ECLI:NL:RBMAA:2009:BK1636

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
338697 CV EXPL 09-2938
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van kosten op basis van geneeskundige behandelingsovereenkomst in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 14 oktober 2009 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen NMT Factoring en Clearing Services (FenCS) B.V. en een gedaagde partij. FenCS vorderde betaling van een bedrag van € 3.191,45, vermeerderd met een boeterente en incassokosten, op basis van een geneeskundige behandelingsovereenkomst die de gedaagde had gesloten met het Centrum voor Tandheelkunde en Implantologie Heerlen. De gedaagde had de kosten van de behandeling, die in totaal € 2.464,10 bedroegen, niet betaald. FenCS stelde dat de vordering was gecedeerd aan hen en dat de gedaagde op de hoogte was gesteld van deze cessie conform artikel 3:94 BW.

De gedaagde voerde aan dat hij de kosten had geweigerd te betalen omdat de behandeling niet naar behoren was uitgevoerd. Hij had uiteindelijk een andere tandarts ingeschakeld die de behandeling correct had afgerond. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde op basis van de geneeskundige behandelingsovereenkomst verplicht was om de kosten te betalen, aangezien hij niet voldoende had onderbouwd waarom hij deze kosten niet verschuldigd zou zijn. De rechtbank wees de vordering van FenCS voor de contractuele rente en incassokosten af, omdat FenCS niet had voldaan aan haar substantiëringsplicht en de voorwaarden niet had overgelegd.

De rechtbank besloot dat de gedaagde vanaf de dag van dagvaarding in verzuim was en kende de wettelijke rente over het verschuldigde bedrag toe. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 2.464,10, vermeerderd met wettelijke rente, en werd ook verwezen in de proceskosten van FenCS, die op € 583,75 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 338697 CV EXPL 09-2938
typ: RW
vonnis van 14 oktober 2009
in de zaak van
NMT Factoring en Clearing Services (FenCS) B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Nieuwegein,
eisende partij,
hierna te noemen FenCS,
gemachtigden: A.H. Groenewegen en mr. A.J. Steenstra, werkzaam ten kantore van Groenewegen en Partners Gerechtsdeurwaarders te Den Haag.
tegen
[gedaagde],
wonend te [adres],
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde],
in persoon procederend.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Door partijen zijn achtereenvolgens de navolgende processtukken gewisseld en/of proceshandelingen verricht:
- exploot van dagvaarding van 16 juni 2009;
- conclusie van antwoord met producties;
- conclusie van repliek met producties;
- mondelinge reactie (als dupliek aan te merken).
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
MOTIVERING
FenCS vordert [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - te veroordelen om aan FenCS te betalen een bedrag van € 3.191,45, vermeerderd met een boeterente van 18% over een bedrag van € 2.464,10 vanaf 6 juni 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, onder verwijzing van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
FenCS stelt ter onderbouwing van haar vordering dat zij de vordering “overgedragen en gecedeerd heeft gekregen” en dat [gedaagde] van die cessie mededeling is gedaan conform artikel 3:94 BW. De vordering is ontstaan doordat Centrum voor Tandheelkunde en Implantologie Heerlen in opdracht en voor rekening van [gedaagde] tandheelkundige hulp heeft verleend voor een bedrag van € 2.464,10. FenCS vordert daarnaast op grond van de volgens haar toepasselijke NMT FenCS-voorwaarden vergoeding van de administratiekosten ad € 3,50 wegens door haar en Centraal Medisch Incasso Bureau verrichte extra administratieve werkzaamheden die zijn verricht om betaling van [gedaagde] te verkrijgen. [gedaagde] is volgens FenCS rente verschuldigd naar 1% per maand, gerekend vanaf 30 dagen na factuurdatum en 1,5% per maand vanaf de datum van de tweede betalingsherinnering, in totaal berekend op een bedrag van € 423,85. De verschuldigdheid van de rente baseert FenCS op voornoemde voorwaarden. FenCS vordert tevens vergoeding van de incassokosten van € 300,00. Zij wijst daarbij op de door Groenewegen en Partners Gerechtsdeurwaarders verrichte werkzaamheden. De gevorderde vergoeding van de incassokosten grondt FenCS eveneens op voornoemde voorwaarden en subsidiair op artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW dan wel de redelijkheid en billijkheid.
