ECLI:NL:RBMAA:2010:BL4311
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot betaling van cursusgeld ondanks tussentijdse beëindiging van deelname
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 3 februari 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen H. Rugenbrink Werkmaatschappij B.V., handelend onder de naam IPD, en een deelnemer aan een cursus. De deelnemer had zich ingeschreven voor de cursus Makelaardij OZ, maar heeft na twee lessen aangegeven dat het niveau van de cursus te hoog was en wilde stoppen. IPD vorderde betaling van het resterende cursusgeld, terwijl de deelnemer in reconventie de overeenkomst wilde vernietigen op grond van dwaling en onredelijke bezwarendheid van de voorwaarden.
De rechtbank oordeelde dat de deelnemer gehouden was het volledige cursusgeld te betalen, omdat hij akkoord was gegaan met de voorwaarden die aan de inschrijving waren verbonden. De rechtbank stelde vast dat de deelnemer niet had aangetoond dat hij de voorwaarden niet had ontvangen en dat hij zelf verantwoordelijk was voor het inschatten van het niveau van de cursus. De vordering van IPD tot betaling van € 1.729,00 werd toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding.
In reconventie werden de vorderingen van de deelnemer afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de studievoorwaarden niet onredelijk bezwarend waren en dat de deelnemer niet had aangetoond dat hij door IPD was misleid. De rechtbank benadrukte dat het aan de deelnemer was om zich voorafgaand aan de inschrijving te vergewissen van het benodigde opleidingsniveau. De kosten die IPD had gemaakt voor de cursus waren niet gedekt door het reeds betaalde bedrag van € 770,00, waardoor de deelnemer gehouden was het resterende bedrag te voldoen. De proceskosten werden eveneens aan de deelnemer opgelegd.