ECLI:NL:RBMAA:2010:BL4309
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de kantonrechter in geschil over advocaat declaratie
In deze zaak, die voor de Rechtbank Maastricht is behandeld, betreft het een geschil over de omvang van een declaratie van een advocaat. De eiser, vertegenwoordigd door mr. I.F.H. Nelissen, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.M. Wolfs, met betrekking tot onbetaalde facturen voor juridische werkzaamheden die tussen 2004 en 2007 zijn verricht. De eiser vordert een hoofdsom van € 2.913,12, wettelijke handelsrente en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De gedaagde heeft echter een incidentele conclusie ingediend met de exceptie van onbevoegdheid, stellende dat de hoogte van de declaraties te hoog is en dat de raad van toezicht van de Orde van Advocaten bevoegd is om hierover te oordelen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser in opdracht van de gedaagde werkzaamheden heeft verricht, maar dat de gedaagde de hoogte van de declaraties betwist. De rechter heeft geoordeeld dat de Wet tarieven in burgerlijke zaken van toepassing is, wat betekent dat de declaratie eerst aan de raad van toezicht moet worden voorgelegd voor begroting. De kantonrechter verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de vordering, omdat de wet een specifieke procedure voorschrijft voor dit soort geschillen. De rechter benadrukt dat de gedaagde niet eerder bezwaar heeft gemaakt tegen de facturen en dat de gang naar de raad van toezicht moet worden gevolgd voordat de civiele rechter zich kan uitspreken over de vordering.
Het vonnis is op 20 januari 2010 uitgesproken en de kantonrechter heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vordering van de eiser, waarmee de procedure in deze vorm is beëindigd.