RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
zaaknr: 332800 CV EXPL 09-2003
typ: MO
vonnis van 21 oktober 2009
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MATRIX ADVERTISING B.V.,
gevestigd te Heiloo,
eisende partij,
hierna te noemen: Matrix,
gemachtigde: een onbekend gelaten persoon ten kantore van v.d. Donk, Bot & Co. B.V., incassobureau te Heerhugowaard
[gedaagde partij],
wonend te [woonplaats] (Limburg),
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde partij],
in persoon procederend.
Matrix heeft bij dagvaarding van 21 april 2009 een vordering ingesteld tegen [gedaagde partij].
[gedaagde partij] heeft na gevraagd en verkregen uitstel bij niet-ondertekende en ongedagtekende brief (ingekomen op de roldatum 3 juni 2009) schriftelijk geantwoord.
Matrix heeft daarop voor repliek geconcludeerd onder verwijzing naar vier producties, waaronder één geluidsopname. Bij repliek is M.M.J. Haenen aangemeld als “rolgemachtigde” en heeft Matrix zonder verdere toelichting melding gemaakt van Broek op Langedijk als de gemeente waar zij gevestigd zou zijn en kantoor zou houden.
[gedaagde partij] heeft hier niet meer op gereageerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
Bij voormeld exploot van dagvaarding vordert Matrix de veroordeling van [gedaagde partij], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 608,52, “rente en kosten rechtens”.
De vordering is als volgt opgebouwd:
€ 476,00 hoofdsom (niet-betaalde factuur voor gemaakte reclame)
€ 43,02 vervallen wettelijke handelsrente
€ 14,50 (vergoeding van) leges / informatiekosten
€ 75,00 (vergoeding van) buitengerechtelijke kosten.
Ter onderbouwing van haar vordering voert Matrix aan dat zij overeenkomstig een telefonische opdracht d.d. 4 juni 2008 van [gedaagde partij] voor een periode van één jaar de bedrijfsgegevens van [gedaagde partij] heeft geplaatst op een door haar “geexploiteerde” internetsite www.bouwenklussen.nl. De inhoud van de opdracht acht Matrix ‘breder omschreven’ op de factuur d.d. 6 juni 2008 met het kenmerk 8420207. Volgens Matrix is [gedaagde partij] op grond hiervan een bedrag van € 476,00 aan haar verschuldigd. Matrix voert aan dat de betaling van de factuur plaats diende te vinden binnen veertien dagen na factuurdatum. Bij gebreke van betaling binnen deze termijn acht zij [gedaagde partij] de wettelijke handelsrente verschuldigd. Omdat betaling van voormeld bedrag uitbleef, heeft Matrix [gedaagde partij] in gebreke gesteld. Wegens onder meer deze werkzaamheid vordert Matrix vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
In zijn als antwoord te kwalificeren schriftelijke verweer betwist [gedaagde partij] dat hij toestemming heeft gegeven voor het tegen betaling publiceren van zijn bedrijfsgegevens. [gedaagde partij] voert aan dat hij niet bekend is met zowel de naam van de eisende partij als de bovengenoemde website. [gedaagde partij] stelt dat hij het gevoel heeft dat er sprake is van oplichting.
In voortgezet debat legt Matrix een geluidsopname en een schriftelijke weergave (transcript) daarvan over. Matrix voert aan dat uit de geluidsopname blijkt dat [gedaagde partij] zich uitdrukkelijk akkoord heeft verklaard met en zijn instemming heeft gegeven aan de hierboven weergegeven opdracht. Ook heeft [gedaagde partij] volgens Matrix verklaard dat de opdracht juist was weergegeven en dat het hem helemaal duidelijk was. Blijkens de geluidsopname heeft “[gedaagde partij]” beaamd dat hij “de eigenaar en bevoegd” was om “voor die opdracht akkoord te geven”.
[gedaagde partij] is door de griffier bij een niet-geretourneerde dienstbrief van 29 juli 2009 uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld mondeling en/of schriftelijk te reageren op de conclusie van repliek van de wederpartij. [gedaagde partij] heeft het echter niet nodig geoordeeld te reageren of om uitstel voor een dergelijke reactie te verzoeken.
