ECLI:NL:RBMAA:2009:BK2677

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
21 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
332808 CV EXPL 09-2009
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door mishandeling en schadevergoeding voor immateriële en materiële schade

In deze zaak vordert de eisende partij, [eisende partij], een schadevergoeding van [gedaagde partij] naar aanleiding van een incident op 30 oktober 2007, waarbij hij zou zijn bedreigd en mishandeld. De eisende partij stelt dat de gedaagde partij hem in zijn woning heeft mishandeld door met de tafelrand zijn keel dicht te knijpen en daarbij te dreigen. Dit voorval heeft geleid tot immateriële schade in de vorm van pijn en angst, waarvoor hij een bedrag van € 776,00 vordert. Daarnaast vordert hij vergoeding voor de schade aan zijn bril en horloge, in totaal € 452,00.

De gedaagde partij ontkent de beschuldigingen en stelt dat de eisende partij en de aanwezigen onder invloed van alcohol waren, wat de situatie verhit heeft. De gedaagde partij heeft een transactievoorstel gedaan voor de erkende vernieling van een tafeltje, maar ontkent de mishandeling en de schade aan de bril en het horloge. De eisende partij heeft geen medische verklaringen overgelegd ter onderbouwing van zijn immateriële schade en heeft onvoldoende bewijs geleverd voor de schade aan zijn bril.

De rechtbank oordeelt dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de stelplicht met betrekking tot de immateriële schade, aangezien er geen concrete medische onderbouwing is. Ook de schade aan de bril wordt afgewezen, omdat de eisende partij geen details heeft gegeven over de vernieling. De rechtbank concludeert dat de eisende partij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vorderingen en wijst de vordering af. Tevens wordt de eisende partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 332808 CV EXPL 09-2009
typ: RW
vonnis van 21 oktober 2009
in de zaak van
[eisende partij],
wonend te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen [eisende partij],
gemachtigde: mr. J.W.J. Schoonbrood, advocaat te Heerlen,
tegen
[gedaagde partij],
wonend te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde partij],
gemachtigde: mr. M.M.A. Straatman Selij, advocaat te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Door partijen zijn achtereenvolgens de navolgende processtukken gewisseld:
- exploot van dagvaarding van 28 april 2009 met producties;
- conclusie van antwoord met producties;
- conclusie van repliek met producties;
- conclusie van dupliek met producties.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
MOTIVERING
[eisende partij] vordert [gedaagde partij] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - te veroordelen om aan [gedaagde partij] te betalen een bedrag van € 1.228,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2007, althans vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening, onder verwijzing van [gedaagde partij] in de kosten van dit geding.
[eisende partij] onderbouwt zijn vordering als volgt.
Op 30 oktober 2007 is [eisende partij] door [gedaagde partij] in [eisende partij]’ woning bedreigd en mishandeld. [gedaagde partij] heeft met de tafelrand de keel van [eisende partij] “dichtgeknepen” en daarbij gezegd “ik maak je kapot”. Dit voorval was voor [eisende partij] erg beangstigend. Hij heeft als gevolg van het voorval enkele weken pijn aan zijn keel gehad. [eisende partij] stelt in dat verband dat hij destijds onder behandeling was bij een specialist wegens een keelaandoening en dat [gedaagde partij] dat wist. Als immateriële schadevergoeding vordert [eisende partij] een bedrag van € 776,00. Daarnaast voert [eisende partij] aan dat [gedaagde partij] bij het incident [eisende partij]’ bril en horloge heeft vernield. Hij vordert vergoeding van de reparatiekosten van het horloge ad € 166,00 en vergoeding van de vervangingswaarde ad € 286,00 van “het onherstelbare brilmontuur en de glazen van de bril”. [eisende partij] biedt bewijs van zijn stellingen aan en dan met name van de bedreiging, mishandeling en vernielingen door [gedaagde partij]. Als getuigen kunnen worden gehoord [eisende partij] zelf en twee eveneens bij het voorval aanwezige getuigen, mevrouw [getuige 1] en mevrouw [getuige 2].
