ECLI:NL:RBMAA:2010:BL4311

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
3 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
334200 CV EXPL 09-2229
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van cursusgeld ondanks tussentijdse beëindiging van deelname

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 3 februari 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen H. Rugenbrink Werkmaatschappij B.V., handelend onder de naam IPD, en een deelnemer aan een cursus. De deelnemer had zich ingeschreven voor de cursus Makelaardij OZ, maar heeft na twee lessen aangegeven dat het niveau van de cursus te hoog was en wilde stoppen. IPD vorderde betaling van het resterende cursusgeld, terwijl de deelnemer in reconventie de overeenkomst wilde vernietigen op grond van dwaling en onredelijke bezwarendheid van de voorwaarden.

De rechtbank oordeelde dat de deelnemer gehouden was het volledige cursusgeld te betalen, omdat hij akkoord was gegaan met de voorwaarden die aan de inschrijving waren verbonden. De rechtbank stelde vast dat de deelnemer niet had aangetoond dat hij de voorwaarden niet had ontvangen en dat hij zelf verantwoordelijk was voor het inschatten van het niveau van de cursus. De vordering van IPD tot betaling van € 1.729,00 werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.

In reconventie werden de vorderingen van de deelnemer afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de studievoorwaarden niet onredelijk bezwarend waren en dat de deelnemer niet had aangetoond dat hij door IPD was misleid. De rechtbank benadrukte dat het aan de deelnemer was om zich voorafgaand aan de inschrijving te vergewissen van het benodigde opleidingsniveau. De kosten die IPD had gemaakt voor de cursus waren niet gedekt door het reeds betaalde bedrag van € 770,00, waardoor de deelnemer gehouden was het resterende bedrag te voldoen. De proceskosten werden eveneens aan de deelnemer opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 334200 CV EXPL 09-2229
typ: RK
Vonnis d.d. 3 februari 2010
in de zaak van
H. RUGENBRINK WERKMAATSCHAPPIJ B.V.,
handelend onder de naam IPD,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
verder te noemen: IPD,
gemachtigde: een onbekend gelaten persoon ten kantore van de LAVG ZUID B.V., gevestigd te Roosendaal dan wel ten kantore van Graydon Nederland B.V. te Amsterdam
tegen
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie],
wonend te [adres],
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
verder te noemen: [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie],
gemachtigde: mr. R. Mahovic, advocaat te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
in conventie
IPD heeft bij exploot van dagvaarding van 14 april 2009 een vordering ingesteld tegen [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] onder medebetekening van twee producties in fotokopievorm.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft hierop schriftelijk geantwoord onder overlegging van vier, deels meervoudige, producties in fotokopievorm.
IPD heeft vervolgens voor repliek geconcludeerd onder overlegging van drie, deels meervoudige, producties in fotokopievorm. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft hier bij dupliek op gereageerd.
in reconventie
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft tegelijk met het antwoord in conventie een tegenvordering ingesteld, mede onder verwijzing naar de stellingen en producties in conventie. IPD heeft schriftelijk geantwoord.
Partijen hebben daarna achtereenvolgens bij repliek respectievelijk dupliek de eigen stellingname nader schriftelijk uiteengezet.
Daarna is, in conventie en in reconventie, vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader op vandaag is gesteld.
MOTIVERING
a. de feiten en omstandigheden in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van in dit opzicht onbetwist gebleven producties staat tussen partijen het navolgende vast:
- IPD heeft [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] als deelnemer aan haar cursus Makelaardij OZ aanvaard, conform het door IPD gehanteerde en door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op 8 augustus 2008 ingevulde en ondertekende inschrijfformulier ‘Makelaar /Taxateur O.Z.’;
- de bedongen vergoeding bedroeg in totaal € 2.499,00 wegens “boekengeld” en “cursusgeld”, door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in maandelijkse termijnen te betalen;
- [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft bij brief van 21 oktober 2008 aan IPD medegedeeld dat hij ‘wegens omstandigheden’ wilde stoppen met de cursus;
- [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft (slechts) twee lessen gevolgd en heeft € 770,00 aan IPD betaald;
- bij brief van 28 oktober 2008 heeft de gemachtigde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aan IPD te kennen gegeven waarom [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] de cursus tussentijds moest beëindigen (het niveau van de cursus lag te hoog) en IPD verzocht de daadwerkelijk gemaakte kosten te “verrekenen met het door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] reeds betaalde bedrag van € 770,00”;
- bij brief van 6 november 2008 heeft IPD aan (de gemachtigde van) [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] laten weten dat zij niet zou overgaan tot kwijtschelding van (een deel van) de opleidingskosten.
b. het geschil in conventie en in reconventie
IPD vordert in conventie veroordeling van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van € 2.130,77, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.729,00 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening en onder verwijzing van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in de proceskosten.
