RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
zaaknr: 345229 CV EXPL 09-3806
typ: MO
vonnis van 16 december 2009
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ESSENT RETAIL ENERGIE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te ’s-Hertogenbosch,
eisende partij,
hierna te noemen: Essent,
gemachtigden: J.L.G. Jeukens, mr. R.H.A. Buttolo en W. Drooghaar, deurwaarders te Heerlen
[gedaagde],
wonend te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
in persoon procederend.
Essent heeft bij dagvaarding van 29 juli 2009 een vordering ingesteld tegen [gedaagde] en heeft aan het exploot van dagvaarding enige ongenummerde producties doen hechten.
[gedaagde] – die zichzelf aanduidt als “[gedaagde]” – heeft ter eerst dienende datum schriftelijk geantwoord onder overlegging van een groot aantal ongenummerde bijlagen. Essent heeft vervolgens voor repliek geconcludeerd onder verwijzing naar zes extra (deels meervoudige) producties. Weliswaar is dit processtuk afkomstig van een onbekende persoon ten kantore van “GGN Brabant” (die nimmer als gemachtigde is gesteld), maar het zal desondanks aan Essent worden toegerekend.
[gedaagde] heeft hier niet meer op gereageerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
Bij voormeld exploot van dagvaarding vordert Essent de veroordeling van [gedaagde], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 3.880,42, vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.253,80 vanaf 29 juli 2009 tot de dag van algehele voldoening, onder verwijzing van [gedaagde] in de kosten van het geding.
De vordering is als volgt opgebouwd:
€ 3.253,80 hoofdsom (niet-betaalde energienota’s)
€ 176,62 vervallen wettelijke rente (vanaf veertien dagen na factuurdatum tot
29 juli 2009)
€ 450,00 vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
Ter onderbouwing van haar vordering heeft Essent – samengevat – het volgende aangevoerd. Essent “verzorgt” (bedoeld zal zijn: verzorgde op enig moment) de levering van
nutsvoorzieningen voor [gedaagde]. [gedaagde] heeft nagelaten om voorschot- en eindnota’s tot een totaalbedrag van € 3.253,80 te voldoen. Essent acht [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd vanaf veertien dagen na factuurdatum en vordert tevens vergoeding van forfaitair begrote buitengerechtelijke kosten.
Bij conclusie van antwoord erkent [gedaagde] (impliciet) dat Essent op enig moment de levering van nutsvoorzieningen voor haar rekening heeft verzorgd. [gedaagde] voert aan dat Essent haar “5000 cub” meer in rekening heeft gebracht dan hetgeen zij aan gas heeft verbruikt. Ter onderbouwing legt zij een onduidelijk gekopieerde foto van de gasmeter en aantekeningen van de meterstanden per 6 juni 2008 over. [gedaagde] heeft de volgende meterstanden genoteerd:
Elektriciteit I 17376
Elektriciteit II 20415
Gas 41888.
Essent preciseert in voortgezet debat haar vordering in hoofdsom als volgt:
€ 1.520,82 jaarafrekening 2006/2007 d.d. 15 november 2007 (elektriciteit en gas)
€ 250,00 voorschot februari 2008 (elektriciteit en gas)
€ 1.323,80 eindafrekening per 20 april 2008 met dagtekening factuur 7 juni 2008 (gas)
€ 159,18 eindafrekening per 20 april 2008 met dagtekening factuur 7 juni 2008
(elektriciteit).
Essent merkt op dat [gedaagde] slechts het gedeelte van de vordering dat ziet op gas heeft betwist en wijst erop dat de jaarafrekening 2006/2007 is gebaseerd op eindstanden die zijn opgenomen door een meteropnemer. Deze jaarafrekening is derhalve gebaseerd op “werkelijke” meterstanden. Omdat de nieuwe leverancier van de nutsvoorzieningen had nagelaten de “switchstanden” binnen tien werkdagen na de overstap naar een andere energieleverancier door te geven aan de netbeheerder, heeft deze laatste de eindstanden geschat en deze doorgegeven aan de nieuwe leverancier en aan Essent. Essent heeft de meterstanden vervolgens opgenomen in de eindafrekening(en) per 20 april 2008. Indien de “switchstanden” niet correct blijken te zijn, moet de nieuwe leverancier een correctieverzoek indienen bij de netbeheerder, onder vermelding van de juiste meterstanden. Het verschil tussen de geschatte en de correcte switchstanden wordt tussen de netbeheerder en de nieuwe leverancier verrekend en de nieuwe leverancier verrekent het verschil alsdan met de klant. Dit is zowel schriftelijk als mondeling aan [gedaagde] kenbaar gemaakt.
[gedaagde] is door de griffier bij een niet-geretourneerde dienstbrief van 21 oktober 2009 uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld mondeling en/of schriftelijk te reageren op de conclusie van repliek van de wederpartij. [gedaagde] heeft echter nagelaten te reageren en heeft evenmin uitstel voor een dergelijke reactie verzocht.
c. de beoordeling
Vaststaat dat Essent op basis van een verbruiksovereenkomst op enig moment nutsvoorzieningen en bijkomende diensten heeft geleverd aan de woning waar [gedaagde] onder de naam T.P.H. Bronckers destijds verblijf hield en thans als T.P.H. [gedaagde] nog steeds woont. Essent acht [gedaagde] op grond van deze per 20 april 2008 beëindigde overeenkomst een bedrag van € 3.253,80 wegens niet-betaalde voorschot- en eindnota’s verschuldigd.
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de bedragen genoemd in de jaarafrekening 2006/2007 d.d. 15 november 2007 (die gebaseerd is op gecontroleerde meterstanden) en de voorschotnota van februari 2008 niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat de daarmee gemoeide bedragen van € 1.520,82 en € 250,00 worden toegewezen.
