ECLI:NL:RBMAA:2010:BL3086

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
3 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
338498 CV EXPL 09-2868
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verkopers voor ondeugdelijk herstel vloer na lekkage in koopovereenkomst appartementsrecht

In deze zaak vorderen eisers, die een appartementsrecht hebben gekocht, schadevergoeding van gedaagden wegens een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst. De eisers stellen dat de vloer in de woonkamer, die door gedaagden zou worden hersteld na een lekkage, ondeugdelijk is hersteld. De eisers hebben het appartement op 23 juni 2008 gekocht en de levering vond plaats op 18 december 2008. Voorafgaand aan de levering was er een lekkage die de vloer aantastte. Gedaagden hebben beloofd de vloer te herstellen, maar na de levering bleek de vloer op te bollen. Eisers hebben gedaagden in gebreke gesteld en vorderen nu een schadevergoeding van € 3.580,00, alsook vergoeding van expertisekosten en buitengerechtelijke kosten.

Gedaagden erkennen de feiten, maar stellen dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering omdat de aansprakelijkheid voor het herstel bij de hulppersoon ligt. Gedaagden betwisten dat er sprake is van een tekortkoming en stellen dat de vloer deugdelijk is hersteld. De rechtbank oordeelt dat gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen uit de koopovereenkomst. De rechtbank stelt vast dat het herstel van de vloer door de hulppersoon ondeugdelijk was, en dat gedaagden aansprakelijk zijn voor de schade die daaruit voortvloeit. De rechtbank wijst de vordering van eisers toe en veroordeelt gedaagden tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 338498 CV EXPL 09-2868
typ: RW
vonnis van 3 februari 2010
in de zaak van
[eiser]
en
[eiseres],
beiden wonend te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. I. Verhagen-Van Pelt, adviseur bij Achmea Rechtsbijstand te Tilburg
tegen
[gedaagde]
en
[gedaagde],
wonend te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: gedaagden,
gemachtigde: mr. N.E.M.A. Begas-Passau, adviseur bij DAS Rechtsbijstand te Roermond.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Partijen hebben achtereenvolgens de navolgende processtukken gewisseld:
- exploot van dagvaarding van 8 juni 2009, waarbij 22 producties (deels moeilijk leesbare fotokopieën) zijn meebetekend;
- conclusie van antwoord (waarbij is verwezen naar een aantal door eisers ingebrachte producties);
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek, waaraan een enkele productie is gehecht die van gedaagden het nummer 10 (?) heeft gekregen.
Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader is vastgesteld op heden.
MOTIVERING
Eisers vorderen gedaagden - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - te veroordelen
primair:
tot betaling aan hen van een schadevergoeding ten belope van € 3.580,00, althans van een in
goede justitie vast te stellen bedrag.
subsidiair:
tot betaling van een bedrag van € 3.580,00 (althans van een in goede justitie vast te stellen
bedrag) bij wijze van “nakoming van de ongedaanmakingsverbintenis” tussen partijen als
gevolg van de partiële ontbinding van de koopovereenkomst;
primair en subsidiair:
- tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 535,50;
- tot betaling van de expertisekosten van € 375,74;
- tot betaling van de wettelijke rente vanaf 29 januari 2009 tot het moment van volledige betaling;
- tot betaling van de kosten van het geding;
- tot betaling van de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de volledige proceskosten indien het vonnis niet binnen veertien dagen na het wijzen daarvan wordt nagekomen.
Eisers onderbouwen hun vordering als volgt.
Zij hebben op of omstreeks 23 juni 2008 “het penthouse” van gedaagden aan de [adres] te [plaats] gekocht. Voorafgaand aan de op 18 december 2008 geplande levering zijn 15 m² van de parketvloer/eikenhouten vloer in de woonkamer aangetast door een lekkage. Partijen hebben toen afgesproken dat gedaagden vóór de levering de vloer zouden (laten) herstellen. Herstel heeft plaatsgevonden op 12 december 2008 door [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) van [bedrijf betrokkene 1] te [plaats]. Ten tijde van de vooroplevering op 17 december 2008 waren er kleurverschillen waar te nemen, maar dit hebben eisers geaccepteerd. Enkele dagen na levering van de onroerende zaak op
18 december 2008 hebben eisers geconstateerd dat van de herstelde vloer delen begonnen “op te bollen”. Zij hebben eerst contact opgenomen met voornoemde [betrokkene 1], die hun mededeelde dat hij “timmerman is en geen vloerenman”. Vervolgens hebben eisers een en ander met gedaagden “gecommuniceerd”. Na enige correspondentie over en weer hebben zij gedaagden in gebreke gesteld bij aangetekende verzonden brief van 14 januari 2009 (productie 10 bij exploot). Op 13 februari 2009 heeft in opdracht van eisers expertise plaatsgevonden door de heer [betrokkene 2] van [bedrijf betrokkene 2]. Gedaagden hebben geen gevolg gegeven aan de uitnodiging daarbij aanwezig te zijn. Voornoemde expert heeft zijn bevindingen vastgelegd in een rapport van 16 februari 2009, waaruit volgens eisers onder meer blijkt dat [betrokkene 1] de vloer (nog) niet had mogen herstellen wegens het op dat moment te hoge “vochtpercentage”.