Bij antwoord ontkent [gedaagde partij] dat hij [eisende partij] heeft bedreigd en mishandeld. De op 30 oktober 2007 aanwezigen (hijzelf, [eisende partij], [getuige 1] en [getuige 2]) waren volgens hem “allen danig onder invloed van alcohol” en “de gemoederen waren, zoals wel vaker verhit geraakt”. [eisende partij] erkent een salontafeltje te hebben beschadigd maar betwist de keel van [eisende partij] te hebben “dichtgeknepen”. Hij heeft niet gezegd “ik maak je kapot”. Hij betwist voorts de bril en een horloge van [eisende partij] te hebben beschadigd. [gedaagde partij] voert aan dat hij (in het kader van een strafvervolging) een transactievoorstel voor de door hem erkende vernieling heeft betaald in april 2008. Van vervolging wegens bedreiging en/of mishandeling is geen sprake geweest. Hij vermoedt dat [eisende partij] uit het voorval “een ‘slaatje’ wil slaan”. Het voorstel van [gedaagde partij] aan [eisende partij] om een nieuw tafeltje te kopen heeft [eisende partij], zo stelt [gedaagde partij], niet geaccepteerd.
Bij repliek volhardt [eisende partij] in zijn lezing van hetgeen is voorgevallen op 30 oktober 2007 en de daardoor veroorzaakte schade. Hij herhaalt dat een en ander kan worden bewezen met verklaringen van de door hem voorgestelde getuigen. Als producties legt hij schriftelijke verklaringen over van [getuige 2] en [getuige 1] en een (kopie van) een proces-verbaal van aangifte van 30 oktober 2007 van voornoemde [getuige 2]. Dat [gedaagde partij] en [eisende partij], die wel bier hadden gedronken, “onder invloed van alcohol of totaal beschonken waren” ontkent [eisende partij]. Een (schikkings)voorstel ten aanzien van het salontafeltje heeft [gedaagde partij] volgens [eisende partij] nooit gedaan. Het tafeltje is bovendien eigendom van mevrouw [getuige 1]. Aan het voorval heeft hij een zeer pijnlijke keel en nachtmerries overgehouden.
In zijn conclusie van dupliek wijst [gedaagde partij] er op dat [getuige 2] op 30 oktober 2007 “ruim drie uur na het gebeuren” niets heeft verklaard over de bedreiging en mishandeling. Hieruit blijkt volgens [gedaagde partij] dat zijn versie van hetgeen is gebeurd, op waarheid berust. [gedaagde partij] legt in dat kader voorts als productie 1 een (kopie van) een proces-verbaal van aangifte van de met [eisende partij] samenwonende [getuige 1] over. Daaruit blijkt dat [getuige 1] destijds niets heeft verklaard over (onder meer) bedreiging en mishandeling. [gedaagde partij] is destijds door de politie als verdachte gehoord inzake de vernieling van een aantal goederen in de betreffende woning. Opvallend is ook dat [eisende partij] in een aan [gedaagde partij] gerichte brief van 23 november 2008 een hoger schadebedrag heeft genoemd dan thans wordt gevorderd. [gedaagde partij] houdt vol dat hij de bril en het horloge niet heeft beschadigd.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van in dit opzicht onbetwist gebleven producties staat tussen partijen het navolgende vast.
Op 30 oktober 2007 waren ‘s avonds in de woning aan de [adres] aanwezig de bewoners [eisende partij] en [getuige 1]. Tevens waren aanwezig de buurvrouw [getuige 2] en [gedaagde partij]. [gedaagde partij] heeft toen een (salon)tafeltje opgetild en weer neergegooid, waardoor in ieder geval dit tafeltje, dat eigendom is van [getuige 1], is beschadigd.
Partijen verschillen van mening over de vraag of [gedaagde partij] [eisende partij] heeft mishandeld.
Ten aanzien van de daarmee verband houdende immateriële schade heeft [eisende partij] gesteld dat hij aan de beweerde mishandeling (enkele) weken een pijnlijke keel en (blijvende?) nachtmerries heeft overgehouden en dat alles voor hem erg beangstigend was.
Met die stellingen, die verder niet zijn onderbouwd met medische verklaringen, heeft [eisende partij] niet voldaan aan de gemotiveerde stelplicht ten aanzien van de door hem opgevoerde (omvang van de) immateriële schade. Het gegeven dat [eisende partij] in de periode voor en na 30 oktober 2007 voor een aandoening aan zijn keel werd behandeld, maakt dit niet anders, want die behandeling houdt geen verband met de (veronderstelde) mishandeling.
