ECLI:NL:RBMAA:2009:BK0069

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
7 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
332805 CV EXPL 09-2007
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en wettelijke handelsrente tussen professionele partijen

In deze zaak heeft Workx Materieelverhuur B.V. een vordering ingesteld tegen een vennootschap onder firma en twee natuurlijke personen, gezamenlijk aangeduid als gedaagde partij. De vordering betreft een bedrag van € 1.854,80, vermeerderd met wettelijke handelsrente, op basis van een overeenkomst voor de levering van diverse zaken in 2008. Workx stelt dat de gedaagde partij in verzuim is geraakt door het niet betalen van de facturen, waarbij een betalingstermijn van 30 dagen na factuurdatum zou gelden. De gedaagde partij heeft de vordering in hoofdsom erkend, maar betwist de verschuldigdheid van de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke kosten, en stelt dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn.

De kantonrechter overweegt dat Workx niet voldoende heeft aangetoond dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst. Er zijn geen onderbouwende stukken overgelegd die bevestigen dat de algemene voorwaarden aan de gedaagde partij zijn verstrekt of dat deze zijn aanvaard. De rechter concludeert dat de gedaagde partij niet in verzuim is geraakt met betrekking tot de betaling van de hoofdsom, omdat de betalingstermijn niet duidelijk was gecommuniceerd. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en administratiekosten wordt afgewezen, omdat Workx niet heeft aangetoond dat de gedaagde partij eerder in verzuim was dan op de datum van dagvaarding.

De rechter compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en is uitgesproken in het openbaar door de kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknummer: 332805 CV EXPL 09-2007
typ: MO
vonnis van 7 oktober 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WORKX MATERIEELVERHUUR B.V.
(of WORKX MATERIEEL VERHUUR B.V.),
gevestigd en kantoorhoudend te Ridderkerk,
verder ook te noemen: Workx,
eisende partij,
gemachtigde: aanvankelijk een onbekende persoon ten kantore van “Trust Krediet Beheer B.V.” te Amsterdam, sedert 15 juli 2009 mr. J.W. Hilhorst, advocaat te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer)
tegen
1. de vennootschap onder firma [gedaagde partij 1]
gevestigd en kantoorhoudend te [woonplaats],
2. [gedaagde partij 2]
wonend te [woonplaats],
3. [gedaagde partij 3]
wonend te [woonplaats],
gezamenlijk verder ook te noemen: [gedaagde partij],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.J.C. Linssen, advocaat te Heerlen.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Workx heeft bij dagvaarding van 28 april 2009 een vordering ingesteld tegen [gedaagde partij] en heeft zich daarbij mede beroepen op een aan het exploot van dagvaarding gehechte productie. [gedaagde partij] heeft hierop na zuivering van een eerder verleend verstek schriftelijk geantwoord. Workx heeft vervolgens ter rolzitting van 15 juli 2009 bij een als “akte” aangeduid processtuk voor repliek geconcludeerd onder verwijzing naar drie producties. [gedaagde partij] heeft hier niet meer op gereageerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
MOTIVERING VAN DE BESLISSING
a. het geschil
Bij voormeld exploot van dagvaarding vordert Workx de hoofdelijke veroordeling van [gedaagde partij], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 1.854,80, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 24 april 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, onder verwijzing van [gedaagde partij] in de kosten van het geding.
De vordering is als volgt opgebouwd:
€ 4.365,50 hoofdsom
€ 13,50 vergoeding van administratiekosten
€ 654,82 vergoeding van buitengerechtelijke kosten
€ 142,88 vergoeding van vervallen rente t/m 23 april 2009.
€-3.321,90 (minus) de door [gedaagde partij] reeds gedane deelbetaling.
Ter onderbouwing van haar vordering heeft Workx aangevoerd dat zij “in opdracht en voor rekening van [gedaagde partij] in 2008 diverse zaken (heeft) geleverd”.
[gedaagde partij] heeft bij conclusie van antwoord de vordering in hoofdsom erkend. [gedaagde partij] merkt op dat niet bekend was dat voor voldoening van de facturen een betalingstermijn van 30 dagen gold. Verder is [gedaagde partij] van oordeel dat niet de wettelijke handelsrente, maar de normale wettelijke rente verschuldigd is. Daarnaast stelt [gedaagde partij] dat Workx geen specificatie van de aard en omvang van de verrichte incassowerkzaamheden heeft overgelegd en dat zij derhalve geen vergoeding van deze werkzaamheden is verschuldigd. Bovendien acht [gedaagde partij] de in rekening gebrachte incassokosten onevenredig hoog.