De herstelkosten bedragen volgens eisers € 3.580,00, waarbij zij verwijzen naar een offerte van [betrokkene 3]. Na sommaties hebben gedaagden medegedeeld de schade ten belope van € 3.955,74 (voornoemd bedrag plus expertisekosten) niet te willen betalen. Eisers vorderen thans betaling van € 3.580,00 wegens een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De woning bezit immers niet de eigenschappen die zij op grond van de koopovereenkomst mochten verwachten. Subsidiair, voor zover mocht komen vast te staan dat de tekortkoming niet aan gedaagden toegerekend kan worden, doen eisers een beroep op “de partiële ontbinding van de koopovereenkomst” en vorderen zij “op grond van de ongedaanmakingsverbintenis die tussen partijen ontstaat” vergoeding van de schade tot een bedrag van € 3.580,00. Voor wat betreft de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten geven eisers een opsomming van de door hun gemachtigde verrichte werkzaamheden, voorafgaand aan deze procedure. De gevorderde vergoeding van € 375,74 inzake expertisekosten baseren zij op artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW.
Bij antwoord erkennen gedaagden de door eisers gestelde feiten. De lekkage is omstreeks augustus 2008 in het betreffende appartement ontdekt en direct gemeld aan eisers. Daarbij is gezegd dat herstel op kosten van gedaagden zou geschieden. Het herstel heeft op
12 december 2008 plaatsgevonden nadat de vloer vier maanden “gelegenheid” had gekregen om te drogen. Primair voeren gedaagden aan dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering. Zij voeren daartoe aan dat, mocht de vloer niet deugdelijk zijn hersteld, [betrokkene 1] daarvoor aansprakelijk is. De aanspraken die gedaagden ten opzichte van [betrokkene 1] kunnen doen gelden, zijn evenwel reeds overgedragen aan eisers. Gedaagden verwijzen dienaangaande naar artikel 6.4 van de koopovereenkomst en artikel 4 van de leveringsakte. Eisers hadden zich derhalve tot (de inmiddels overleden) [betrokkene 1] moeten wenden. Gedaagden stellen aan hun mededelingsplicht en overige verplichtingen jegens eisers te hebben voldaan. Volgens gedaagden heeft [betrokkene 1] de vloer deugdelijk hersteld. Voor zover dat niet is gebeurd, kan dit hun niet worden tegengeworpen, nu de gebreken eerst zijn ontdekt na levering van het appartement. Bovendien kunnen die gebreken dan niet aan hen worden toegerekend. Van de door eisers gestelde non-conformiteit is volgens gedaagden geen sprake, omdat slechts een klein deel van de vloer vochtig was. Op het moment van levering vertoonde het appartement bovendien geen gebreken. Er is volgens gedaagden geen sprake van een verborgen gebrek, omdat zij hebben voldaan aan hun mededelingsplicht. Eisers hebben daarentegen volgens gedaagden niet voldaan aan hun onderzoeksplicht. Daarnaast trekken zij de oorzaak van de schade aan het parket in twijfel. Bij de expertise konden gedaagden niet aanwezig zijn, omdat zij eerst 10 februari 2009 waren uitgenodigd. Tot slot voeren gedaagden aan dat de te vervangen vloer negen jaar oud was. Bij een eventueel toe te wijzen bedrag aan hoofdsom dient derhalve rekening te worden gehouden met afschrijvingskosten.
In voortgezet debat stellen eisers dat de koopovereenkomst en de akte van levering hen niet verplichten (alleen) [betrokkene 1] aan te spreken. Zij hebben zich na ontdekking van de gebreken terstond gewend tot gedaagden, omdat laatstgenoemden hadden toegezegd de waterschade aan de vloer deugdelijk te zullen laten herstellen. Het herstel van de parketvloer is ondeugdelijk uitgevoerd door [betrokkene 1], die zelf heeft laten weten dat “dit niet zijn vak was”. Het gebrekkige herstel van de vloer is gedaagden toe te rekenen, ook al is dit eerst na levering aan het licht gekomen. Volgens eisers doet het niet ter zake of er sprake is van een (verborgen) gebrek dat “het normaal functioneren van de woning wel of niet belemmert”. Bepalend is dat gedaagden hebben toegezegd de parketvloer deugdelijk te herstellen. Eisers mochten daar derhalve op grond van “de koopovereenkomst/deze afspraak” op vertrouwen.
