ECLI:NL:RBMAA:2009:BK0191

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
313543 CV EXPL 08-4735
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens veranderingen aan balkon zonder toestemming verhuurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 14 oktober 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woningstichting Servatius en een huurder over de veranderingen die de huurder aan zijn balkon had aangebracht zonder toestemming van de verhuurder. De huurovereenkomst was op 30 december 1993 gesloten en de verhuurder stelde dat de huurder in strijd met de huurovereenkomst had gehandeld door ongeoorloofde veranderingen aan het balkon aan te brengen, wat leidde tot overlast en een verstoord straatbeeld. De verhuurder had de huurder herhaaldelijk aangesproken op deze veranderingen, maar zonder resultaat. De huurder voerde aan dat de veranderingen geen toestemming vereisten en dat er geen sprake was van overlast.

De rechtbank oordeelde dat de huurder zich niet als een goed huurder had gedragen, aangezien hij geen toestemming had gevraagd voor de aangebrachte veranderingen en deze veranderingen overlast veroorzaakten. De rechtbank concludeerde dat de tekortkomingen van de huurder in de nakoming van de huurovereenkomst, gezien de langdurige aard van de kwestie en de eerdere minnelijke regeling uit 2000, voldoende grond vormden voor ontbinding van de huurovereenkomst. De huurder werd veroordeeld om binnen vier weken het gehuurde te ontruimen en de verhuurder werd gemachtigd om de ontruiming zo nodig zelf uit te voeren.

In reconventie vorderde de huurder een verklaring van recht dat de veranderingen aan het balkon niet in strijd waren met de huurovereenkomst, maar deze vordering werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de huurder niet kon verlangen dat het tegendeel van de redeneringen die aan de ontbinding ten grondslag lagen, werd erkend. De huurder werd ook veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 313543 CV EXPL 08-4735
typ: RW
vonnis van 14 oktober 2009
in de zaak van
Woningstichting Servatius,
gevestigd en kantoorhoudend te Maastricht,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen Servatius,
gemachtigde: mr. W. Vos, advocaat te Utrecht
tegen
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie],
wonend te [woonplaats],
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie],
gemachtigde: mr. M.E.Th. Hogervorst, advocaat te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Door partijen zijn achtereenvolgens de volgende processtukken gewisseld:
- exploot van dagvaarding van 4 november 2008 met producties;
- conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie,
- conclusie van repliek in conventie, onder wijziging van eis en tevens conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie;
- conclusie van dupliek in reconventie.
Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader is vastgesteld op heden.
MOTIVERING
Servatius vordert bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad -:
primair:
- de huurovereenkomst tussen Servatius en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] met onmiddellijke ingang te ontbinden;
- [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het te wijzen vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten;
subsidiair:
- [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis de ongeoorloofde veranderingen aan het gehuurde ongedaan te maken, het balkon op te ruimen en goed te onderhouden en overigens het gehuurde (weer) een verzorgde aanblik te geven onder verbeurte van een dwangsom van € 200,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in gebreke blijft, met een maximum van € 10.000.00;
- Servatius te machtigen om, indien [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in gebreke blijft met de nakoming van voornoemd onderdeel van de subsidiaire vordering, zelf de werkzaamheden uit te (doen) voeren teneinde het balkon van het gehuurde in fatsoenlijke staat te brengen, met machtiging van Servatius om zich toegang tot het balkon te verschaffen via de woning van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] en met veroordeling van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tot betaling van de kosten die Servatius daarvoor redelijkerwijs gemaakt heeft, gemaximeerd tot € 2.000,00;
- [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te verbieden om vergelijkbare voorzieningen als voornoemd aan te brengen in, aan of op het gehuurde op straffe van een boete van € 1.000,00 per geconstateerde overtreding van dit verbod;
- [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te veroordelen tot betaling van de werkelijke kosten van deze procedure en het voortraject, thans begroot op € 1.200,00.