Ter beoordeling resteert dan nog een bedrag van € 1.482,98 ter zake de niet-betaalde eindafrekeningen d.d. 7 juni 2008 voor zowel gas als elektriciteit. In tegenstelling tot hetgeen Essent aanvoert, volgt niet uit het antwoord dat [gedaagde] slechts het gedeelte van de vordering dat ziet op geleverd gas, heeft betwist. Nu Essent alleen het (geschatte) gasverbruik heeft gepreciseerd en heeft nagelaten te stellen waarop het elektriciteitverbruik geschat wordt, kon [gedaagde] niet nagaan of het berekende energieverbruik correct tot uitdrukking kwam in de weergave van de geschatte meterstanden. Uit de door [gedaagde] op de eindafrekening gemaakte aantekeningen blijkt bovendien dat zij zowel de daadwerkelijke gasmeterstand als de volgens haar correcte standen van de elektriciteitmeter(s) heeft genoteerd. Om die reden moet worden aangenomen dat [gedaagde] uitdrukkelijk heeft bedoeld naast de gasafrekening ook de elektriciteitafrekening aan te vechten.
Essent heeft – kort gezegd – aangevoerd dat bij een foutieve schatting van meterstanden bij (zo begrijpt de kantonrechter) het beëindigen van de leveringsovereenkomst van nutsvoorzieningen de nieuwe energieleverancier een correctieverzoek indient bij de netbeheerder. In dit geval ligt dat eindmoment op 20 april 2008. Het verschil tussen de geschatte en de correcte meterstanden wordt volgens Essent verrekend tussen de netbeheerder en de nieuwe leverancier. De nieuwe leverancier zal het verschil alsdan met de klant verrekenen. Essent heeft zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] zich om die reden tot haar nieuwe energieleverancier dient (of had dienen) te wenden. De kantonrechter deelt dit standpunt niet. Onderlinge afspraken tussen energieleveranciers en een netwerkbeheerder regarderen derde partijen zoals [gedaagde] niet. Nu [gedaagde] niet heeft ingestemd met een dergelijke handelwijze, is zij ‘slechts’ een vergoeding voor het daadwerkelijke verbruik van gas en elektriciteit verschuldigd en niet een vergoeding die gebaseerd is op een (kennelijk) foutief geschat energieverbruik wegens evenzeer onjuist geschatte meterstanden. Essent heeft erkend dat de meterstanden die ten grondslag hebben gelegen aan de eindafrekeningen per 20 april 2008 geschat waren en niet door een meteropnemer waren gecontroleerd. Met deze verklaring heeft Essent (impliciet) erkend te zijn uitgegaan van hoogstwaarschijnlijk onjuiste meterstanden. Essent heeft nagelaten de laatstelijk harerzijds of in haar opdracht genoteerde meterstanden in een van de processtukken te vermelden. Daarenboven heeft zij het niet nodig geoordeeld op basis van de door [gedaagde] genoteerde en bij antwoord opgesomde meterstanden de kosten van het (vermoedelijk) daadwerkelijke energieverbruik te berekenen. Essent heeft derhalve niet voldaan aan haar gemotiveerde stelplicht. De (sub)vorderingen betreffende de eindafrekeningen tot een beloop van € 1.323,80 en € 159,18 zullen om die reden worden afgewezen.
Ook de vordering tot betaling van vervallen rente zal worden afgewezen, nu Essent niet (expliciet) heeft gesteld met ingang van welke datum [gedaagde] met betaling van de hoofdsom in verzuim was. Essent stelt à bout portant dat op grond van de toepasselijke voorwaarden vanaf veertien dagen na factuurdatum wettelijke rente verschuldigd is. Essent heeft echter nagelaten deze algemene voorwaarden over te leggen of zelfs maar op dit onderdeel te concretiseren en/of te parafraseren, zodat niet kan worden vastgesteld of de gesignaleerde termijn inderdaad een fataal karakter heeft. Essent zegt [gedaagde] tevens “diverse malen” schriftelijk te hebben herinnerd en/of aangemaand de achterstand in de betaling van nota’s te voldoen. Essent heeft echter nagelaten te vermelden dat, wanneer en op welke grond [gedaagde] (daardoor) in verzuim is geraakt. Verder is gesteld noch gebleken dat op enige datum van rechtswege verzuim is ingetreden. Hiermee is onduidelijk gebleven over welke periode en krachtens welke feitelijke en juridische gronden rente is berekend. Wel is de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding toewijsbaar, omdat [gedaagde] in ieder geval vanaf die datum door het instellen van een vordering in rechte in verzuim is geraakt.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal in verband hiermee eveneens worden afgewezen. De met die kosten samenhangende werkzaamheden zijn immers verricht tijdens een periode waarvan niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde] in verzuim was. Hieruit volgt dat niet kan worden vastgesteld dat de gestelde activiteiten hebben geleid tot (naar noodzaak en omvang) redelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW.
Zowel wegens de gedeeltelijke afwijzing van de vordering, als in verband met de magere en onduidelijke wijze waarop Essent haar vordering heeft gepresenteerd en (pas bij repliek) heeft onderbouwd, acht de kantonrechter termen aanwezig om de met de procedure gemoeide kosten in het geheel te compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In het midden moet worden gelaten of Essent met “[gedaagde]” wel de goede persoon in rechte heeft betrokken.
Veroordeelt [gedaagde] om aan Essent tegen bewijs van kwijting een bedrag te voldoen van
€ 1.770,82, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2009 tot aan de dag van algehele voldoening.
Compenseert de proceskosten aldus, dat ieder partij de eigen kosten draagt.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.