Volgens eisers is de oorzaak van de schade evident. Nu het gaat om vervanging van de door [betrokkene 1] aangebrachte, enkele maanden oude vloerdelen, kan er volgens eisers geen sprake zijn van afschrijvingskosten.
Bij dupliek volharden gedaagden in hun stellingen. Zij stellen nimmer aan de deugdelijkheid van het herstel te hebben getwijfeld, gezien de ervaring van [betrokkene 1], die zij voor het te verrichten herstel deskundig achten. Een vochtmeting bijna twee maanden na constatering van het gebrek bevestigt niet dat [betrokkene 1] de vloer niet deugdelijk heeft gelegd.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van in dit opzicht onbetwist gebleven producties, staat tussen partijen het navolgende vast.
Eisers hebben op of omstreeks 23 juni 2008 van gedaagden het appartementsrecht van het “penthouse” aan de [adres] te [plaats] gekocht. Voorafgaand aan de levering zijn 15 vierkante meters parketvloer/eikenhouten vloer in de woonkamer aangetast door een in augustus 2008 opgetreden lekkage. Partijen zijn overeengekomen dat gedaagden vóór de levering de vloer zouden (laten) herstellen. Herstelwerkzaamheden zijn verricht op
12 december 2008 door [betrokkene 1] van [bedrijf betrokkene 1] te [plaats]. In een ongedateerde brief heeft [betrokkene 1] gedaagden het volgende medegedeeld:
“Op 12-12-08 is de vloer opgemeten op vocht gehalten. Op dat moment was het vochtgehalten 3,25%. Dit is droog genoeg om een nieuwe vloer erop te plaatsen.”. Ten tijde van de vooroplevering op 17 december 2008 waren er kleurverschillen waar te nemen, maar die hebben eisers geaccepteerd. Enkele dagen na de levering op 18 december 2008 zijn in het herstelde gedeelte vloerdelen krom gaan trekken. Eisers hebben contact opgenomen met voornoemde [betrokkene 1] en vervolgens op 21 december 2008 aan gedaagden mededeling van het gebrek gedaan. Eisers hebben gedaagden in gebreke gesteld op 14 januari 2009. Op
13 februari 2009 heeft in opdracht van eisers een expertise plaatsgevonden door de heer [betrokkene 2] van [bedrijf betrokkene 2]. Gedaagden zijn, hoewel daartoe uitgenodigd, daarbij niet aanwezig geweest.
Voornoemde expert heeft zijn bevindingen vastgelegd in een rapport van 16 februari 2009, waarin hij het volgende heeft geconcludeerd:
“De schoteling en het opbollen van het parket is veroorzaakt doordat het parket op een te vochtige bouwvloer is gelegd. Dit is [bedrijf betrokkene 1] die het parket heeft gelegd te verwijten. [bedrijf betrokkene 1] heeft een verklaring afgegeven dat men voor het leggen het vochtpercentage van de bouwvloer heeft gemeten en de bouwvloer voldoende droog was. Het gemeten vochtpercentage bedroeg 3,25%. Dit is absoluut te hoog en mag maximaal 2% zijn (zie bijlage legvoorschriften Parketbranche).”
Gedaagden hebben de door eisers gestelde schade niet vergoed (zelfs niet gedeeltelijk).
Op grond van bovenstaande feiten moet het vloerherstel door [betrokkene 1] als ondeugdelijk en (te) gebrekkig worden gekenschetst. Reeds enkele dagen na het herstelwerk aan het door waterschade aangetaste vloerdeel is de vloer op die plaats (onweersproken) kromgetrokken. Gedaagden betwisten niet dat ten tijde van het door [betrokkene 1] uitgevoerde werk het vochtgehalte van de vloer 3,25% was. Ook stellen zij niets (relevants) tegenover de conclusie van de deskundige dat door dit vochtgehalte herstel van de vloer op dat moment (nog) niet mogelijk was. Die conclusie moet derhalve voor juist worden gehouden. Voor zover gedaagden met de stelling dat de vochtmeting eerst twee maanden na constatering van het gebrek heeft plaatsgevonden, beogen te suggereren dat de thans aan de orde zijnde schade wellicht een andere oorzaak heeft dan de op 12 december 2008 herstelde schade, wordt die suggestie verworpen. Gedaagden gaan dan immers voorbij aan het feit dat voornoemd percentage door [betrokkene 1] reeds was gemeten op 12 december 2008 (zie zijn hierboven geciteerde ongedateerde bericht aan gedaagden).