Bij antwoord stelt [gedaagde] dat door [naam], gevestigd te Simpelveld, twee implantaten zijn geplaatst. De nota voor die behandeling tot een bedrag van € 1.374,90
heeft hij betaald. Door Tandtechnisch Laboratorium te Simpelveld is “een opbouw met een steel geplaatst”. De opbouw is volgens [gedaagde] niet correct gemaakt. De hem daarvoor in rekening gebrachte kosten heeft hij geweigerd te betalen omdat “zij een verbetering hebben geweigerd”. Hierna is hij doorverwezen naar een “neutrale tandarts” via Iza Cura voor rebasing met staafdemontage op twee implantaten. Met die beslissing is hij teruggegaan naar Tandtechnisch Laboratorium te Simpelveld, maar aldaar werd geweigerd de behandeling voort te zetten. Uiteindelijk is hij “overgestapt” naar een andere implantoloog. Deze heeft alles in orde gemaakt. “Pas sinds gisteren”(de datum waarop het antwoord op schrift is gezet, was - blijkens de aanhef - 17 juni 2009), zo stelt [gedaagde], is zijn gebit “correct afgemaakt”. Hij verwijst daartoe naar de door hem bij zijn antwoord gevoegde bijlagen 4 en 5.
Bij repliek voert FenCS aan dat de gevorderde kosten betrekking hebben op de behandeling door het Centrum voor Tandheelkunde en Implantologie Heerlen, waarnaar [gedaagde] is verwezen. [gedaagde] stelt volgens FenCS dat deze “tweede” implantoloog “het” in orde heeft gemaakt, zodat [gedaagde] gehouden is de kosten van die behandeling, ten bewijze waarvan FenCS een (kopie van een) factuur van 13 mei 2008 heeft overgelegd, te voldoen. De door [gedaagde] overgelegde bijlagen 3, 4 en 5 hebben betrekking op een behandeling in 2009, waarbij de behandeling aan zijn gebit is voltooid. Die behandeling staat echter los van de behandeling waarvan thans betaling wordt gevorderd.
Bij repliek heeft [gedaagde] volhardt bij al zijn stellingen.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van in dit opzicht onbetwist gebleven producties staat tussen partijen het navolgende vast.
[gedaagde] is op grond van een daartoe gesloten geneeskundige (tandheelkundige) behandelingsovereenkomst behandeld door het Centrum Tandheelkunde en Implantologie Heerlen. De hem in verband met die behandeling in rekening gebrachte kosten ad € 2.464,10 conform de factuur van 13 mei 2008 heeft hij tot op heden niet betaald. Het Centrum Tandheelkunde en Implantologie Heerlen heeft zijn vordering in het kader van een factorovereenkomst geleverd aan FenCS. Van die levering is [gedaagde] mededeling gedaan conform artikel 3:94 BW.
Op grond van vorenstaande feiten staat vast dat [gedaagde] het bedrag van € 2.464,10 verschuldigd is aan FenCS. [gedaagde] ontkent immers niet dat hij op grond van de tandheelkundige behandelingsovereenkomst is behandeld door het Centrum Tandheelkunde en Implantologie Heerlen. De gevolgtrekking van FenCS dat uit [gedaagde]’ antwoord blijkt dat [gedaagde] heeft gesteld dat deze behandelaar “het in orde heeft gemaakt” vindt geen bevestiging in de stukken en met name niet in de door [gedaagde] gegeven lezing van de gebeurtenissen. Het lijkt er veeleer op dat [gedaagde] dienaangaande heeft verwezen naar de behandeling door Tandartsenpraktijk Vaals B.V. In zijn conclusie van antwoord en ook bij dupliek heeft [gedaagde] evenwel niets, althans niet duidelijk genoeg, gesteld over de in dit geding aan de orde zijnde (kosten van de) behandeling door het Centrum Tandheelkunde en Implantologie Heerlen. Uit het bij antwoord gevoerde verweer kan in ieder geval geen relevant argument worden afgeleid op grond waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat [gedaagde] de hoofdsom van € 2.464,10 niet verschuldigd is.
