ECLI:NL:RBMAA:2010:BM0375

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
6 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/702038-09, 03/641152-07 en 03/630284-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal en afpersing tijdens een gewapende overval op een juwelier

Op 6 april 2010 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die medeplichtig was aan een gewapende overval op een juwelier in Landgraaf op 16 oktober 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij de overval waarbij de juwelier onder bedreiging met geweld werd gedwongen om sleutels van de vitrines af te geven. De medeverdachten hebben verklaard dat de verdachte op de hoogte was van het plan voor de overval en hen een auto ter beschikking had gesteld voor het vervoer naar de plaats delict. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld, omdat zij gedetailleerd en consistent waren. De verdachte ontkende zijn betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor zijn vrijspraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is, en een werkstraf van 240 uur. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, de juwelier, voor de geleden schade door de overval. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen, omdat de verdachte zich in de proeftijd schuldig had gemaakt aan nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummers: 03/702038-09, 03/641152-07 (VTVV) en 03/630284-08 (VTVV)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 april 2010
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren [geboortegegevens verdachte],
wonende [adresgegevens verdachte].
Raadsvrouw is mr. S. Salvador-Muller, advocate te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 maart 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: medeplichtig is geweest aan een overval op [naam slachtoffer];
Feit 2: medeplichtig is geweest aan afpersing van [naam slachtoffer].
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft de (sleutels van de) auto van zijn ouders ter beschikking gesteld aan zijn medeverdachten, terwijl hij wist van hun plan om een overval te gaan plegen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsvrouw moet verdachte worden vrijgesproken. De belastende verklaringen van de medeverdachten die inhouden dat verdachte op de hoogte was van het plan om een overval te plegen, zijn onbetrouwbaar en niet overtuigend.
Verdachte wist niet van het plan om [naam slachtoffer] te gaan overvallen. Verdachte is de dag van de overval rond 11.15 uur van huis weggegaan en om ongeveer 16.00 uur weer thuis gekomen. Bij thuiskomst ontdekte hij dat de auto weg was. Pas achteraf is hij zich gaan realiseren wat er met de auto van zijn ouders was gebeurd.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 16 oktober 2009 heeft een overval plaats gehad in [een juwelierszaak] in Landgraaf. Verbalisanten die ter plaatse kwamen treffen de eigenaar [naam slachtoffer] aan en zien in de zaak lege cassettes op de toonbank liggen en zien ook een aantal cassettes op de vloer liggen. Eigenaar [naam slachtoffer]van de juwelierszaak heeft aangifte gedaan van de overval. Aan deze aangifte is een lijst toegevoegd met gestolen goederen. Het gaat om horloges, ringen en andere sieraden.
[naam slachtoffer] heeft een beschrijving gegeven van de drie personen die hem in zijn zaak hebben overvallen en van de gang van zaken tijdens de overval. De juwelier heeft de deur van zijn zaak geopend voor een persoon die had aangebeld en is richting de toonbank gelopen. Toen [naam slachtoffer] zich vervolgens omdraaide, zag hij opeens nog twee mannen in zijn zaak. Een van de mannen riep: “liggen, liggen, kop omlaag houden.” [naam slachtoffer] is gaan liggen en heeft gezien dat deze man met een voorwerp, lijkend op een schroevendraaier, een dreigende houding heeft aangenomen; de man dreigde hem te steken. Ook zag [naam slachtoffer] dat deze man meermalen een trappende beweging naar zijn hoofd maakte. [naam slachtoffer] zag en hoorde dat de twee andere mannen kastjes opentrokken. Deze mannen hebben tijdens de overval niets gezegd.
De eerste man vroeg [naam slachtoffer] de sleutels van de kastjes en vitrines te geven. [naam slachtoffer] heeft vervolgens de sleutels van de vitrines aan deze man gegeven. Tussendoor heeft de man meermalen gezegd dat [naam slachtoffer] zijn kop omlaag moest houden. De drie mannen waren overal in de winkel geweest.
Medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een van de drie overvallers van [naam slachtoffer] was. De andere overvallers waren volgens [naam medeverdachte 1] [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3]. [naam medeverdachte 1] is de zaak met [naam medeverdachte 3] binnengegaan, nadat [naam medeverdachte 2] had aangebeld, de deur geopend was en [naam medeverdachte 2] naar binnen gelopen was.
Volgens [naam medeverdachte 1] heeft [naam medeverdachte 3] de kastjes bij de juwelier geopend en heeft hij zelf sieraden in een tas gedaan. [naam medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat [naam medeverdachte 3] de sleutels aan de juwelier heeft gevraagd.
Ook [naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij een van de drie overvallers was. De andere overvallers waren volgens [naam medeverdachte 2] [naam medeverdachte 1] en een persoon genaamd [J.]. Uit de verklaring van [naam medeverdachte 1] blijkt dat [naam medeverdachte 3] twee bijnamen had: [bijnamen medeverdachte 3]. [naam medeverdachte 2] heeft aangebeld bij de juwelier, waarna [naam medeverdachte 1] en [J.] met hem de zaak zijn binnengegaan. [naam medeverdachte 2] heeft de juwelier gezegd op de grond te gaan liggen. Ook tijdens de overval heeft [naam medeverdachte 2] herhaald dat de juwelier beter kon blijven liggen en hem gezegd dat hij de sleutels moest geven. Volgens [naam medeverdachte 2] heeft de juwelier de sleutels aan medeverdachte [naam medeverdachte 1] gegeven.
Overwegingen
Het voorgaande brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat bewezen kan worden verklaard dat [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] horloges, ringen en sieraden van juwelierszaak [naam slachtoffer] hebben weggenomen en [naam slachtoffer] hebben gedwongen tot de afgifte van sleutels. Voor de rechtbank staat vast dat bij de overval meermalen de woorden “liggen, liggen, kop omlaag houden,” zijn gebruikt, dan wel soortgelijke woorden. Van de bewezen gang van zaken
– drie personen, van wie twee voor de juwelier onverwacht, komen de zaak binnen en er wordt geroepen “liggen, liggen, kop omlaag houden.” – gaat naar het oordeel van de rechtbank dreiging met geweld uit zodat de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen acht. In het midden kan blijven wie precies de sleutels van [naam slachtoffer] heeft afgenomen, nu verdachten gezamenlijk hebben geopereerd en voldoende uit de verklaringen van de aangever en medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] blijkt dat [naam slachtoffer] onder dezelfde dreiging met geweld sleutels heeft afgegeven.
De rechtbank zal de onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hebben op het gebruik van een schroevendraaier en het maken van stekende, slaande en trappende bewegingen niet bewezen verklaren. Op dit punt is er geen ander bewijs in het dossier voorhanden dat de verklaring van aangever [naam slachtoffer] bevestigt. De rechtbank kan niet uitsluiten dat hij zich onder invloed van deze onverhoedse en ingrijpende gebeurtenis in zijn zaak bij zijn waarneming heeft vergist. Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank geen bewezenverklaring volgen van dit onderdeel van de tenlastelegging
Over de rol van verdachte bij de overval overweegt de rechtbank het volgende. Medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] hebben -kort samengevat- verklaard dat zij voor de overval gebruik hebben gemaakt van een auto die verdachte aan hen ter beschikking had gesteld. Volgens [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] was verdachte op de hoogte van het plan voor de overval en heeft verdachte hen na de overval in zijn huis ontvangen, wat volgens de officier van justitie met zich meebrengt dat verdachte medeplichtig is geweest aan de overval.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] niet betrouwbaar zijn en daarom niet voor het bewijs mogen worden gebruikt.
De rechtbank ziet zich dus gesteld voor de vraag of de verklaringen van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] gebruikt kunnen worden voor het bewijs van de rol van verdachte bij de overval. In dit verband stelt de rechtbank het navolgende vast.
