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nakoming van een vaststellingsovereenkomst en de geldigheid daarvan onder bedreiging of misbruik van omstandigheden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Maastricht is behandeld, vorderde de eisende partij, een besloten vennootschap, betaling van een bedrag van € 5.714,-- van de gedaagde partij, die in dienst was als onderhoudsschilder. De vordering was gebaseerd op een vaststellingsovereenkomst die op 29 augustus 2008 was ondertekend, waarin de gedaagde partij erkende onrechtmatig gebruik te hebben gemaakt van een bedrijfsauto en minder uren te hebben gewerkt dan opgegeven. De gedaagde partij stelde echter dat deze overeenkomst tot stand was gekomen onder bedreiging en misbruik van omstandigheden, omdat hij zich in een afhankelijke positie bevond tijdens het gesprek waarin de overeenkomst werd gesloten.

De kantonrechter oordeelde dat het aan de gedaagde partij was om zijn stellingen te onderbouwen, maar dat hij hierin niet was geslaagd. De rechter merkte op dat de gedaagde partij niet had aangetoond dat hij onder druk was gezet of dat er sprake was van bedreiging. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de eisende partij toewijsbaar was, omdat de gedaagde partij onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims.

Het vonnis, uitgesproken op 5 augustus 2009, veroordeelde de gedaagde partij tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en de kosten van het geding. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de eisende partij het bedrag direct kon vorderen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 327156 CV EXPL 09-1239
Vonnis van 5 augustus 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eisende partij], gevestigd en kantoorhoudend te [woonplaats],
eisende partij, verder te noemen [eisende partij],
gemachtigde: mr. I. Isenborghs, D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te Roermond,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend te [adres],
gedaagde partij, verder te noemen [gedaagde partij],
gemachtigde: mr. M.M.A. Straatman-Selij, advocaat te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Door partijen zijn achtereenvolgens de navolgende processtukken gewisseld:
-exploot van dagvaarding d.d. 19 februari 2009 met producties;
-conclusie van antwoord;
-conclusie van repliek met producties;
-conclusie van dupliek.
Daarna is vonnis bepaald, op heden.
MOTIVERING
[eisende partij] vordert veroordeling van [gedaagde partij] om, aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
1. een bedrag van € 5.000,--;
2. de wettelijke rente over genoemd bedrag vanaf 5 september 2008 tot de dag van algehele voldoening;
3. een bedrag van € 714,-- voor vergoeding van buitengerechtelijke kosten;
4. de kosten van het geding.
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken, mede aan de hand van de overgelegd producties, het navolgende vast.
[gedaagde partij] is van 22 april 2002 tot 22 september 2008 bij [eisende partij] in dienst geweest in de functie van onderhoudsschilder tegen een bruto uurloon van laatstelijk € 14,86. Deze arbeidsovereenkomst is met ingang van 22 september 2008 geëindigd.
Op 29 augustus 2008 hebben partijen twee overeenkomsten ondertekend.
In een overeenkomst verklaren beide partijen:
“Werknemer heeft in de periode van 5 april 2008 tot 13 augustus 2008 onrechtmatig gebruik gemaakt van de bestelauto van de zaak welke hem ter beschikking is gesteld door werkgever. Bovendien is uit de rittenregistratie onomstotelijk komen vast te staan dat er regelmatig minder is gewerkt dan op de werkstaten is ingevuld.”
Werknemer en werkgever komen heden overeen dat mocht een van genoemde feiten nogmaals worden geconstateerd door werkgever er direct ontslag op staande voet volgt.”
In de andere overeenkomst komen partijen overeen:
“De heer [gedaagde partij], geboren op [1978] en wonende [adres] hierna te noemen de schuldenaar
Verklaart wegens onrechtmatig verkregen loon / niet gewerkte uren en privé gebruik bedrijfsauto schuldig te zijn aan:
[eisende partij], gevestigd [adres] hierbij vertegenwoordigd door de directeur de heer [eisende partij], hierna te noemen schuldeiser
De som van € 5.000,-- zegge vijfduizend euro.
Over de hoofdsom is de wettelijke rente verschuldigd indien betaling niet binnen 1 week na heden plaatsvindt.”
[eisende partij] vordert thans nakoming van [gedaagde partij] van genoemde overeenkomst (“schuldbekentenis”).