De kantonrechter overweegt dat Matrix niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [gedaagde partij] op 4 juni 2008 telefonisch opdracht tot het publiceren van bedrijfsgegevens van ‘[naam bedrijf gedaagde partij]’ op de website www.bouwenklussen.nl heeft gegeven. Nu [gedaagde partij] bij zijn als antwoord aangemerkte schriftelijke verweer uitdrukkelijk betoogt dat hij ‘nooit toestemming (heeft) gegeven voor de publicatie van deze gegevens, tegen betaling’, moet deze ontkenning van het bestaan van de “overeenkomst” in de beoordeling worden meegenomen, ondanks het feit dat [gedaagde partij] niet voor dupliek heeft geconcludeerd. Hoewel het overleggen van een geluidsopname als een aanwijzing voor contact en/of afspraken zou kunnen gelden, moeten er meer feiten en omstandigheden worden gesteld en (veel) meer bewijzen worden aangedragen om aan te kunnen nemen dat er via het voormelde telefoongesprek op 4 juni 2008 tussen juist deze partijen een overeenkomst van een bepaalde inhoud en voor een bepaalde duur per een concrete ingangsdatum tot stand gekomen is. Matrix heeft nagelaten te stellen en te onderbouwen dat tussen haar en de in rechte gedaagde [gedaagde partij] wilsovereenstemming was bereikt omtrent de voornoemde essentialia van een overeenkomst. Ten eerste heeft Matrix nagelaten om een door [gedaagde partij] ondertekende schriftelijke bevestiging van de voornoemde telefonische opdracht over te leggen. Matrix volstaat met een door geen van partijen ondertekende en aan “[gedaagde partij]” gerichte ‘bevestiging van de telefonische opdracht’. Dat [gedaagde partij] niet op deze ‘bevestigingsbrief’ heeft gereageerd, is echter onvoldoende om te concluderen dat [gedaagde partij] heeft ingestemd met de “opdracht”. Uit de kennelijk automatisch aangemaakte ‘bevestigingsbrief’ volgt immers allerminst dat deze daadwerkelijk verzonden is, laat staan dat [gedaagde partij] deze heeft ontvangen (met als mogelijk gevolg dat [gedaagde partij] niet op het stuk kon reageren). De concrete feiten ten aanzien van verzending en ontvangst zijn ook gesteld noch gebleken. Ten tweede ontbreekt enig bewijs dat Matrix de “opdracht” heeft uitgevoerd (bijvoorbeeld door het overleggen van een weergave van de gepubliceerde bedrijfsgegevens van [naam bedrijf gedaagde partij] op www.bouwenklussen.nl). Matrix heeft niet inzichtelijk gemaakt of zij de werkzaamheden waarop zij haar vordering baseert, heeft verricht. Ten derde blijkt uit de door Matrix overgelegde geluidsopname en de schriftelijke weergave daarvan dat de telefoniste nimmer de juiste en volledige personalia heeft weergegeven, terwijl vervolgens niet gesteld is dat deze door Matrix zijn geverifieerd. De telefoniste heeft weliswaar gevraagd of de naam van de persoon met wie zij sprak ‘[gedaagde partij]’ was, maar zij heeft nagelaten de volledige voornamen van de gesprekspartner(s) te verifiëren. Zij heeft bovendien herhaaldelijk aan deze verkeerde achternaam gerefereerd, namelijk ‘[gedaagde partij]’ in plaats van ‘[gedaagde partij]’. Ook heeft Matrix geen informatie verstrekt die duidt op verificatie van de gegevens van de telefonische “contractant”. De persoon die het telefoongesprek met “[gedaagde partij]” voerde, heeft zichzelf voorgesteld als ‘Danique’ (zonder vermelding van enige voor- of achternaam). Matrix heeft nagelaten te vermelden wie deze persoon is, welke functie zij binnen Matrix bekleedt en of zij gemachtigd was om namens Matrix een “overeenkomst” te sluiten. Het is derhalve niet vast te stellen dat er daadwerkelijk contact heeft plaatsgevonden tussen iemand die bevoegd was Matrix te binden en de persoon die thans in rechte is gedaagd, laat staan dat van overeenstemmende wilsuitingen sprake was. Het voorgaande houdt in dat Matrix het bestaan van de gestelde “overeenkomst” in onvoldoende mate heeft gepresenteerd en onderbouwd.
Indien desondanks al zou moeten worden aangenomen dat er wel een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, heeft het volgende te gelden. Allereerst heeft Matrix gesteld dat [gedaagde partij] direct bij het geven van de telefonische opdracht op 4 juni 2008 gehouden was tot betaling van de hoofdsom. De redelijkheid gebiedt echter dat een partij na het telefonisch sluiten van een overeenkomst een periode van beraad krijgt om van het sluiten van deze overeenkomst af te zien. Matrix heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat in dit concrete geval een uitzondering moet worden gemaakt op dit uitgangspunt. Daarbij komt nog dat de wet – op straffe van nietigheid – voorschrijft dat een door (telefonische) colportage gesloten overeenkomst bij akte wordt opgemaakt, waarvan twee gelijkluidende exemplaren door alle betrokken partijen worden ondertekend. Zoals hierboven is weergegeven, heeft Matrix nagelaten een dergelijk door [gedaagde partij] ondertekend bewijsstuk in het geding te brengen, zodat niet aan dit vereiste is voldaan. Hieruit volgt dat, zelfs indien aangenomen moet worden dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, deze overeenkomst nietig is.
De vordering wordt dan ook afgewezen.
Matrix wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten verwezen.
Veroordeelt Matrix tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde partij] tot de datum van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken, in aanwezigheid van de griffier.