Allereerst valt op dat zowel [naam medeverdachte 1] als [naam medeverdachte 2] uitgebreid en zeer gedetailleerd hebben verklaard over de gebeurtenissen op de dag van de overval en ieders rol daarbij.
Medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft, voor zover in dit kader relevant, het volgende verklaard. Dat [naam verdachte], [naam medeverdachte 4], [naam medeverdachte 5], [naam medeverdachte 2] en hijzelf zouden meedoen aan de overval, dat [naam verdachte] thuis zat te wachten, dat [naam verdachte] wist dat de anderen de overval gingen doen. Dat ze bij [naam verdachte] thuis waren vertrokken met de auto van diens ouders, dat [naam verdachte] de sleutels aan [naam medeverdachte 5] had gegeven. Dat [naam verdachte] na de overval de deur voor hen open maakte, dat hijzelf daar toen een joint rookte, dat [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 2] met de tassen met spullen naar boven gingen, dat hijzelf met [naam verdachte], [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 4] in de woonkamer was, dat [naam medeverdachte 5] vrijwel onmiddellijk op zijn fiets vertrok.
Verder heeft hij verklaard dat toen hij op de dag van de overval bij [naam verdachte] thuis kwam, ze al twee maskers hadden geregeld. Dat hij die dag ‘s ochtends voor 12.00 uur werd gebeld door [naam medeverdachte 3] of hij kon komen omdat de planning was verzet en dat toen hij bij [naam verdachte] thuis kwam, daar [naam medeverdachte 3], [naam verdachte], hijzelf en [naam medeverdachte 4] waren. Dat [naam medeverdachte 3] op dat moment ook de planning aan het maken was, wie moest rijden en wie wat moest doen tijdens de overval. Dat [naam medeverdachte 3] [naam medeverdachte 5] had gebeld en hem de plannen had verteld en gevraagd had of hij kon rijden. Dat ze toen keken of ze de Golf of de Passat van de ouders van [naam verdachte] zouden pakken en dat [naam verdachte] toen zei dat ze veel beter de grijze Golf konden pakken. Dat [naam verdachte] ook de sleutels van deze auto heeft afgegeven, dat [naam verdachte] thuis bleef met het verhaal dat er nog iemand van het elektriciteitsbedrijf zou langskomen. Dat [naam medeverdachte 5], [naam medeverdachte 3], [naam medeverdachte 4] en hijzelf toen rond 13.00 uur/ 13.30 uur naar de Hornbach zijn gereden om daar handschoenen en de hamer te kopen. Dat ze toen naar Kerkrade zijn gereden om [naam medeverdachte 2] op te halen en ze vervolgens naar de Dumpshop in Heerlen zijn gereden om daar maskers te kopen. Dat ze van daaruit terug zijn gereden naar de woning van [naam verdachte], ongeveer rond half 3. Dat ze tussen 16.00 uur en 17.00 uur richting [straat slachtoffer] zijn gereden. Dat ze rond 16.30 uur en 17.00 uur ook weer bij [naam verdachte] thuis waren. Dat [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 2] naar boven zijn gegaan en alle dingetjes van de sieraden afgehaald hebben en alles tezamen in een tas hebben gestopt. Dat [naam medeverdachte 3], [naam medeverdachte 2] en hijzelf na de overval nog van kleding hebben gewisseld. Dat hijzelf een zwart met wit [K] T-shirt van [naam verdachte] en een donker blauwe broek van [naam medeverdachte 3] heeft aangetrokken. Dat [naam medeverdachte 4] zich volgens hem niet heeft omgekleed na de overval. Dat [naam verdachte] alle kleding die bij de overval is gebruikt, heeft gewassen en vervolgens aan hem heeft gegeven en de rest naar [naam medeverdachte 5] heeft gebracht zodat hij dit aan [naam medeverdachte 3] kon geven.
Medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft in dit kader het volgende verklaard. Dat ze, nadat hij was opgehaald, naar [naam verdachte] thuis reden. Dat [naam verdachte] toen in de woning was. Dat [naam verdachte], [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 5] de hele tijd boven in de woning waren. Ze waren dingen aan het bespreken. Dat dit was vanaf het moment dat [naam medeverdachte 5] weer terug in de woning van [naam verdachte] was. Dat ze alle spullen al hadden, dat het allemaal gepland was. Dat [naam medeverdachte 3] witte en blauwe mutsen, geen bivakmutsen, had, en speciaal nieuwe tassen had, net bij de dump gekocht. Dat ze ook nog een soort maskers hadden, dat dit allemaal zo op de eettafel bij de keuken in de woning van de ouders van [naam verdachte] lag. Dat [naam medeverdachte 4], de vriendin van [naam medeverdachte 3], [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 5], [naam verdachte] en [naam medeverdachte 3] er bij waren toen [naam medeverdachte 1] tegen hem zei dat ze de overval gingen plegen. Dat [naam medeverdachte 5] nadat hij terug kwam, nog met [naam verdachte] en [naam medeverdachte 3] boven heeft gepraat. Dat iedereen wist dat ze de overval gingen plegen, ook [naam verdachte]. Dat [naam verdachte] wist dat ze een overval gingen plegen maar dat [naam verdachte] thuis is gebleven, dat hij geen idee heeft waarom [naam verdachte] is thuis gebleven. Dat ze na de overval naar de woning van [naam verdachte] zijn gereden, dat [naam verdachte] gewoon binnen was, dat hij de deur voor hen open maakte. Dat ze eerst naar de woonkamer zijn gegaan en alle sieraden op de grote tafel bij de keuken hebben gelegd. Dat [naam verdachte] toen zei dat er iemand op bezoek kon komen en ze alle sieraden in twee tassen hebben gedaan en naar boven zijn gegaan. Dat iedereen, [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 4], [naam medeverdachte 5], [naam medeverdachte 3], [naam verdachte] en hijzelf bij die grote tafel stonden. Dat [naam medeverdachte 3], [naam medeverdachte 1], hijzelf, [naam verdachte] en [naam medeverdachte 4] naar boven zijn gegaan. Dat hij zich na de overval heeft omgekleed bij [naam verdachte], omdat hij niet met diezelfde kleding over straat gaat lopen. Dat hij kleding aan [naam verdachte] had gevraagd en gekregen. Dat dit een zwarte broek was en een riem. Dat hij zijn houthakkersvest en broek bij [naam verdachte] heeft gelaten.
Deze gedetailleerdheid, ook met betrekking tot de rol van verdachte, is voor de rechtbank een belangrijke aanwijzing dat de medeverdachten hier de waarheid spreken.
Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat genoemde medeverdachten in hun verklaringen zichzelf belasten en de schuld niet op anderen afwentelen. Ook dat is voor de rechtbank een belangrijke aanwijzing bij de vraag naar de betrouwbaarheid van deze verklaringen.
De rechtbank overweegt verder in dit kader dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij op 16 oktober 2009 om kwart over 11 ‘s ochtends uit zijn woning is vertrokken en pas weer is teruggekeerd nadat de medeverdachten na het plegen van de overval weer uit zijn woning waren vertrokken.
Niet alleen de hiervoor genoemde medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] verklaren iets anders, ook de medeverdachten [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 4] zeggen dat verdachte wel degelijk in die periode ook in de woning is geweest. Medeverdachte [naam medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij de eerste keer dat hij in de woning van [naam verdachte] kwam, de sleutels van de Golf van [naam verdachte] heeft gekregen en dat hij de tweede keer – tussen 15.30 uur en 16.00 uur – toen hijzelf op de trap stond, [naam verdachte] iets heeft horen roepen naar [naam medeverdachte 3] vanaf de bovenverdieping. Medeverdachte [naam medeverdachte 4] verklaart op de vraag wie bij [naam verdachte] thuis aanwezig waren, dat daar aanwezig waren: [naam verdachte] natuurlijk, [naam medeverdachte 3], die eigenlijk [naam medeverdachte 3] heet, zijzelf, [naam medeverdachte 2], achternaam onbekend, [naam medeverdachte 5], de vriend van [C.] de zus van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 1].