Servatius onderbouwt haar vordering - samengevat - als volgt.
Op 30 december 1993 is tussen haar en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] een huurovereenkomst gesloten op grond waarvan Servatius aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] de woning op het adres [adres] verhuurt. Volgens Servatius schiet [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] reeds geruime tijd tekort in de nakoming van de uit die overeenkomst voortvloeiende verplichtingen. Servatius stelt dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zonder haar - volgens de huurovereenkomst noodzakelijke - toestemming veranderingen aan het balkon van het gehuurde heeft aangebracht . Een in 2000 ten overstaan van de kantonrechter te Maastricht getroffen schikking met [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] “heeft maar weinig resultaat gehad”.
De veranderingen leveren naar de mening van Servatius overlast op, geven een rommelige aanblik en ontsieren het straatbeeld. Huurders en eigenaren van “omliggende appartementen” klagen regelmatig bij Servatius. De potentiële kopers van het (te koop staande) naastgelegen appartement worden afgeschrikt door de aanblik van het balkon. Sinds 2004 heeft Servatius [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zonder resultaat aangeschreven en aangesproken over de situatie op het balkon. Bij brief van 10 september 2008 is [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] laatstelijk gesommeerd de veranderingen ongedaan te maken en zijn balkon te fatsoeneren. Begin oktober 2008 heeft de gemachtigde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] medegedeeld dat de balkonornamenten zouden worden verwijderd. De situatie is echter ongewijzigd gebleven. Volgens Servatius maakt(e) [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ongeoorloofd gebruik van de nooduitgang en is hij herhaaldelijk gedurende enige jaren zonder resultaat over dit gedrag aangeschreven door Servatius. Ten slotte stelt Servatius dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] de gewoonte heeft gehad restafval van zijn balkon te gooien. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] handelt in strijd met artikel 7:213 BW omdat hij, ondanks sommaties, zijn laakbare gedrag voortzet. Volgens Servatius leveren de veranderingen aan het balkon op zichzelf, gelet op artikel 12 van de huurovereenkomst, maar zeker in samenhang met de overige tekortkomingen van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], voldoende grond voor ontbinding van de huurovereenkomst. De gevorderde kostenveroordeling baseert Servatius op artikel 14 van de huurovereenkomst.
In zijn conclusie van antwoord in conventie voert [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aan dat er geen sprake is van veranderingen in de zin van artikel 12 van de huurovereenkomst. Hij stelt dat er geen veranderingen (meer) zijn aan de buitenzijde van het gehuurde. Hetgeen door Servatius hieromtrent is gesteld, kan volgens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] niet als zodanig worden gekwalificeerd. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] beroept zich op artikel 7:215 lid 1 BW en stelt dat, zo er al sprake is van veranderingen, het inpandige veranderingen betreft die bij het einde van de huur zonder noemenswaardige kosten ongedaan gemaakt en verwijderd kunnen worden. In dat verband voert [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aan dat het balkon “inpandig is en gelegen is binnen de gevel van de flat”, zodat artikel 7:215 lid 6 niet van toepassing is. De overlast voor huurders en eigenaren, die door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] wordt betwist, heeft Servatius niet aangetoond. Servatius heeft een aantal (kopieën van) brieven in het geding gebracht die volgens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] “niet uitblinken in duidelijkheid”. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ontkent dat hij de nooduitgang (na 2002) nog heeft gebruikt. Het verwijt omtrent het gooien van restafval is ook ten onrechte gemaakt. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Meer subsidiair is [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] van mening dat Servatius een machtiging heeft “om de bloembakken aan de binnenkant te komen hangen en de buiten het balkon hangende planten te verwijderen”. Servatius moet, nu zij om die reden zonder noodzaak dit geding aanhangig heeft gemaakt, niet-ontvankelijk worden geacht in haar vorderingen.
In reconventie vordert [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]:
- primair: een verklaring van recht dat het inpandige balkon niet als buitenzijde van de gehuurde woonruimte in de zin van artikel 7:215 lid 6 BW aangemerkt kan worden.