Workx heeft bij als repliek aangemerkte “akte” gesteld dat op de achterzijde van elke factuur een uittreksel van de algemene voorwaarden is vermeld. Hierin wordt melding gemaakt van een betalingstermijn van 30 dagen na de factuurdatum. Bovendien staan de volledige algemene voorwaarden op de internetsite van Workx. Workx merkt op dat de oudste factuur dateert van 16 mei 2008, terwijl “de betalingsconditie 30 dagen na factuurdatum luidt”. Verder wijst Workx op artikel 6:119A lid 2 BW, waarin is bepaald dat vanaf 30 dagen na de factuurdatum de wettelijke handelsrente is verschuldigd.
[gedaagde partij] is door de griffier bij een niet-geretourneerde dienstbrief van 16 juli 2009 uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld mondeling en/of schriftelijk te reageren op de conclusie van repliek van de wederpartij. [gedaagde partij] heeft echter nagelaten te reageren en heeft evenmin uitstel voor een dergelijke reactie verzocht.
b. de beoordeling
De vordering in hoofdsom zal worden toegewezen, nu [gedaagde partij] deze uitdrukkelijk erkent.
De post vergoeding van wettelijke handelsrente roept meer vragen op. Ten aanzien van het beroep van Workx op algemene voorwaarden overweegt de kantonrechter het volgende. Workx heeft weliswaar bij repliek (“akte”) min of meer subsidiair gesuggereerd dat [gedaagde partij] door het niet-betalen van de facturen op grond van (het uittreksel van) de algemene voorwaarden 30 dagen na de desbetreffende factuurdatum in verzuim is geraakt, maar heeft nagelaten onderbouwende stukken over te leggen waaruit blijkt dat deze algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst. Zo heeft Workx de oorspronkelijke overeenkomst niet overgelegd, noch heeft zij haar – al dan niet bestendige – relatie met [gedaagde partij] uitgelegd, zodat daaraan geen aanwijzingen kunnen worden ontleend over een expliciet bedongen zijn dan wel impliciete gelding van de litigieuze voorwaarden. Als het al zo is dat Workx meent dat zodanige gelding haar oorsprong kan vinden in een duidelijke vermelding op enig gedeelte van de gehanteerde facturen, dan heeft zij ook dat niet overtuigend voorgedragen. De bij “akte” in fotokopie overgelegde voorzijde van een factuur met dagtekening 26 september 2008 vermeldt weliswaar aan de onderzijde dat Algemene Voorwaarden van toepassing zouden zijn en op eerste verzoek worden toegezonden, maar verwijst niet naar een achterzijde (waarop deze – al dan niet in gecomprimeerde vorm – zouden zijn afgedrukt). Zo’n “achterzijde” is ook niet overgelegd. Wel laat Workx zes pagina’s zien van een stuk dat zij als toepasselijke algemene voorwaarden aanduidt, doch ter zake waarvan in het geheel niet is gebleken dat en waarom deze voor de contractuele relatie met [gedaagde partij] hebben gegolden en dat zij daadwerkelijk aan [gedaagde partij] zijn verstrekt.
In dezelfde “akte” betoogt Workx primair dat “de betalingsconditie op de facturen” neer zou komen op een betaaltermijn van “30 dagen na factuurdatum”. De enige getoonde factuur bevat zelf geen enkele betalingstermijn, laat staan dat deze zodanig geformuleerd is dat daaruit onmiskenbaar af te leiden ware dat deze een fataal karakter heeft.
Uit het voorgaande volgt dat van het bedongen zijn van welke algemene voorwaarden dan ook niet gebleken is (zodat de wel overgelegde voorwaarden buiten toepassing worden gelaten) en dat de factuur als zodanig geen uitsluitsel biedt over de geldende (al dan niet fatale) betaaltermijn.
