ECLI:NL:RBMAA:2010:BL4324

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
5 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
352659 EJ VERZ 09-4415
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grensoverschrijdende vordering in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 5 februari 2010 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende een grensoverschrijdende vordering van minder dan € 2.000,00. Verzoekster, gevestigd in Nederland, heeft in opdracht van belanghebbende, wonend in België, diensten verricht. Belanghebbende is in gebreke gebleven met de betaling van de factuur. De kantonrechter heeft vastgesteld dat op de overeenkomst Nederlands recht van toepassing is en dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de Europese procedure voor geringe vorderingen valt, zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 861/2007.

Belanghebbende heeft verstek laten gaan en niet gereageerd op de uitnodiging om verweer te voeren. De kantonrechter heeft de vordering van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet ongegrond is. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 1.436,92 toegewezen, met wettelijke rente vanaf 29 augustus 2009. Daarnaast is belanghebbende veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van verzoekster zijn begroot op € 233,00.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat verzoekster niet heeft voldaan aan haar stelplicht met betrekking tot de gevraagde handelsrente en incassokosten, waardoor deze vorderingen zijn afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
Zaaknummer: 352659 EJ VERZ 09-4415
typ: AodK
Beschikking van 5 februari 2010
op een verzoek van
[verzoekster],
gevestigd te [adres],
verzoekster, hierna te noemen: [verzoekster],
optredend bij haar directeur, mr. J.M. Wolfs
tegen
[belanghebbende],
wonend te [adres],
belanghebbende, hierna te noemen: [belanghebbende].
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De kantonrechter heeft kennisgenomen van het door [verzoekster] ingevulde standaard vorderingsformulier A als bedoeld in bijlage I van Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen (hierna: de Verordening) en de daarbij gevoegde stukken, ingekomen ter griffie op 9 oktober 2009.
[belanghebbende] heeft, na daartoe uitdrukkelijk te zijn uitgenodigd, niet geantwoord en heeft ook anderszins niet van zich doen horen.
Desgevraagd heeft [verzoekster] aanvullende informatie verstrekt, die op 22 januari 2010 ter griffie is ontvangen.
Daarna is beschikking bepaald, waarvan de uitspraak is gesteld op heden.
2. BEOORDELING
2.1. De Europese procedure voor geringe vorderingen, vervat in de Verordening (EG) nr. 861/2007, is – zakelijk weergegeven – in grensoverschrijdende gevallen van toepassing in burgerlijke en handelszaken indien de waarde van een vordering, alle rente, kosten en uitgaven niet meegerekend, op het tijdstip dat het vorderingsformulier ter griffie van de rechtbank wordt ontvangen, niet meer bedraagt dan € 2.000,00, behoudens de in artikel 2 van de Verordening genoemde uitzonderingen.
2.2. De kantonrechter stelt vast dat de vordering binnen het toepassingsbereik van de Verordening valt en dat hij bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
2.3. [verzoekster] stelt dat zij een rechtspraktijk uitoefent en dat zij in dat kader tussen juli en november 2008 voor [belanghebbende] werkzaamheden heeft uitgevoerd. Voor deze werkzaamheden zijn facturen tot een totaalbedrag van € 1.436,92 aan [belanghebbende] verzonden, die ondanks diverse sommaties onbetaald zijn gebleven. Uit de stukken en stellingen van [verzoekster] kan niet worden afgeleid dat [belanghebbende] ooit beloop en samenstelling van de hem in rekening gebrachte bedragen heeft betwist. Uit de bij het formulier gevoegde producties leidt de kantonrechter af dat [verzoekster] zich op het standpunt stelt dat haar algemene voorwaarden op de onderhavige overeenkomst van toepassing zijn.
2.4. [verzoekster] vordert op grond van het vorenstaande om [belanghebbende] te veroordelen tot betaling van voornoemd bedrag, vermeerderd met de handelsrente naar 9,5% per jaar vanaf 29 augustus 2009 en tot betaling van de proceskosten, waaronder een bedrag van € 357,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten.
2.5. Een afschrift van het betreffende vorderingsformulier en de daarbij gevoegde stukken is aan [belanghebbende] gezonden. [belanghebbende] is in de gelegenheid gesteld om verweer te voeren, maar hij heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2.6. Op de onderhavige overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
2.7. De vordering komt de kantonrechter voor wat betreft de hoofdsom niet ongegrond voor, zodat in ieder geval een bedrag van € 1.436,92 zal worden toegewezen.
2.8. Anders is het gesteld met de nevenvorderingen.
[verzoekster] maakt aanspraak op handelsrente, maar licht niet toe op grond waarvan zij dat doet. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van een handelsovereenkomst. [verzoekster] heeft in dat opzicht niet voldaan aan haar gemotiveerde stelplicht, in de zin van het eveneens toepasselijke Nederlandse procesrecht. In plaats van handelsrente zal daarom de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW worden toegewezen.
Ook ten aanzien van de vordering ter zake van incassokosten heeft [verzoekster] niet voldaan aan haar stelplicht. [verzoekster] heeft in het geheel niet gesteld welke werkzaamheden in het kader van de incasso zijn verricht. De kantonrechter kan zich op die wijze geen oordeel vormen omtrent de (redelijke) noodzaak en de (redelijke) omvang van zulke werkzaamheden en de daarmee gemoeide kosten, noch omtrent de vraag of deze verder strekten dan de verrichtingen en kosten waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtvordering een voorziening geven. De desbetreffende deelvordering zal daarom worden afgewezen.
2.9. [belanghebbende] zal wel als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de aan de zijde van [verzoekster] gerezen proceskosten.
2.10. Op verzoek van [verzoekster] zal een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.
3. BESLISSING
Veroordeelt [belanghebbende] om aan [verzoekster] tegen bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 1.436,92 met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2009 tot de datum van de voldoening.
Veroordeelt [belanghebbende] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [verzoekster] tot op heden begroot op € 233,00, waaronder € 25,00 correspondentiekosten.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.