- subsidiair: een verklaring van recht dat de inrichting van het balkon van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aan de [adres], als te zien op de in het geding gebrachte foto’s niet in strijd is met enige wettelijke bepaling noch met enige bepaling in de huurovereenkomst van 30 december 1993.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] stelt dat hij belang heeft bij een oordeel omtrent deze vorderingen omdat “de kwestie van de planten en plantenbakken e.d. op het balkon nu al jaren speelt zonder dat tot op heden enige duidelijkheid is geschapen over hetgeen rechtens is”.
In haar conclusie van repliek in conventie somt Servatius de volgens haar door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aangebrachte veranderingen op het balkon op (punt 4 en punt 5 van de conclusie). Omdat de veranderingen aan de buitenzijde zijn aangebracht, is volgens Servatius artikel 7:215 BW niet van toepassing, gelet op artikel 206a Overgangswet NBW. Derhalve dient te worden getoetst aan artikel 12 van de huurovereenkomst, waarin is bepaald dat de huurder voor alle veranderingen aan het gehuurde toestemming van de verhuurder moet vragen. Toestemming heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] nooit gevraagd en zou hij ook niet hebben gekregen wegens de met die veranderingen gepaard gaande overlast en hinder aan derden en de mogelijke gevolgen voor de verhuurbaarheid van omliggende appartementen. Servatius wijst op het (blijkens de wetsgeschiedenis) door de wetgever gehonoreerde belang van woningcorporaties om beleid te kunnen handhaven met betrekking tot het aanzien en de leefbaarheid in de buurt, hetgeen heeft geleid tot wijziging van artikel 7:215 lid 6 BW. Zelfs als het in casu veranderingen in de zin van artikel 7:215 BW betreft, gedraagt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zich niet als een goed huurder nu die veranderingen overlast veroorzaken. Servatius verwijst voorts naar de in 2000 “bereikte schikking”. Als aangenomen zou moeten worden dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aan die schikking heeft voldaan, dan moet worden vastgesteld dat hij nadien soortgelijke niet-toegestane veranderingen heeft aangebracht aan de buitenzijde van het verhuurde. Servatius geeft verder een chronologisch overzicht van de door haar met betrekking tot het balkon geconstateerde (en gefotografeerde) veranderingen na dagvaarding van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], waaruit blijkt dat er (ten goede) “nagenoeg niets is veranderd” en er zelfs een aantal veranderingen (bedoeld is kennelijk: ten kwade) zijn bijgekomen.
Servatius stelt veel mondelinge en telefonische klachten van buurtbewoners te ontvangen omtrent de toestand van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]’ balkon. Daarnaast verwijst Servatius voor de gestelde overlast naar een verslag van de Vereniging van Eigenaars (productie 4 bij exploot) en een
e-mailbericht van de in verband met de te koop staande woning van de buren ingeschakelde makelaar.
Servatius handhaaft voorts haar stellingen omtrent het gebruik van de nooduitgang en het werpen van afval. Servatius vermeerdert haar eis in conventie tot een bedrag van € 2.232,83 aan werkelijke kosten van deze procedure.
Bij antwoord in reconventie stelt Servatius dat de veranderingen zijn aangebracht aan de buitenkant van het gehuurde. Daarnaast voert zij aan dat de inrichting van het balkon in strijd is met de artikelen 9 en 10 van de huurovereenkomst, met artikel 7:213 BW en met de strekking van het niet-toepasselijke artikel 7:215 BW.