Tot slot en min of meer ten overvloede verwijst Workx naar de wet. In de meergenoemde “akte” zegt Workx net zo min als in het exploot van dagvaarding welke inhoud de contractuele relatie met [gedaagde partij] had/heeft. Waar het in het exploot ging om een “opdracht” tot “levering van diverse zaken” in 2008, heeft Workx het in voortgezet debat over “overeenkomsten (die) evident zakelijke transacties betreffen”. Slechts door bestudering van de verder volstrekt zonder toelichting gelaten producties valt te herleiden dat Workx met [gedaagde partij] een of meer huurovereenkomst(en) van bouwmaterieel heeft gesloten. Omdat bij gebrek aan tegenspraak of andersluidende argumentatie van [gedaagde partij] op dit onderdeel mag worden aangenomen dat het hier niet gaat om overeenkomsten in de sfeer van het consumentenrecht, moet de kantonrechter met Workx uitgaan van toepasselijkheid van artikel 6:119a (niet: “A”) BW op dergelijke als “handelsovereenkomsten” aan te merken transacties. Uitsluitend daarom en met voorbijgaan aan hetgeen overigens door Workx is gesteld, heeft tussen partijen te gelden dat op de voet van lid 2 van het bewuste wetsartikel wettelijke rente over de respectieve factuurbedragen verschuldigd is (van rechtswege) vanaf dertig dagen na de aanvang van de dag die volgt op die waarop [gedaagde partij] de respectieve facturen heeft ontvangen (hoofdregel).
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Workx heeft niet (expliciet) gesteld met ingang van welke datum [gedaagde partij] met betaling van de hoofdsom in verzuim was. Workx heeft weliswaar vermeld dat zij [gedaagde partij] diverse malen, onder andere op 30 oktober 2008, schriftelijk heeft herinnerd en/of aangemaand de op de facturen vermelde bedragen te betalen. Zij heeft echter nagelaten haar stellingen te voorzien van een concrete verzuimdatum (en eventueel verzuimgrond) als basis voor het starten van incassoactiviteiten. Derhalve is niet komen vast te staan dat [gedaagde partij] eerder dan per datum dagvaarding in verzuim is geraakt met de betaling van hoofdsom en daarover in rekening te brengen handelsrente. De met de thans in rekening gebrachte buitengerechtelijke kosten samenhangende werkzaamheden zijn derhalve verricht tijdens een periode waarvan niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde partij] in verzuim was. Hieruit volgt dat niet kan worden vastgesteld dat de gestelde activiteiten hebben geleid tot (naar noodzaak en omvang) redelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW. Ten overvloede wordt opgemerkt dat er ook andere redenen zijn om dit onderdeel van de vordering af te wijzen. Workx heeft immers omtrent de aan de procedure voorafgegane incasso(pogingen) onvoldoende (gespecificeerd en gemotiveerd) gesteld om daaruit te kunnen concluderen dat werkzaamheden zijn verricht en kosten zijn gemaakt die de normale voorbereiding van een gerechtelijke procedure te buiten gaan. Daarmee is niet komen vast te staan dat de door eisende partij bedoelde werkzaamheden en kosten verder strekten dan de verrichtingen en kosten waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Rv. een voorziening geven.
De vordering tot vergoeding van administratiekosten zal om die reden eveneens worden afgewezen. Daarenboven dient de enkele stelling dat ‘het hier daadwerkelijk verrichte buitengerechtelijke incassowerkzaamheden door een extern incassobureau van eiseres (betreft) en geen voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de procedure’, als onvoldoende gemotiveerd te worden verworpen.
Zowel wegens de gedeeltelijke afwijzing van de vordering, als in verband met de magere en onduidelijke wijze waarop Workx haar vordering heeft gepresenteerd en (pas bij repliek en dan nog slechts heel gebrekkig) heeft onderbouwd, acht de kantonrechter termen aanwezig om de met de procedure gemoeide kosten in het geheel te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
BESLISSING
Veroordeelt [gedaagde partij] hoofdelijk – in die zin dat betaling van de een de ander tot de hoogte daarvan kwijt – om aan Workx tegen bewijs van kwijting te voldoen de somma van
€ 1.043,60, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente steeds te berekenen over het actueel openstaande saldo vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag volgend op die waarop [gedaagde partij] de factuur heeft ontvangen tot aan de dag van algehele voldoening.
Compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter te Maastricht, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.