Gedaagden zijn tekortgeschoten in de nakoming van de uit de koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, waaronder de verplichting om voor herstel van de vloer zorg te dragen.
De tekortkoming is gedaagden toe te rekenen. Het feit dat zij hebben gepoogd de vloer te herstellen met de hulp van [betrokkene 1], maakt dit niet anders. Gedaagden blijven op grond van artikel 6:76 BW immers in dit verband aansprakelijk voor de gedragingen van [betrokkene 1] op gelijke wijze als wanneer zij zelf de vloer zouden hebben geprobeerd te herstellen. Daarbij komt dat het er - mede op basis van uitlatingen van wijlen [betrokkene 1] zelf - de schijn van heeft dat deze klusjesman ten enenmale de deskundigheid en ervaring miste voor vloerherstel. Hieruit volgt tevens dat het primaire verweer van gedaagden niet slaagt. Eisers hebben weliswaar op grond van de koopovereenkomst en de leveringsakte de mogelijkheid (gehad) om van [betrokkene 1] herstel van de vloer te vorderen, maar zij hadden en hebben daarnaast tevens de mogelijkheid op grond van vorenstaande overwegingen om rechtstreeks van gedaagden nakoming van hun verplichtingen te eisen. Nu vaststaat dat gedaagden, gelet op de ingebrekestelling van 14 januari 2009, in verzuim zijn, zijn zij gehouden de schade als gevolg van de toerekenbare tekortkoming aan eisers te vergoeden.
De schade is op basis van de door eisers overgelegde ongedateerde offerte van [betrokkene 3] en bij gebreke van voldoende tegengestelde indicaties van de kant van gedaagden vast te stellen op € 3.580,00. Het argument dat de vloer reeds negen jaar oud was en dat eisers geen rekening hebben gehouden met afschrijvingskosten, snijdt geen hout, nu het gaat om herstel van een vloergedeelte dat voor verantwoordelijkheid van gedaagden eerst in december 2008 is gelegd.
Verder zal op grond van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW worden toegewezen een bedrag van € 375,74 als vergoeding voor de door eisers gemaakte expertisekosten. Genoemde kosten zijn naar omvang redelijk te noemen en zijn tevens redelijkerwijs noodzakelijk geworden, aangezien tussen partijen een (vooralsnog) onoplosbaar verschil van mening bestond over de deugdelijkheid van het herstel van de vloer door [betrokkene 1] in december 2008.
Eisers vorderen betaling van de wettelijke rente vanaf de laatste dag die voor herstel openstond (29 januari 2009 volgens de ingebrekestelling) tot het moment van volledige betaling. Hoewel eisers geen bedrag noemen waarover de wettelijke rente is gevorderd, moet op grond van de formulering van de vordering geconcludeerd worden dat dit onderdeel van de vordering enkel ziet op de kosten van herstel. Aangezien vaststaat dat gedaagden op
29 januari 2009 in verzuim zijn geraakt, is de wettelijke rente over € 3.580,00 vanaf die datum zonder meer toewijsbaar.
De gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 535,50 zal eveneens worden toegewezen. Aard en omvang van de werkzaamheden, verricht nadat gedaagden in verzuim waren geraakt, rechtvaardigen redelijkerwijs dit kostenbedrag, dat is berekend naar de gebruikelijke forfaitaire maatstaf.
Op grond van het vorenstaande zullen gedaagden derhalve worden veroordeeld tot betaling aan eisers van een bedrag van € 4.491,24 (€ 3.580,00 + € 375,74 + € 535,50), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.580,00.
Als de merendeels in het ongelijk gestelde partij zullen gedaagden worden verwezen in de proceskosten.
De vordering ter zake van nakosten zal worden afgewezen. Daarvoor dient immers de weg van artikel 237 lid 4 Rv te worden gevolgd.
De vordering tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten indien deze niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zullen zijn voldaan, zal eveneens worden afgewezen. Dat gedaagden te dien aanzien vanaf dat moment in verzuim zullen zijn, is vooralsnog (te) speculatief.
BESLISSING
Veroordeelt gedaagden om tegen bewijs van kwijting aan eisers te voldoen een bedrag van
€ 4.491,24, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.580,00 vanaf 29 januari 2009 tot de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt gedaagden tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van eisers tot de datum van dit vonnis begroot op € 700,64, bestaande uit € 400,00 aan salaris gemachtigde,
€ 208,00 aan vastrecht en € 92,64 aan explootkosten.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.