In zijn conclusie van dupliek in conventie gaat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in detail in op de inrichting van de aangebrachte veranderingen op het balkon. Volgens [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ziet artikel 12 van de huurovereenkomst op “essentiële en ingrijpende veranderingen”. In casu is van dergelijke veranderingen geen sprake. In de ruim vijftien jaar dat hij er woont, heeft Servatius hem nimmer omtrent het balkon aangesproken. Dit is pas voor de eerste keer gebeurd nadat de Vereniging van Eigenaars “opmerkingen” heeft gemaakt. Er is geen sprake van overlast, behoudens een “louter subjectief gevoelen van personen behept met een benepen burgerlijkheid”. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] begrijpt uit de correspondentie van Servatius niet wat zij precies van hem wil. Hij heeft nooit afval van zijn balkon gegooid. Hij bewist, verwijzend naar zijn eerder ingenomen stellingen, de conclusie van Servatius “ten aanzien van de artikelen 9 en 12 van de huurovereenkomst en de artikelen 7:213 en 7:215 BW”. Zelfs als hij in de kosten wordt verwezen, vindt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] dat er geen enkele reden is van het liquidatietarief af te wijken.
Bij repliek in reconventie handhaaft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zijn stellingen.
In haar conclusie van dupliek in reconventie handhaaft Servatius op haar beurt haar stellingen. De gevorderde proceskostenveroordeling op basis van de werkelijke kosten baseert Servatius niet alleen op de huurovereenkomst maar ook op de stelling dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] haar nodeloos op kosten jaagt met “zijn kat-en-muis spel”. De aard en de duur van de werkzaamheden heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] niet betwist. Het uurtarief van € 250,00 is naar de mening van Servatius “geenszins bovenmatig”.
De geschillen in conventie en in reconventie lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van in dit opzicht onbetwist gebleven producties staat tussen partijen het navolgende vast.
Servatius en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] hebben op 30 december 1993 een huurovereenkomst gesloten op grond waarvan Servatius aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] de woning op het adres [adres] verhuurt. Deze woning beschikt over een balkon. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft op en om dat balkon allerlei veranderingen aangebracht en op het balkon planten neergezet. Op 27 oktober 2000 hebben partijen ten overstaan van de kantonrechter te Maastricht een minnelijke regeling getroffen omtrent de door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aan het balkon aangebrachte veranderingen. Sinds begin 2004 heeft Servatius [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] negen brieven gestuurd omtrent de toestand van het balkon. Laatstelijk bij brief van 10 september 2008 heeft Servatius [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tot
22 september 2008 de gelegenheid gegeven het balkon in de oorspronkelijke staat terug te brengen.
Het verwijt van Servatius omtrent het (ongeoorloofde) gebruik door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] van de nooduitgang heeft zij slechts onderbouwd met drie (in kopie overgelegde) brieven van 10 januari 2002, 10 november 2005 en 24 februari 2006. Dat het gaat om recente gedragingen van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] die hebben plaatsgevonden na 24 februari 2006, is niet gebleken. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zelf stelt dat hij na 2002 zich niet meer aan dit gedrag schuldig heeft gemaakt. Wat van die stelling verder ook zij, nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in ieder geval de laatste drie jaar nog ongeoorloofd gebruik heeft gemaakt van de nooduitgang, kan het door Servatius aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gemaakte verwijt te dien aanzien niet meer aan de gevorderde ontbinding ten grondslag worden gelegd.
Dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] afval zou hebben geworpen van zijn balkon, hetgeen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft ontkend, heeft Servatius volstrekt onvoldoende onderbouwd. Servatius stelt weliswaar dienaangaande mondelinge en telefonische klachten van buurtbewoners te hebben ontvangen, maar zij laat na te vermelden door wie en op welke data de klachten zijn geuit en op welke data, in welke zin en in welke omvang door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] afval naar beneden zou zijn gegooid. Servatius heeft derhalve op dit punt niet voldaan aan haar gemotiveerde stelplicht.
De kern van het geschil tussen partijen is natuurlijk gelegen in de situatie op en rond het balkon van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie].