[gedaagde partij] daarentegen stelt dat zowel de vaststellingsovereenkomst als de schuldbekentenis van 29 augustus 2008 tot stand zijn gekomen “doordat hij zich bedreigd voelde vanwege het aangezegde onmiddellijke ontslag bij niet-ondertekenen dan wel door misbruik van omstandigheden” omdat hij zich ten opzichte van de overige gesprekspartners op 29 augustus 2008 in een volstrekt afhankelijke situatie bevond en op grond van zijn onervarenheid is bewogen om de litigieuze stukken te ondertekenen.
[eisende partij] stelt daartegenover in voorgezet debat dat er van een dreigende houding of anderszins het onder druk zetten van [gedaagde partij] tijdens het onderhoud op 29 augustus 2008 geen sprake is geweest. Voorts voert [eisende partij] nog aan dat door [gedaagde partij] ook niet wordt onderbouwd dat de overeenkomst(en) tot stand is/zijn gekomen onder invloed van bedreiging of misbruik van omstandigheden.
Met [eisende partij] is de kantonrechter van oordeel dat het op de weg ligt van [gedaagde partij] om zijn stelling dat de overeenkomst(en), die tijdens het onderhoud tussen hem en zijn werkgever
( waar overigens meerdere personen van de zijde van werkgever aanwezig waren) op 29 augustus 2008 zijn gesloten, tot stand zijn gekomen onder invloed van bedreiging of misbruik van omstandigheden te bewijzen. Hiertoe dient [gedaagde partij] zijn stellingen te onderbouwen. Deze onderbouwing ontbreekt echter volledig. Het enkele feit dat er meerdere mensen van de zijde van werkgever bij dat gesprek aanwezig waren wil nog geenszins zeggen dat de overeenkomst aldus onder bedreiging tot stand is gekomen.
Uit het feitenrelaas van [eisende partij] als van [gedaagde partij] is niet op te maken of [eisende partij], zoals van een goed werkgever verwacht mag worden, [gedaagde partij] in de gelegenheid heeft gesteld
- nadat hem een en ander is verweten en voorgehouden - om dit alles in alle rust te laten bezinken en hem tijd te gunnen na te denken omtrent hetgeen hij zou moeten tekenen, alvorens hij de verklaring(en) zou ondertekenen.
Aan de andere kant heeft [eisende partij] - nadat hij die verklaringen heeft ondertekend - ook op geen enkele manier aan [gedaagde partij] kenbaar gemaakt dat hij het niet eens was met die verklaringen dan wel dat die verklaringen onder invloed van bedreiging of misbruik van omstandigheden tot stand zijn gekomen. Eerst nadat [gedaagde partij] is ontslagen ( een ontslag op staande voet dat door hem niet is aangevochten) komt een reactie van (de raadsman van) [gedaagde partij] los.
Zo reeds eerder overwogen is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde partij] niet dan wel onvoldoende zijn stellingen heeft onderbouwd. Daarenboven heeft [gedaagde partij] verzuimd zijn gedane (algemene) bewijsaanbod op het aspect van bedreiging/misbruik van omstandigheden toe te spitsen, noch naar wijze van bewijslevering en te bewijzen feiten en omstandigheden verbijzonderd heeft, zodat de kantonrechter het door [gedaagde partij] gedane bewijsaanbod zal passeren.
De vordering van [eisende partij] is derhalve toewijsbaar als door haar gevorderd met veroordeling van [gedaagde partij], als de geheel in het ongelijk gestelde partij, tot betaling van de kosten van het geding.
Ook de vordering van [eisende partij] tot betaling door [gedaagde partij] van de door haar gemaakte kosten ter incassering van de vordering - anders dan ter voorbereiding van de procedure en instructie van de zaak - is aan [eisende partij] toewijsbaar tot het voor deze vordering gebruikelijke bedrag van € 714,-- nu deze kosten naar het oordeel van de kantonrechter in tegenstelling tot de mening van gedaagde als vermogenschade zijn aan te merken in de zin van artikel 6:96 lid 1 en lid 2 sub c BW.
BESLISSING
Veroordeelt [gedaagde partij] om aan [eisende partij] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 5.714,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van
€ 5.000,-- vanaf 5 september 2008 tot de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt [gedaagde partij] verder tot betaling van de kosten van het geding, aan de zijde van [eisende partij] tot heden in totaal begroot op € 802,31 waaronder een bedrag van € 500,-- ter zake van salaris van de gemachtigde van [eisende partij].
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. STAAL, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
HP