ECLI:NL:RBMAA:2009:BK4488
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van zorgpremie en wettelijke rente
In deze zaak vorderde de Onderlinge Waarborgmaatschappij Centrale Zorgverzekeraars Groep, Zorgverzekeraar U.A. (hierna: CZ) van de gedaagde partij, die in persoon procedeerde, betaling van een bedrag van € 406,95, vermeerderd met wettelijke rente over een hoofdsom van € 328,10. De vordering was gebaseerd op zorgverzekeringsovereenkomsten die tussen partijen waren gesloten, waarbij CZ stelde dat de gedaagde de premies over de maanden november en december 2006 niet had betaald. Ondanks herhaalde aanmaningen door CZ, bleef de gedaagde in gebreke. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat zij nooit een aanmaning had ontvangen en dat zij onder bewind stond in het kader van de Wsnp, waardoor haar post door de bewindvoerder werd ontvangen. Tevens stelde zij dat CZ een bedrag van € 998,60 aan haar verschuldigd was wegens een medische behandeling van haar dochter, wat zij zelf had betaald.
De rechtbank oordeelde dat de gedaagde met CZ zorgverzekeringsovereenkomsten had gesloten en dat zij de verschuldigde premie van € 328,10 niet had betaald. De rechtbank wees de vordering tot betaling van de hoofdsom toe, maar wees de vordering tot vergoeding van incassokosten af, omdat CZ niet had aangetoond dat de gedaagde in verzuim was geraakt voordat de dagvaarding was uitgebracht. De rechtbank compenseerde de proceskosten, omdat de gedaagde geloofwaardig had betoogd dat zij nooit aanmaningen had ontvangen, en CZ onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat de gedaagde wel degelijk was aangemaand. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.