De getuigen [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 4] verklaren op zich niets over de wetenschap die verdachte met betrekking tot de overval had. Hun verklaringen maken echter wel dat er grote vraagtekens gezet moeten worden bij de geloofwaardigheid van de verklaring van verdachte zelf nu hij in ieder geval niet de waarheid spreekt over zijn aanwezigheid in de woning kort voor, tijdens en na de overval.
Tenslotte is er door verdachte geen overtuigende verklaring gegeven voor het feit dat hij door meerdere personen genoemd wordt als een van de personen die betrokken was bij de voorbereiding van de overval.
De rechtbank zal de verklaringen van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] dan ook voor het bewijs gebruiken. Uit de hiervoor weergegeven verklaringen van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] leidt de rechtbank af dat verdachte vooraf op de hoogte was van het plan om een overval te plegen en de auto van zijn ouders opzettelijk met het oog op deze overval ter beschikking heeft gesteld.
Hetgeen de getuige [naam getuige] ter zitting heeft verklaard leidt niet tot een ander oordeel, nu deze heeft verklaard dat, nadat hij heeft gezien dat de auto met de medeverdachten na de overval kwam aanrijden, [naam verdachte] naar zijn woning is gegaan, en dat hij niet heeft gezien of [naam verdachte] toen naar binnen is gegaan.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
Feit 1
[naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 2] op 16 oktober 2009 te Landgraaf tezamen en in vereniging met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een hoeveelheid horloges, ringen en sieraden, toebehorende aan [een juwelierszaak], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat [naam medeverdachte 2] meermalen naar die [naam slachtoffer] heeft geroepen: "liggen, liggen, kop omlaag houden", althans woorden van gelijke strekking,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 16 oktober 2009 te Landgraaf opzettelijk middelen heeft verschaft door opzettelijk zijn mededaders een auto te verschaffen voor het vervoer naar de plaats des misdrijfs;
Feit 2
[naam medeverdachte 1]en [naam medeverdachte 3]en [naam medeverdachte 2] op 16 oktober 2009 te Landgraaf tezamen en in vereniging met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer]hebben gedwongen tot de afgifte van sleutels, toebehorende aan [een juwelierszaak], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat [naam medeverdachte 2] meermalen naar die [naam slachtoffer] heeft geroepen: "liggen, liggen, kop omlaag houden", althans woorden van gelijke strekking, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 16 oktober 2009 te Landgraaf opzettelijk middelen heeft verschaft door opzettelijk zijn mededaders een auto te verschaffen voor het vervoer naar de plaats des misdrijfs.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2
medeplichtigheid aan afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op te leggen met daarnaast een werkstraf van 240 uren.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van een eventueel op te leggen straf.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen. In het bijzonder heeft de rechtbank gelet op het navolgende.
Een aantal personen heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een overval op een juwelier. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke misdaad een grote invloed heeft op het slachtoffer. Het slachtoffer moet immers op diezelfde plek weer aan het werk en kan die plaats niet mijden. Gedurende lange tijd, en soms zelfs voor altijd, blijft het slachtoffer daarom gevoelens van angst en onzekerheid houden. Iedere keer als een klant de winkel betreedt die enigermate overeenkomt met het profiel van een van de daders wordt het slachtoffer weer met deze gebeurtenis geconfronteerd. Dat speelt in dit geval nog een sterkere rol dan gebruikelijk omdat het slachtoffer al twee keer eerder is overvallen.
In dit geval heeft het slachtoffer zelfs aangegeven het voortzetten van zijn bedrijf in de huidige opzet niet meer aan te kunnen en te overwegen zijn winkel te sluiten.
