RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
zaaknr: 342271 CV EXPL 09-3410
typ: RW
vonnis van 13 januari 2010
Winkelparade B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eisende partij,
hierna te noemen: Winkelparade,
gemachtigden: J.H.L. Sinkiewicz, deurwaarder te Maastricht en mr. P.L.J.M. Guinée van Intrum Justitia te Den Haag
[gedaagde],
wonend te [adres],
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde],
in persoon procederend.
Door partijen zijn achtereenvolgens de navolgende processtukken gewisseld:
- exploot van dagvaarding van 21 juli 2009 met één productie;
- een als conclusie van antwoord aan te merken “verweerschrift” met producties;
- conclusie van repliek met producties;
- conclusie van dupliek.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
Winkelparade vordert [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 832,81, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 601,78 vanaf 3 juni 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, onder verwijzing van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
Winkelparade onderbouwt haar vordering als volgt.
Zij heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] “diensten verleend”. Het voor die “diensten” verschuldigde heeft [gedaagde] “ondanks herhaalde verzoeken en incassopogingen” onbetaald gelaten tot een bedrag van € 601,78. Naast dit bedrag vordert Winkelparade de wettelijke vertragingsrente, tot en met 3 juni 2009 berekend op een bedrag van € 52,53. Verder vordert Winkelparade vergoeding van de buitengerechtelijke kosten, forfaitair gesteld op een bedrag van € 178,50. Winkelparade stelt dat [gedaagde] in dezen (voorafgaand aan de procedure) geen verweer heeft gevoerd.
Bij antwoord stelt [gedaagde] (die zich ook [gedaagde] noemt en die haar verweer kennelijk heeft laten opstellen door ene [betrokkene] te [woonplaats], die het stuk mede ondertekent) dat de naam van haar winkel “[winkel]” is en niet “[winkel]”. [gedaagde] is naar haar zeggen samen met haar vader op 5 september 2007 benaderd door een vertegenwoordigster van Winkelparade met de vraag of zij een website wilde. Bij dat gesprek is expliciet aan de orde geweest dat [gedaagde] “slechts een overeenkomst onder voorbehoud wilde”, aldus [gedaagde]. [gedaagde] voert aan dat er een proefperiode van twee maanden overeengekomen is en dat de afspraak gemaakt is dat, indien zij “na twee maanden accoord was, zij actie diende te ondernemen door middel van het doorgeven van haar bank- of gironummer (zoals door de medewerkster Winkelparade op het formulier is vastgelegd)”.
[gedaagde] stelt dat zij nimmer gebruik heeft gemaakt van de in haar ogen slechte website en dat zij haar bank- of gironummer niet heeft “doorgegeven”. Volgens haar is de overeenkomst “nooit van kracht geworden”. [gedaagde] vermeldt voorts dat zij met Winkelparade wel een andere overeenkomst heeft gesloten “omdat de daarin verwerkte koppeling naar internet wel haar goedkeuring had”. [gedaagde] geeft een uitgebreide beschrijving van haar (meestal niet geslaagde) pogingen om (telefonisch) contact te krijgen met Winkelparade en haar incassogemachtigde, nadat haar bedragen in rekening waren gebracht. Zij betwist de vordering voor wat betreft zowel de hoofdsom als de nevenposten.
Bij repliek verwijst Winkelparade naar een bij antwoord als “bijlage 7” door [gedaagde] overgelegde brief van 11 juni 2009 waarin volgens haar gemotiveerd is ingegaan op het verweer van [gedaagde]. Op de overeenkomst is in eerste instantie een proefperiode van twee maanden van toepassing geweest. Na het verstrijken van die periode is geen melding van [gedaagde] ontvangen “dat de proef niet was bevallen en de overeenkomst zou moeten eindigen”. Winkelparade wijst er op dat “op die overeenkomst is bijgeschreven dat de verschuldigde kosten na 2 maanden zouden worden geïncasseerd en dat dit ook is gebeurd”.
Winkelparade vindt het niet aannemelijk dat [gedaagde] “in het geval van discussie tussen partijen over de eerste overeenkomst 8 maanden later een tweede overeenkomst” met Winkelparade zou aangaan. Het verweer ten aanzien van de gevorderde nevenposten is volgens Winkelparade ongegrond. Zij verwijst voor wat betreft de buitengerechtelijke kosten naar een overzicht van door de incassogemachtigde verrichte activiteiten.
Bij dupliek (waarin opnieuw de medeondertekenaar [betrokkene] opduikt) volhardt [gedaagde] in haar verweer. In het bijzijn van getuigen is zowel mondeling als schriftelijk bevestigd “dat er pas sprake was van een akkoord als eiseres dat zou melden”. Naar haar mening is van een akkoord geen sprake als een dergelijke melding uitblijft. Volgens [gedaagde] was er op het moment van het aangaan van de tweede overeenkomst geen sprake van een verstoorde relatie. Daarvan was eerst sprake vanaf het moment dat Winkelparade “zonder enige vorm van communicatie het incassobureau inzette”.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van in dit opzicht onbetwist gebleven producties, staat tussen partijen het navolgende vast.