De door FenCS gevorderde contractuele rente zal worden afgewezen. FenCS heeft dienaangaande verwezen naar de volgens haar toepasselijke voorwaarden. Die voorwaarden zijn evenwel niet overgelegd. Voorts is gesteld noch gebleken dat en hoe de toepasselijkheid van die voorwaarden is bedongen. De overeenkomst zelf is net zo min als de bedoelde voorwaarden in het geding gebracht. Vanaf welke concrete datum rente naar een percentage van 1,5 per maand is berekend, is eveneens in het ongewisse gebleven nu FenCS deze datum niet genoemd heeft en zelfs geen (kopie van een) tweede betalingsherinnering heeft overgelegd. FenCS heeft derhalve ten aanzien van dit onderdeel van haar vordering niet voldaan aan haar substantiëringsplicht, zodat noch van het intreden van verzuim vóór 16 juni 2009 kan/mag worden uitgegaan noch van een op [gedaagde] rustende verplichting tot betaling van een contractuele rente of “boeterente”.
Omdat in ieder geval wel vaststaat dat [gedaagde] vanaf de dag van dagvaarding in verzuim is, zal vanaf die dag de wettelijke rente over de hoofdsom van € 2.464,10 worden toegewezen.
De gevorderde vergoeding van administratiekosten ad € 3,50 zal eveneens worden afgewezen nu, gelet op de hiervoor reeds gesignaleerde gebrekkige onderbouwing van de vordering van FenCS, niet is komen vast te staan dat de verschuldigdheid van die kosten voortvloeit uit toepasselijke algemene voorwaarden.
Ook de gevorderde vergoeding van incassokosten zal worden afgewezen. FenCS heeft de aan deze procedure voorafgegane incassopogingen onvoldoende met stukken onderbouwd om daaruit te kunnen concluderen dat deze werkzaamheden zijn verricht. Hiermee is niet komen vast te staan dat de door eisende partij bedoelde werkzaamheden en kosten verder strekten dan de verrichtingen en kosten waarvoor de artikelen 237 en 240 Rv een voorziening geven.
Bovendien is ook ten aanzien van deze kosten in onvoldoende mate onderbouwd dat [gedaagde] betaling daarvan verschuldigd is op grond van toepasselijke algemene voorwaarden. Dat [gedaagde] betaling van de kosten verschuldigd is op grond van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW, is eveneens onvoldoende onderbouwd. Gesteld noch gebleken is immers dat op incasso gerichte werkzaamheden zijn verricht en daarop betrekking hebbende kosten zijn gemaakt in een periode waarin [gedaagde] in verzuim was. In die omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat het gaat om redelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW. Waarom [gedaagde] dan toch, en wel op grond van de redelijkheid en billijkheid, gehouden zou zijn een bedrag van € 300,00 te betalen, heeft FenCS volledig in het midden gelaten, zodat ook die grondslag voor toewijzing van dit onderdeel van de vordering ontoereikend moet worden geacht.
Als de merendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] worden verwezen in de kosten van dit geding.
BESLISSING
Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan FenCS te betalen een bedrag van € 2.464,10, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
16 juni 2009 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van FenCS tot de datum van dit vonnis begroot op € 583,75, bestaande uit € 300,00 aan salaris gemachtigde, € 208,00 aan vastrecht en € 75,75 aan explootkosten.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.