ECLI:NL:RBMAA:2010:BL1959

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
20 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
345437 CV EXPL 09-3927
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing abonnementskosten en afwijzing vervallen rente in geschil tussen Lindorff en gedaagde

In deze zaak heeft Lindorff Purchase B.V., voorheen Transfair Purchase B.V., een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De vordering betreft de betaling van onbetaalde abonnementskosten en gesprekskosten, met een totaalbedrag van € 4.391,55, vermeerderd met rente en kosten. De gedaagde heeft niet adequaat gereageerd op de dagvaarding en de daaropvolgende conclusies van repliek, waardoor de kantonrechter heeft geoordeeld dat het oorspronkelijke verweer niet kan worden gehandhaafd. Lindorff heeft in de procedure voldoende bewijs geleverd van de gemaakte kosten, waaronder specificaties van facturen die het gebruik van servicenummers en sms-diensten aantonen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot betaling van de onbetaalde abonnementskosten van € 3.598,25 toewijsbaar is, terwijl de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten is afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat Lindorff niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de gevorderde rente en dat de wettelijke rente pas vanaf de datum van dagvaarding toewijsbaar is. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Lindorff, begroot op € 646,82, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter te Maastricht, op 20 januari 2010.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknummer: 345437 CV EXPL 09-3927
typ: MO
vonnis van 20 januari 2010
in de zaak van
LINDORFF PURCHASE B.V., voorheen genaamd TRANSFAIR PURCHASE B.V.,
statutair gevestigd te Zwolle,
verder ook te noemen: Lindorff,
eisende partij,
gemachtigde: J.A.P.M. Kerckhoffs, deurwaarder te Sittard-Geleen
tegen
[gedaagde],
wonend te [adres],
verder ook te noemen: [adres],
gedaagde partij,
in persoon procederend.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Lindorff heeft bij dagvaarding van 7 augustus 2009 een vordering ingesteld tegen [adres]. Aan het exploot van dagvaarding was een bijlage gehecht die noch van een geautoriseerde verwijzing, noch van een inhoudelijke toelichting was voorzien.
[adres] heeft schriftelijk geantwoord.
Lindorff heeft vervolgens na herhaald gevraagd en verkregen uitstel voor repliek geconcludeerd, waarbij alsnog een omvangrijke set producties (in fotokopievorm) is ingebracht. Bedoelde conclusie, die wel aan Lindorff zal worden toegerekend, was afkomstig van een nimmer als gemachtigde aangemelde derde (“[naam]”).
Hoewel hij daartoe naar behoren in de gelegenheid is gesteld, heeft [adres] hier niet meer op gereageerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
MOTIVERING
Bij voormeld exploot van dagvaarding vordert Lindorff de veroordeling van [adres], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 4.391,55, vermeerderd met de overeengekomen rente naar 1 % per maand over € 3.658,12 vanaf 7 augustus 2009, onder verwijzing van [adres] in de kosten van het geding.
De vordering is als volgt opgebouwd:
€ 3.658,12 hoofdsom (onbetaald gelaten abonnements- en gesprekskosten, alsmede nog
te vervallen abonnementskosten )
€ 547,93 vervallen overeengekomen rente naar 1 % per maand vanaf 18 april 2008 tot
18 juni 2009
€ 535,50 vergoeding van buitengerechtelijke kosten
€ 350,00 minus een na sommatie betaald bedrag.
[adres] is door de griffier bij een niet-geretourneerde dienstbrief van 25 november 2009 uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld mondeling en/of schriftelijk te reageren op de conclusie van repliek van de wederpartij. [adres] heeft echter nagelaten te reageren en heeft evenmin verder uitstel voor een dergelijke reactie verzocht. Het aanvankelijk gevoerde verweer is in de repliek zeer uitvoerig en gemotiveerd weersproken en de vordering is daarbij door Lindorff, mede aan de hand van producties, nader onderbouwd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat aan het oorspronkelijke verweer, als [adres] dit al heeft willen handhaven, moet worden voorbijgegaan. Het had op de weg gelegen van [adres] om gedetailleerd in te gaan op de conclusie van repliek, nu de inhoud daarvan zeker tot aanvullende stellingname of tot toespitsing van het verweer aanleiding gaf. Met name heeft [adres] aldus de mogelijkheid voorbij laten gaan nader in te gaan op inhoudelijke kwesties als
de cessie, de toepasselijkheid en bindendheid van specifieke algemene voorwaarden, inhoud, omvang en ontvangst van (bepaalde) facturen, het intreden van betalingsverzuim, de ontbinding en de deswege verschuldigde (althans in rekening gebrachte) schadevergoeding en de vraag of en – zo ja – welke vermogensschade op de voet van artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub c BW op hem kan worden verhaald.
Omdat Lindorff in voldoende mate heeft gesteld en onderbouwd dat T-Mobile Netherlands B.V. de onderhavige rechten op de voet van artikel 3:94 BW op 21 augustus 2008 rechtsgeldig - inclusief de kennisgeving aan [adres] - aan haar heeft gecedeerd en dit niet door [adres] is betwist, kan van dit gegeven in rechte worden uitgegaan.