Op 5 september 2007 heeft [gedaagde] een voorgedrukt en met de pen gecompleteerd formulier ondertekend waarbij zij toetrad tot een “Parade Extra abonnement” voor een bedrag van
€ 238,00. Op het formulier staat het volgende met de hand geschreven: “Met klant afgesproken 2 mnd op proef vanaf datum onl., na 2 mnd akkoord = betalen. Niet akkoord geen kosten, site weg.” Voorts is onder het kopje “Betaalwijze” met de hand geschreven: “na 2 mnd. pas incasso bij akkoord”. De door Winkelparade aan [gedaagde] in rekening gebrachte bedragen van in totaal € 601,78 heeft [gedaagde] onbetaald gelaten.
De kantonrechter is van oordeel dat er wel degelijk sprake is van een overeenkomst tussen partijen. Onbetwist is immers dat Winkelparade aan [gedaagde] in ieder geval gedurende een periode van twee maanden “diensten” zou leveren op grond van het door Winkelparade aangeboden en door [gedaagde] aanvaarde abonnement. De vraag is evenwel of er sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde duur met een proefperiode van twee maanden dan wel van een [gedaagde] tot niets verplichtende overeenkomst voor de bepaalde duur van twee maanden. Voor het antwoord op die vraag is beslissend of partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] bij het verstrijken van de bedoelde termijn van twee maanden enigerlei mededelingsplicht had of dat juist Winkelparade de plicht had navraag te doen bij [gedaagde] ten aanzien van enig mogelijk vervolg van de relatie.
Winkelparade stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] na het verstrijken van de overeengekomen periode van twee maanden gehouden was te melden dat de “proef niet was bevallen”. Nu [gedaagde] dat niet heeft gedaan, dient zij aan Winkelparade te betalen in verband met de aan haar geleverde “diensten” en is na de proefperiode de overeenkomst voor onbepaalde tijd voortgezet. [gedaagde] stelt daartegenover dat zij na het verstrijken van de periode van twee maanden slechts hoefde te betalen als zij “akkoord” was. Zij diende dan haar bank- of gironummer aan Winkelparade te verstrekken, waarna door het vervullen van die voorwaarde een overeenkomst van onbepaalde tijd zou ontstaan.
De kantonrechter is van oordeel dat zowel de uitleg van Winkelparade als de lezing van [gedaagde] van hetgeen schriftelijk is overeengekomen, verdedigbaar is, gelet op de bewoordingen van de hiervoor geciteerde handgeschreven notities.
Niet slechts de bewoordingen van het formulier, maar ook of vooral hetgeen partijen over en weer redelijkerwijs mochten begrijpen onder hetgeen op schrift is gesteld en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, is voor de uitleg van hetgeen is overeengekomen doorslaggevend.
Ter ondersteuning van haar versie van de afspraak/de afspraken met Winkelparade beroept [gedaagde] zich op hetgeen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met de “vertegenwoordigster” van Winkelparade is besproken. Zij verwijst dienaangaande naar een door haar vader opgestelde schriftelijke verklaring die, onweersproken, bij het aangaan van de overeenkomst aanwezig is geweest.
Winkelparade stelt daar slechts tegenover dat haar uitleg van hetgeen hiervoor is geciteerd, de enig juiste is. Een verdere motivering van dit standpunt heeft zij evenwel niet gegeven. Ook gaat Winkelparade niet in op het verweer van [gedaagde] omtrent de betrokkenheid van een tussenpersoon en de inhoud van het met deze persoon besprokene.
In dit licht moet het ervoor worden gehouden dat de uitleg die [gedaagde] aan de afspra(a)k(en) geeft, zowel plausibel als correct is. Zij schetst - anders dan Winkelparade - de voorgeschiedenis en de omstandigheden waaronder een op zichzelf verre van ondubbelzinnige afspraak is gemaakt. Niet alleen is de door [gedaagde] voorgestane uitleg onvoldoende weersproken, maar tevens heeft te gelden dat een voor meerderlei uitleg vatbare schriftelijke afspraak dient te worden uitgelegd in het nadeel van de partij die zelf verantwoordelijk is voor opstelling van de tekst en de gehanteerde bewoordingen. Winkelparade diende zich er derhalve bij het naderen van het moment dat de proef van twee maanden eindigde, actief van te overtuigen dat [gedaagde] verder met haar in zee wilde en mocht niet aannemen dat een zwijgende [gedaagde] “toestemde”. [gedaagde] mocht dan ook redelijkerwijs verwachten dat, indien zij niet zou betalen, dit zou betekenen dat zij niet akkoord (lees: niet tevreden) was met de door Winkelparade geleverde “diensten” en dat daardoor de voorwaarde voor het ontstaan van een overeenkomst voor onbepaalde tijd én van een betalingsverplichting niet vervuld was. Het is gebleven bij een [gedaagde] tot niets verplichtende (proef)overeenkomst voor de duur van twee maanden.
Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde hoofdsom dient te worden afgewezen omdat Winkelparade [gedaagde] niet aan enigerlei financiële verplichting kan houden. Dit geldt evenzeer voor de meegevorderde wettelijke rente en de vergoeding van de buitengerechtelijke kosten.
Als volledig in het ongelijk gestelde partij zal Winkelparade in de kosten worden verwezen.
Veroordeelt Winkelparade tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 25,00 aan kosten van verlet en correspondentie.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.