De kantonrechter heeft aan de hand van de door Servatius overgelegde (recente) foto’s, waarvan een deel dateert van (een) tijdstip(pen) na de door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] genomen conclusie van antwoord in conventie, in combinatie met de door Servatius opgestelde beschrijving van het balkon die door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] slechts op detailniveau wordt betwist, kennisgenomen van die situatie. Kort gezegd gaat het om aan of in de buurt van het gehuurde vastgemaakte attributen (onder meer windorgels/windgongen, vogelhuisjes, plexiglas voorzetramen, vensterbanken annex plankjes, vastgeschroefde haken met (soms) bloembakken, twee buitenlampen) en losse attributen (onder meer planten, dozen, kattenbak). [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] verandert blijkens de overgelegde foto’s van tijd tot tijd (min of meer) details, maar in grote lijnen blijft de door Servatius gewraakte inrichting intact.
De door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op het balkon geplaatste losse attributen kunnen niet aangemerkt worden als veranderingen aan het gehuurde. Het beroep van Servatius op het bepaalde in artikel 12 van de huurovereenkomst faalt reeds om die reden. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft geen toestemming van de verhuurder nodig om zaken zoals planten, dozen, een kattenbak en dergelijke op zijn balkon te plaatsen. Wel is het zo dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aldus doende het bepaalde in artikel 9 van de huurovereenkomst en artikel 7:213 BW in acht dient te nemen en zich derhalve als goed huurder dient te gedragen, hetgeen onder meer meebrengt dat hij zich dient te onthouden van het veroorzaken van overlast en dat hij bij de inrichting van zijn balkon rekening dient te houden met de eisen van welstand.
Dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zich niet als goed huurder heeft gedragen, staat in ieder geval wel vast. Dit blijkt uit het feit dat hij, ondanks herhaalde waarschuwingen van de zijde van Servatius, niet heeft voldaan aan het verzoek om de planten aan de binnenzijde van het balkon te hangen. Dat de op de rand van het balkon geplaatste planten overlast (kunnen) veroorzaken is evident, reeds vanwege het feit dat de planten gevaar (kunnen) opleveren doordat zij van het balkon kunnen vallen. Uit de (overigens niet erg duidelijke kopieën van) de door Servatius overgelegde foto’s blijkt dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zelfs na de laatste sommatie van Servatius planten op de rand van het balkon/de balkonreling heeft laten staan.
Met betrekking tot andere door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op het balkon geplaatste “losse attributen” kan niet worden vastgesteld dat hij door het plaatsen daarvan in strijd heeft gehandeld met zijn verplichting zich als goed huurder te gedragen. Onvoldoende is gebleken dat deze zaken op zichzelf genomen overlast hebben veroorzaakt. Eveneens kan uit de overgelegde foto’s niet worden afgeleid dat door het enkel plaatsen van deze zaken de regels betreffende welstand zijn overtreden.
De om en aan het balkon vastgemaakte attributen zijn naar het oordeel van de kantonrechter wel aan te merken als veranderingen aan het gehuurde.
Dat die veranderingen slechts de binnenzijde van het gehuurde betreffen, kan niet worden onderschreven. De attributen zijn door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] duidelijk aangebracht aan de buitenzijde van de woning. Hieruit volgt dat, omdat de huurovereenkomst tussen partijen is gesloten voor het inwerkingtreden van titel 4 van Boek 7 (1 augustus 2003) artikel 7:215 BW niet van toepassing is op grond van artikel 206a ONBW. Voor zover het veranderingen aan het gehuurde betreft heeft Servatius haar vordering dan ook terecht gebaseerd op artikel 12 van de huurovereenkomst.
Vaststaat dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] voor het aanbrengen van de veranderingen geen toestemming heeft verkregen van Servatius. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft zodoende in strijd met voornoemde bepaling van de huurovereenkomst gehandeld. Daarnaast heeft Servatius in voldoende mate aangetoond dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] met de door hem aangebrachte veranderingen (al dan niet in samenhang met de door hem geplaatste losse attributen) overlast heeft veroorzaakt, althans regels betreffende welstand heeft overschreden. Een en ander blijkt uit de overgelegde foto’s maar ook uit de notulen van de Vereniging van Eigenaars [adres] blok D te Maastricht waarin het volgende wordt vermeld: “Betreft het appartement van de heer [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]. Er was een tijdelijke verbetering maar nu is het weer terug bij af. Het aanzien van het appartement is een doorn in het oog voor het gehele complex.”