De vordering is als volgt opgebouwd:
€ 1.729,00 hoofdsom (restant “cursus- en boekengeld”)
€ 101,77 tot 14 april 2009 vervallen wettelijke rente
€ 300,00 vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
IPD voert ter onderbouwing van haar vordering het navolgende aan. Door ondertekening van het inschrijfformulier is [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] akkoord gegaan met de op de onderhavige overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden (‘studievoorwaarden’). Die voorwaarden waren als bijlage aan het inschrijfformulier gehecht. Op het inschrijfformulier staat ook dat de studievoorwaarden op pagina 18 van de bijlage te vinden zijn. Ingevolge de studievoorwaarden is [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] na ontvangst van het inschrijfformulier door IPD het gehele cursusgeld verschuldigd (artikel 7) en kan (zal) het cursusgeld bij verzuim van deelname aan de cursus niet worden gerestitueerd (artikel 10).
Dat inschrijving gedurende een reeds lopende cursus mogelijk is, betekent geenszins dat tussentijdse beëindiging van deelname aan een cursus de cursist ontslaat van zijn of haar betalingsverplichting. Zo er al op dit punt sprake is van dwaling aan de zijde van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie], dan dient die dwaling voor zijn eigen rekening te blijven.
De studievoorwaarden waar IPD zich op beroept, zijn volgens haar niet onredelijk bezwarend. IPD heeft een opleidingsplaats voor [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gereserveerd en heeft kosten moeten maken voor onder meer het inhuren van een docent, het bestellen van materialen en het afhuren van een locatie. Het door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] reeds betaalde bedrag van € 770,00 dekt die kosten niet. Bij de berekening van de kosten houdt IPD rekening met het budget, gebaseerd op het aantal inschrijvingen. Daarbij is niet van belang of de cursist daadwerkelijk aanwezig is. Van de zijde van IPD is geen sprake geweest van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
IPD stelt dat zij geen onderzoeksplicht heef ten aanzien van het opleidingsniveau van potentiële cursisten. In de brochure en op de website wordt duidelijk vermeld op welk niveau de opleiding gegeven wordt. Het is aan de potentiële cursist om te beoordelen of hij/zij het vermelde opleidingsniveau aankan.
In reconventie vordert [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie]:
- vernietiging van de overeenkomst tussen hem en IPD op grond van artikel 6:236 aanhef en sub b BW dan wel op grond van dwaling;
- veroordeling van IPD tot restitiutie van het door hem te veel betaalde cursusgeld;
- dan wel aanpassing van de overeenkomst aan de hand van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid opgrond van artikel 6:230 lid 2 BW.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] stelt in de eerste plaats dat hij de studievoorwaarden niet heeft ontvangen. Tevens stelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] dat hij er altijd van uit is gegaan dat, nu tussentijdse inschrijving voor een cursus mogelijk is, tussentijdse beëindiging eveneens mogelijk was, vanzelfsprekend met restitutie van eventueel te veel betaald cursusgeld. Indien [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] had geweten dat dit laatste niet tot de mogelijkheden behoorde, was hij nimmer met de cursus begonnen. ‘Voor zover nodig’ doet [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in dit kader een beroep op dwaling. Daarnaast stelt hij dat ‘de studievoorwaarden’ (bedoeld zal zijn; de bedingen waar IPD zich op beroept) onredelijk bezwarend zijn.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] acht zich door IPD misleid wegens de (door IPD gehanteerde) slogan ‘Examengericht onderwijs Uw diploma is ons doel!
Voorts voert [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] aan dat IPD een onderzoeksplicht heeft ten aanzien van het opleidingsniveau van potentiële cursisten. IPD dient cursisten er op te wijzen dat een bepaalde vooropleiding noodzakelijk dan wel wenselijk is om aan een bepaalde cursus deel te nemen. Gezien zijn vooropleiding (vmbo) had IPD hem niet mogen toelaten tot de onderhavige cursus.
c. de beoordeling in conventie en in reconventie
Het door IPD bedoelde inschrijfformulier is (in fotokopievorm) aan de conclusie van repliek in conventie gehecht. Door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] is niet betwist dat die productie een inhoudelijk correcte weergave is van het door hem ingevulde en ondertekende formulier. Op dit formulier is, direct boven de ondertekening, vermeld: “Ik ga akkoord met de studievoorwaarden op pagina 18 van deze bijlage.” IPD stelt daarnaast dat die studievoorwaarden aan het inschrijfformulier waren gehecht. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] verzuimt om expliciet te ontkennen dat die voorwaarden aan het inschrijfformulier waren gehecht en laat na om ook maar iets op te merken over eventuele bijlagen (waren die er überhaupt en - zo ja – in welk aantal en van welke strekking?). Dit maakt dat de enkele stelling van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] ‘dat hij de voorwaarden niet heeft ontvangen’ als onvoldoende specifiek en/of geloofwaardig zal worden gepasseerd. [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] wordt geacht de studieovereenkomst met IPD te zijn aangegaan onder de voorwaarden zoals die door IPD zijn gestipuleerd.
Dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] er ‘steeds vanuit is gegaan’ dat hij de cursus tussentijds kon beëindigen met restitutie van te veel betaald cursusgeld kan, wat daar ook verder van zij, geen grond tot vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling opleveren. Uit niets blijkt dat IPD bij het totstandkomen van de overeenkomst enige inlichting aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] heeft verstrekt op grond waarvan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] er van uit mocht gaan dat restitutie van cursusgeld bij tussentijdse beëindiging zou plaatsvinden. Dat IPD bij brief van 20 oktober 2008 aan [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] (onder meer) berichtte ‘Inschrijvingen voor een cursus die al begonnen is, meestal geen probleem’, is niet relevant. Die mededeling is bijna drie maanden na totstandkoming van de overeenkomst gedaan, nog daargelaten dat de conclusie die [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] uit die inlichting meent te kunnen trekken (dat tussentijdse beëindiging van de cursus om die reden eveneens mogelijk is en wel ‘vanzelfsprekend’ met restitutie van te veel betaald cursusgeld), daaruit zeker niet rechtstreeks volgt en dus niet bijdraagt aan de argumentatie. Tevens is gesteld noch gebleken dat IPD wist of had behoren te weten dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] omtrent dit punt dwaalde.
Het beroep van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op het bepaalde in artikel 6:235 aanhef en onder b BW kan evenmin slagen. In de eerste plaats hebben de bedingen in de voorwaarden waar IPD zich op beroept, niet de strekking om de bevoegdheid van de wederpartij tot ontbinding uit te sluiten of te beperken. In de tweede plaats zou [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] die bevoegdheid eerst toekomen wanneer sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de zijde van IPD, doch een dergelijke tekortkoming is door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] niet eens gesteld en is ook overigens niet gebleken. Ook overigens is de contractuele verplichting om het gehele lesgeld te betalen in beginsel niet als onredelijk bezwarend aan te merken. IPD heeft immers (en dit wordt door [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] niet betwist) voor de voor [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] gereserveerde opleidingsplaats kosten moeten maken voor (onder meer) het inhuren van een docent, het bestellen van materialen en het afhuren van een locatie, waarbij rekening wordt gehouden met het aantal inschrijvingen. Dat er geen aanwezigheidsplicht geldt, is in dit kader irrelevant.
Het verweer van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] omtrent de door hem gestelde, maar in het geheel niet waargemaakte onderzoeksplicht van IPD kan niet slagen. Het is juist de eigen verantwoordelijkheid van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] om zich, voorafgaand aan een inschrijving voor een cursus, te vergewissen van het benodigde (voor)opleidingsniveau en IPD heeft hem daartoe alle mogelijkheid geboden: onweersproken staat immers vast dat in de brochure van IPD en op haar website duidelijk wordt vermeld op welk niveau de opleiding wordt gegeven. Daarbij komt nog dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zelfs verzuimt om te stellen wat het voor de onderhavige cursus vereiste vooropleidingsniveau dan wel precies is, zodat zijn stelling dat het niveau voor hem te hoog was, reeds daarom als onvoldoende gemotiveerd dient te worden gepasseerd.
In het verlengde daarvan faalt ook het beroep van [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] op misleiding. Dat de slogan “Examengericht onderwijs Uw diploma is ons doel!” ‘misleidend’ zou zijn, wordt niet onderbouwd en is een stelling die er met de haren bij lijkt te zijn gesleept.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] is, gelet op het bovenstaande, gehouden het resterende deel van het “cursus- en boekengeld” te voldoen. De gevorderde hoofdsom in conventie zal worden toegewezen. De vorderingen in reconventie worden afgewezen.
De in conventie gevorderde post vervallen rente zal worden afgewezen, nu IPD niet heeft gesteld met ingang van welke datum [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in verzuim is. Hiermee is onduidelijk gebleven over welke periode(n) en krachtens welke feitelijke en juridische gronden (wettelijke) rente is berekend. Wel is de rente vanaf 14 april 2009 toewijsbaar, omdat door de daad van dagvaarding toen in elk geval verzuim is ingetreden.
De gevorderde vergoeding van incassokosten zal eveneens worden afgewezen. De met zulke (eventuele) kosten samenhangende werkzaamheden zijn immers verricht tijdens een periode waarvan niet vastgesteld kan worden dat [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] in verzuim was. Hieruit volgt dat niet vastgesteld kan worden dat er sprake is van naar ontstaansgrond en omvang redelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW.
[gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] zal als de in conventie grotendeels en als de in reconventie geheel in het ongelijk gestelde partij tot betaling van de aan de zijde van IPD gevallen proceskosten worden veroordeeld, zij het dat deze zullen worden gecombineerd in verband met de grote onderlinge verwevenheid.
BESLISSING
in conventie
Veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] om aan IPD tegen bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van
€ 1.729,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 april 2009 tot aan de dag van algehele voldoening.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
wijst het gevorderde af.
in conventie en in reconventie
Veroordeelt [gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van IPD tot de datum van dit vonnis begroot op € 737,25, bestaande uit € 450,00 aan salaris gemachtigde,
€ 208,00 aan vastrecht, € 79,25 aan explootkosten.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.