Lindorff heeft - zij het eerst bij repliek - specificaties van de facturen waarvan zij thans betaling vordert, overgelegd. Uit deze specificaties blijkt dat [adres] in bepaalde periodes veelvuldig gebruik heeft gemaakt van servicenummers (0906- en 0900-nummers) en sms-diensten (die onder andere bestaan uit de chatservices “3211”, “4566” en “7110”). Deze specificaties verklaren de soms zeer hoge rekeningen van [adres]. Nu [adres] heeft nagelaten te dupliceren, moet van de juistheid van deze specificaties worden uitgegaan. De vordering tot voldoening van onbetaald gelaten abonnements- en gesprekskosten ten bedrage van
€ 3.598,25 zal derhalve worden toegewezen.
Afzonderlijke bespreking verdient de vraag of Lindorff op grond van de algemene voorwaarden tevens recht kan doen gelden op een bedrag van € 74,87 wegens vergoeding van geleden verlies en gederfde winst ter zake van de nog te vervallen abonnementskosten van de lopende contractsperiode. Hoewel Lindorff voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [adres] zich door invulling en ondertekening van het contract “bekend en akkoord” heeft verklaard met de “Algemene Voorwaarden van T-Mobile”, heeft zij niet uitdrukkelijk gesteld dat deze algemene voorwaarden vóór of tijdens het sluiten van de overeenkomst aan [adres] zijn overhandigd. Reeds op die grond moet dit onderdeel van de vordering in hoofdsom worden afgewezen, nog daargelaten dat Lindorff niet kan volstaan met de stelling verlies te lijden en winst te derven, zonder deze nader te onderbouwen. Het had op de weg van Lindorff gelegen om een specificatie te verstrekken en/of verdere onderbouwing te geven van de beweerde schade naar precieze aard, herkomst en omvang. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.
De gevorderde “overeengekomen” rente naar 1 % per maand kan in verband hiermee niet zonder meer worden toegewezen. Lindorff heeft gesteld en met de factuur van 8 april 2008 getracht te onderbouwen dat [adres] per 18 april 2008 met betaling van de eerste factuur in verzuim is geraakt. Deze fatale termijn is ontleend aan artikel 8.2 juncto 8.5 “Algemene voorwaarden T-Mobile Abonnee”. Lindorff heeft echter toepasselijkheid van deze voorwaarden onvoldoende aangetoond, zodat een op deze voorwaarden gebaseerde fatale termijn geen toepassing kan krijgen. Ditzelfde geldt eveneens voor het op deze voorwaarde gebaseerde maandelijkse rentepercentage van 1. Voor zover Lindorff bedoeld heeft subsidiair aanspraak te maken op de wettelijke rente, heeft het navolgende te gelden. De post vervallen wettelijke rente tot de datum van dagvaarding zal eveneens worden afgewezen, nu Lindorff geen alternatieve verzuimdatum heeft gesteld. Lindorff heeft in globale termen naar voren gebracht dat zij [adres] “meerdere” herinneringen en aanmaningen heeft gestuurd, maar heeft nagelaten specifiek te stellen dat, wanneer en op welke grond [adres] (daardoor) in verzuim is geraakt. Verder is gesteld noch gebleken dat op enige datum van rechtswege verzuim is ingetreden. Derhalve is niet komen vast te staan dat [adres] eerder dan per datum dagvaarding in verzuim is geraakt. Hiermee is onduidelijk gebleven over welke periode en krachtens welke feitelijke en juridische gronden rente is berekend. Wel is de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding toewijsbaar, omdat [adres] in ieder geval door de daad van dagvaarding in verzuim is geraakt.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal in verband hiermee eveneens worden afgewezen. De met die kosten samenhangende werkzaamheden zijn immers verricht tijdens een periode waarvan niet kan worden vastgesteld dat [adres] in verzuim was. Hieruit volgt dat niet kan worden vastgesteld dat de gestelde activiteiten hebben geleid tot (naar noodzaak en omvang) redelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat er ook andere redenen zijn om dit onderdeel van de vordering af te wijzen. Lindorff heeft bij exploot volstaan met bijvoeging van een overzicht (zonder een geautoriseerde verwijzing) en bij repliek slechts “toegelicht” dat zij [adres] “meerdere herinneringen en aanmaningen” gestuurd heeft. Zij heeft echter nagelaten deze herinneringen en/of aanmaningen in het geding te brengen dan wel in concreto te beschrijven en te dateren. Lindorff heeft derhalve omtrent de aan de procedure voorafgegane incasso(pogingen) onvoldoende (gespecificeerd en gemotiveerd) gesteld om daaruit te kunnen concluderen dat werkzaamheden zijn verricht en kosten zijn gemaakt die de normale voorbereiding van een gerechtelijke procedure te buiten gaan. Daarmee is niet komen vast te staan dat de door Lindorff bedoelde werkzaamheden en kosten verder strekten dan de verrichtingen en kosten waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Rv. een voorziening geven.
Tot slot zal [adres] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij tot betaling van de aan de zijde van Lindorff gevallen proceskosten worden veroordeeld.
BESLISSING
Veroordeelt [adres] om aan Lindorff tegen bewijs van kwijting te voldoen de somma van
€ 3.598,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2009 tot de datum van algehele voldoening.
Veroordeelt [adres] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Lindorff tot de datum van dit vonnis begroot op € 646,82, waarin begrepen een bedrag van € 350,00 aan salaris gemachtigde.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter te Maastricht,
en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.