Op grond van vorenstaande overwegingen staat vast dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zich niet als een goed huurder heeft gedragen zodat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verbintenis.
De vraag doet zich vervolgens voor of de tekortkoming van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de (gevolgen van de) gevorderde ontbinding niet rechtvaardigt.
In casu moet worden vastgesteld dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in de loop der jaren door Servatius regelmatig is aangesproken op de inrichting op en om zijn balkon, zonder dat dit (blijvend en voldoende) resultaat heeft opgeleverd. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] kan worden nagegeven dat Servatius in haar aan hem gerichte correspondentie niet altijd consequent is geweest in hetgeen zij hem verwijt, maar vaststaat dat hij niet alleen is vermaand over de aanwezigheid van (volgens Servatius te grote) planten op zijn balkon, maar ook over de overige inrichting, waarvoor hij van Servatiu s nimmer toestemming heeft verkregen. Het betreft in wezen een langslepende kwestie die reeds in 2000 heeft geleid tot een minnelijke regeling tussen partijen, welke regeling [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tot op heden niet (volledig) is nagekomen. Daarmee schiet [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tekort. Omdat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] er klaarblijkelijk een prestigekwestie van heeft gemaakt en ostentatief niet wil voldoen aan op zichzelf redelijke verlangens van Servatius, is de in conventie gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst toewijsbaar. Noch de bijzondere aard noch de strekking of betekenis van de tekortkomingen maakt dat daarover anders moet worden geoordeeld. De daarmee samenhangende vordering tot ontruiming zal eveneens worden toegewezen. Een termijn van vier weken komt de kantonrechter in dat verband redelijk voor.
Als de in conventie in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in de kosten worden verwezen. Voor betaling van de werkelijke kosten van deze procedure bestaat geen aanleiding. Het staat de kantonrechter ingevolge artikel 238 lid 2 Rv vrij het door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] te betalen bedrag te bepalen. Dit bedrag wordt, uitzonderingen daargelaten, vastgesteld conform het liquidatietarief. Het feit dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] met Servatius in de huurovereenkomst is overeengekomen dat “alle kosten, welke voor verhuurder voortvloeien uit niet-nakoming van enige bepalingen der huurovereenkomst” moet dragen is voor de kantonrechter onvoldoende grond om van het liquidatietarief af te wijken. Dit geldt evenzeer voor de stelling van Servatius dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] haar nodeloos op kosten jaagt met “zijn kat-en-muis spel”.
De vordering in reconventie zal worden afgewezen nu [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], gelet op de toewijzing van de gevorderde ontbinding en ontruiming, niet kan verlangen dat het tegendeel van de daaraan ten grondslag liggende redeneringen in een of meer verklaringen van recht wordt neergelegd.
Als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] worden verwezen in de proceskosten.
BESLISSING
in conventie
Ontbindt de huurovereenkomst tussen Servatius en [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres] 147b te Maastricht.
Veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] om binnen vier weken na betekening van het te wijzen vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al degenen die en al hetgeen dat zich daar(in) zijnentwege bevinden respectievelijk bevindt en om het gehuurde, onder afgifte van alle sleutels, geheel ter vrije beschikking van Servatius te stellen.
Machtigt Servatius de ontruiming zo nodig zelf uit te doen voeren op kosten van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] met hulp van politie en justitie.
Veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Servatius tot de datum van dit vonnis begroot op € 673,44, bestaande uit € 300,00 aan salaris gemachtigde,
€ 288,00 aan vastrecht en € 85,44 aan explootkosten.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Servatius tot de datum van dit vonnis begroot op € 120,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.