Als het dus al zo is dat [eisende partij] voldoende heeft gesteld om tegenover de betwisting van [gedaagde partij] gelegenheid te mogen krijgen bewijs van onrechtmatig handelen van [gedaagde partij] te leveren dat de directe oorzaak is geweest van schade aan de zijde van [eisende partij], dan is in elk geval directe schadeveroorzaking als zodanig veel te weinig concreet naar voren gebracht.
Hieruit blijkt in ieder geval niet dat [eisende partij] als gevolg van de gebeurtenis op 30 oktober 2007 immateriële schade heeft geleden. Het (gestelde) feit dat [eisende partij] pijn heeft ondervonden en tijdens het voorval bang is geweest, leidt niet zonder meer tot de conclusie dat hij immateriële schade heeft geleden. Nu [eisende partij] geen verdere onderbouwing van de door hem gestelde immateriële schade naar voren heeft gebracht moet worden vastgesteld dat hij deze schade niet, althans vergaand onvoldoende, aannemelijk heeft gemaakt. Hieruit volgt dat de vraag of [eisende partij] door [gedaagde partij] op 30 oktober 2007 is mishandeld, onbeantwoord kan blijven. Zelfs indien vastgesteld zou worden dat [eisende partij] op die dag was mishandeld, zou dit immers niet tot een schadevergoeding naar billijkheid ex artikel 6:106 BW kunnen leiden. Van nadeel anders dan vermogensschade is namelijk niet gebleken.
Ten aanzien van de door [eisende partij] gevorderde vergoeding van de materiële schade wordt als volgt overwogen.
[eisende partij] stelt dat zijn horloge en bril beschadigd, respectievelijk vernield zijn tijdens het voorval op 30 oktober 2007.
Opvallend is dat [eisende partij] verder niets stelt omtrent de wijze waarop de bril is vernield door [gedaagde partij]. Aangezien [gedaagde partij] de vernieling betwist, had het op de weg van [eisende partij] gelegen concrete details naar voren te brengen over de toedracht. Nu [eisende partij] dat niet heeft gedaan, heeft hij op dit punt niet voldaan aan de gemotiveerde stelplicht. Het door hem
gedane bewijsaanbod dient in zoverre te worden gepasseerd, mede omdat ook dat aanbod veel te globaal was en noch op de situatie noch op de concrete schadepost toegespitst.
Voor vergoeding van schade aan de bril door [gedaagde partij] bestaat derhalve evenmin grond.
Ten aanzien van het horloge heeft [eisende partij] verwezen naar een bij repliek overgelegde schriftelijke verklaring van [getuige 1], waarin zij het volgende stelt: “[gedaagde partij] pakte de salontafel en gooide hem om waardoor de bril en de GSM van mijn buurvrouw [getuige 2] kapot vielen op de grond en het horloge van [eisende partij] eveneens beschadigd werd.”
[eisende partij] heeft hiermee voldoende concrete details naar voren gebracht omtrent de toedracht van de gestelde beschadiging van het horloge. [gedaagde partij] had, naar het oordeel van de kantonrechter in reactie daarop niet mogen volstaan met de blote ontkenning van de beschadiging. Dat het horloge door [gedaagde partij] is beschadigd, staat derhalve wel vast.
Er bestaat evenwel geen aanleiding om [gedaagde partij] te veroordelen tot vergoeding van het door [eisende partij] opgevoerde bedrag. [eisende partij] heeft namelijk de omvang van de schade aan het horloge volstrekt onvoldoende onderbouwd. [eisende partij] had daarbij niet mogen volstaan met de enkele stelling dat de reparatiekosten van het horloge € 166,00 bedragen. Hij had dan toch op zijn minst een rekening/offerte van die reparatiekosten over moeten leggen. Nu hij zelfs dit heeft nagelaten, moet ook dit onderdeel van de vordering worden afgewezen.
Uiteraard is er bij afwijzing van alle samenstellende bestanddelen van de gevorderde hoofdsom geen grond tot toewijzing van enige nevenvordering.
Als volledig in het ongelijk gestelde partij zal [eisende partij] worden verwezen in de kosten van dit geding.
BESLISSING
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [eisende partij] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde partij] tot de datum van dit vonnis begroot op € 200,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.