ECLI:NL:RBMAA:2009:BK3830

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
4 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
333912 CV EXPL 09-2176
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van taxatiekosten door gedaagden na overeenkomst met eiser

In deze zaak vorderde eiser, vertegenwoordigd door deurwaarder J.H.L. Sinkiewicz, betaling van taxatiekosten door gedaagden, echtgenoten woonachtig in [land sub 1]. De vordering betrof een bedrag van € 531,80, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten, voortvloeiend uit een taxatieovereenkomst die op 24 augustus 2007 was gesloten. Eiser had de woning van gedaagden getaxeerd en een factuur van € 416,50 verzonden, welke tot op heden onbetaald was gebleven. Gedaagden betwistten niet dat zij de overeenkomst hadden gesloten, maar voerden aan dat zij de woning later door een derde partij hadden laten taxeren, wat volgens hen hun betalingsverplichting zou beïnvloeden. De kantonrechter oordeelde echter dat dit argument niet opging, aangezien de overeenkomst met eiser nog steeds van kracht was en de factuur voldaan diende te worden. De rechter wees de hoofdsom van € 416,50 toe, maar wees de vordering voor vervallen rente en incassokosten af, omdat eiser niet had aangetoond wanneer gedaagden in verzuim waren geraakt. Gedaagden werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van eiser, die op € 357,25 waren begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 333912 CV EXPL 09-2176
typ: RK
Vonnis d.d. 4 november 2009
in de zaak van:
[eiser]
gevestigd te [plaats],
eiseres,
verder te noemen: [eiser],
gemachtigde: J.H.L. Sinkiewicz, deurwaarder te Maastricht
tegen
[gedaagde sub 1],
wonend te [adres]
en
[gedaagde sub 2],
(eveneens) wonend te [adres]
gedaagden,
gezamenlijk en in persoon procederend.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Door partijen zijn achtereenvolgens de navol¬gende proces¬stukken gewisseld:
-exploot van dagvaarding d.d. 3 april 2009 met acht, deels meervoudige, producties in fotokopievorm;
-conclusie van antwoord met zes producties, waarvan één origineel en vijf in fotokopievorm;
-conclusie van repliek;
-conclusie van dupliek.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
MOTIVERING
Nu gedaagden - die echtgenoten zijn - woonachtig zijn in [land sub 1] en [eiser] gevestigd is in [land sub 2], is sprake van een rechtsverhouding met een internationaal karakter. In verband met de aard van het geschil, dat neerkomt op een vordering van [eiser] op gedaagden uit een tussen hen gesloten burgerlijke overeenkomst, valt de zaak onder het bepaalde in artikel 1 verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (EEX-Verordening), zodat daarmee deze verordening materieel toepasselijk is. Aangezien het geschil betrekking heeft op een overeenkomst die in Nederland dient te worden uitgevoerd, komt op grond van de exclusieve bevoegdheidsregel van artikel 5 lid 1 sub a van genoemde verordening de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om van het geschil kennis te nemen. Gelet verder op het bepaalde in artikel 93 Rv is de kantonrechter bevoegd om van de onderhavige zaak kennis te nemen.
[eiser] vordert de hoofdelijke veroordeling van gedaagden - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van een bedrag van € 531,80, vermeerderd met de overeengekomen rente gelijk aan de wettelijke rente over € 416,50 vanaf 25 maart 2009 tot aan de dag van algehele voldoening.
De vordering is als volgt opgebouwd:
€ 416,50 hoofdsom (onbetaald gelaten factuur voor de taxatie van een woning)
€ 40,30 tot 25 maart 2009 vervallen overeengekomen rente
€ 75,00 vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
Ter onderbouwing van haar vordering voert [eiser] aan dat gedaagde sub 1 in een telefoongesprek met een medewerker van [eiser], [medewerker], is overeengekomen dat [eiser] op 24 augustus 2007 het woonhuis van gedaagden, gelegen aan bovengenoemd adres, zou taxeren tegen een prijs van € 350,00 exclusief btw.
[medewerker] heeft op 24 augustus 2007 in aanwezigheid van beide gedaagden genoemde woning bezichtigd. Op 28 augustus 2007 heeft [medewerker] het taxatierapport aan gedaagden verzonden. Op 29 augustus 2007 heeft gedaagde sub 1 telefonisch aan [eiser] medegedeeld dat het taxatierapport was ontvangen doch dat het daarin vermelde bouwjaar van het pand niet correct was. [medewerker] heeft diezelfde dag een gecorrigeerd rapport aan gedaagden verzonden.
De aan gedaagden gezonden factuur d.d. 28 augustus 2007 ad € 416,50 (inclusief btw) hebben zij tot op heden onbetaald gelaten. Een kopie van de factuur (gericht aan beide gedaagden) is met het exploot van dagvaarding medebetekend.
Gedaagden betwisten op geen enkele wijze dat zij (beiden) met [eiser] de onderhavige taxatieovereenkomst hebben gesloten. Evenmin betwisten zij de hierboven omschreven wijze van totstandkoming, de wijze waarop daaraan uitvoering is gegeven en de gemaakte prijsafspraak. Het bestaan van de gestelde overeenkomst staat daarmee voor de kantonrechter vast. Gedaagden zijn dan ook in beginsel gehouden de op die overeenkomst betrekking hebbende factuur te voldoen.
Hetgeen gedaagden aanvoeren, namelijk - voor zover dit al uit hun op schrift gestelde opmerkingen valt af te leiden - dat zij de betreffende woning op een later moment door een derde partij (nogmaals) hebben laten taxeren, doet op geen enkele wijze af aan de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting jegens [eiser]. Het verweer - voor zover al van enige vorm van tegenargumentatie kan worden gesproken - kan dan ook niet slagen.
Gelet op het bovenstaande zal de gevorderde hoofdsom worden toegewezen.
De post vervallen rente zal worden afgewezen, nu [eiser] niet heeft gesteld met ingang van welke datum gedaagden met de betaling van de hoofdsom in verzuim zijn. Hiermee is onduidelijk gebleven over welke periode(n) en krachtens welke feitelijke en juridische gronden (wettelijke) rente is berekend. Wel is de rente vanaf de dag van dagvaarding toewijsbaar, omdat ingevolge het exploot toen in elk geval verzuim is ingetreden.
De gevorderde vergoeding van incassokosten zal eveneens worden afgewezen. De met zulke (eventuele) kosten samenhangende werkzaamheden zijn immers verricht tijdens een periode waarvan niet vastgesteld kan worden dat gedaagden in verzuim waren. Hieruit volgt dat niet vastgesteld kan worden dat er sprake is van redelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW.
Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij tot betaling van de aan de zijde van [eiser] gevallen proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING
Veroordeelt gedaagden hoofdelijk - in die zin dat betaling van de een de ander tot de hoogte daarvan kwijt - om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 416,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2009 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt gedaagden hoofdelijk - in die zin dat betaling van de een de ander tot de hoogte daarvan kwijt - tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot aan de datum van dit vonnis begroot op € 357,25, bestaande uit € 120,00 aan salaris gemachtigde, € 158,00 aan vastrecht, € 79,25 aan explootkosten.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.