Naast dit vergaande gevolg heeft het slachtoffer door de overval ook aanzienlijke financiële schade geleden. Een deel van de buit is immers niet teruggevonden. Voor deze schade was het slachtoffer niet verzekerd.
Verdachte heeft meegeholpen die overval mogelijk te maken door een auto ter beschikking te stellen waarmee de daders naar de plaats van het misdrijf konden rijden en na afloop konden vluchten. Waarom verdachte daartoe heeft besloten is voor de rechtbank duister. Verdachte beschikt immers over een vaste baan en inkomen zodat er op zich geen enkele reden bestaat om aan een dergelijke overval mee te doen. Verdachte ontkent bovendien zijn betrokkenheid zodat het ook niet mogelijk is enig inzicht hierin te krijgen.
Voor de rechtbank blijft er daarom geen andere mogelijkheid open dan verdachte voor dit feit af te straffen in de hoop hem hiermee het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert. In dat verband acht de rechtbank de straf die door de officier van justitie is geëist passend en geboden. Naast het uitvoeren van een onvoorwaardelijke taakstraf acht de rechtbank een stok achter de deur noodzakelijk om verdachte ervan te weerhouden weer nieuwe strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal daarom bovendien een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van 2 jaar.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 18.007,70 voor de schade door feit 1 geleden. Van dit bedrag heeft € 13.461,83 betrekking op de ontvreemde sieraden, horloges en ringen, € 45,87 op medische kosten en € 4500,- op immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in zijn geheel toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat schade aangetoond moet worden. De facturen van de sieraden dateren onder andere uit 1998. Zij vraagt zich af of deze voorraad al niet afgeschreven of als incourant afgewaardeerd is. Verder is niet duidelijk wat er weg en wat er teruggekomen is. Er zijn in ieder geval armbanden teruggekomen. De raadsvrouwe is voorts van mening dat de stelling dat de benadeelde partij niet verzekerd was, niet onderbouwd is. Wat betreft de immateriële schade mist de raadsvrouwe een psychologisch rapport waaruit de gestelde PTSS blijkt. Zij concludeert tot niet ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vast staat dat verdachte en zijn mededaders een groot aantal horloges, ringen en sieraden hebben gestolen. De benadeelde partij heeft deze schadepost gespecificeerd onderbouwd aan de hand van aankoopfacturen. Ook is een gespecificeerde opgave verstrekt van de retour ontvangen horloges en armbanden die niet in het schadebedrag begrepen zijn. Het is op zich juist dat er sieraden zijn waarvan de inkoopfacturen dateren uit 1998, maar gelet op de aard van deze zaken valt niet zonder meer in te zien waarom zij afgeschreven of afgewaardeerd zouden moeten zijn. Indien verdachte deze gespecificeerde opgaven wil betwisten had het op zijn weg gelegen gemotiveerd aan te geven dat en waarom deze opgaven niet zouden kloppen. Verdachte en zijn mededaders hebben immers de gestolen spullen onder zich gehad. Nu verdachte dit niet heeft gedaan doch slechts in algemene bewoordingen de juistheid van de opgaven in twijfel heeft getrokken ligt naar het oordeel van de rechtbank de vordering voor toewijzing gereed.
Wat betreft de verzekeringskwestie overweegt de rechtbank dat een negatief feit moeilijk valt aan te tonen. Maar ook al zou de benadeelde wel verzekerd zijn geweest, dan was hij toch niet verplicht geweest de verzekering ook aan te spreken. In ieder geval is gesteld noch gebleken dat enige verzekeringsuitkering ontvangen is.
De medische kosten kunnen als rechtstreekse schade van de overval eveneens worden toegewezen.
De overval heeft een grote impact gehad op het leven van benadeelde en zijn gezin. Voor het slachtoffer was dit de derde keer dat hij in zijn zaak werd overvallen. De benadeelde heeft wel degelijk een brief overgelegd van de psychologe Mw. Drs. J.C.H. Jansen, waaruit blijkt dat het slachtoffer tengevolge van de overval een posttraumatische stressstoornis heeft opgelopen. Verder is het plezier in zijn werk weg. Hij is prikkelbaar en kan moeilijk in slaap komen.
Gelet hierop acht de rechtbank de vordering ter zake immateriële schade tot een bedrag van € 2500,- eenvoudig van aard. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen. Voor het overige acht de rechtbank deze vordering niet eenvoudig van aard en zal de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk verklaard worden.
De rechtbank zal tevens de wettelijke rente toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7 De vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 20 uren werkstraf ten uit voer zal worden gelegd, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 18 maart 2008 van de politierechter in de rechtbank Maastricht in de zaak met parketnummer 03/641152-07.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich in de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarden heeft overtreden. Om die reden zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen.
De officier van justitie heeft tevens een vordering tot tenuitvoerlegging aangebracht van een voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 10 november 2009 van de politierechter in de rechtbank Maastricht in de zaak met parketnummer 03/630284-08. Ter zitting heeft de officier van justitie deze vordering niet gehandhaafd, omdat de uitspraak van de politierechter na 16 oktober 2009 is gedaan. De rechtbank zal deze vordering om die reden dan ook afwijzen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 48, 57, 63, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot werkstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf, naar de maatstaf van twee uur per dag;
De benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer], [adresgegevens slachtoffer] te betalen een bedrag van €16.007,70 (zestienduizendenzeven euro en zeventig eurocent), waarvan € 2500,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2009;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam slachtoffer], [adresgegevens slachtoffer], voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer]in het kader van deze procedure gemaakt alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer]voornoemd bedrag te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2009, bij niet betaling te vervangen door 115 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer]vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
De vordering tenuitvoerlegging
- ad 03/ 641152-07 VTVV: gelast dat de voorwaardelijke straf, te weten een werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis, alsnog zal worden tenuitvoergelegd;
- ad 03/ 630284-08 VTVV: wijst de vordering af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Hazen, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en mr. R.A.J. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 april 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
[naam medeverdachte 1]en/of [naam medeverdachte 3]en/of [naam medeverdachte 2] op of omstreeks 16 oktober 2009 te Landgraaf, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid horloges, ringen en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [een juwelierszaak], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s):
- een of meermalen naar die [naam slachtoffer] hebben/heeft geroepen: "liggen, liggen, kop omlaag houden", althans woorden van gelijke strekking en/of
- dreigend die [naam slachtoffer] een schroevendraaier, althans een soortgelijk voorwerp, hebben/heeft getoond en/of (hiermee) een of meer stekende en/of slaande bewegingen hebben/heeft gemaakt in de richting van die [naam slachtoffer] en/of
- een of meermalen trappende bewegingen hebben/heeft gemaakt in de richting
van het hoofd van die [naam slachtoffer],
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 oktober 2009 te Landgraaf en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk zijn mededader(s) een auto te verschaffen voor het vervoer naar (de omgeving van) de plaats des misdrijfs;
2.
[naam medeverdachte 1]en/of [naam medeverdachte 3]en/of [naam medeverdachte 2] op of omstreeks 16 oktober 2009 te Landgraaf, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer]heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer sleutels, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [een juwelierszaak]in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 3] en/of [naam medeverdachte 2] en/of zijn/hun mededader(s):
- een of meermalen naar die [naam slachtoffer] hebben/heeft geroepen: "liggen, liggen, kop omlaag houden", althans woorden van gelijke strekking en/of
- dreigend die [naam slachtoffer] een schroevendraaier, althans een soortgelijk voorwerp, hebben/heeft getoond en/of (hiermee) een of meer stekende en/of slaande bewegingen hebben/heeft gemaakt in de richting van die [naam slachtoffer] en/of
- een of meermalen trappende bewegingen hebben/heeft gemaakt in de richting van het hoofd van die [naam slachtoffer],
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 oktober 2009 te Landgraaf en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk zijn mededader(s) een auto te verschaffen voor het vervoer naar (de omgeving van) de plaats des misdrijfs.