ECLI:NL:RBMAA:2010:BM0381

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
6 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700008-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in diefstal met bedreiging met geweld door gebrek aan bewijs

Op 6 april 2010 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van diefstal met bedreiging met geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hebben op het gebruik van een schroevendraaier en het maken van stekende, slaande en trappende bewegingen. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is om deze onderdelen te bewijzen, aangezien de verklaring van het slachtoffer niet voldoende steun vindt in ander bewijs. De verdachte heeft de overval gepleegd samen met mededaders, waarbij het slachtoffer onder druk werd gezet om sleutels af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders de overval hebben gepleegd uit financiële nood, maar dat dit geen rechtvaardiging biedt voor hun daden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn proceshouding en eerdere contacten met justitie. Uiteindelijk is de rechtbank van oordeel dat een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is om de verdachte te laten inzien dat dergelijk gedrag niet wordt getolereerd in de samenleving. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden voor reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700008-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 april 2010
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren [geboortegegevens verdachte],
gedetineerd in de P.I. Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. R.A. Wijnands, advocaat te Schinnen, vervangende mr. A.E.P. Kooi.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 maart 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen een overval heeft gepleegd op [naam slachtoffer], waarbij geweld is gebruikt, dan wel gedreigd is met geweld;
Feit 2: samen met anderen [naam slachtoffer] heeft afgeperst.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman kan verdachte alleen worden veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen. Er is geen bewijs dat er bij de overval sprake was van geweld of dreiging met geweld. Zo is er onvoldoende bewijs dat er gebruik is gemaakt van een schroevendraaier, waarmee volgens de aangever stekende of slaande bewegingen zouden zijn gemaakt. Evenmin kan bewezen worden dat er trappende bewegingen naar de juwelier zijn gemaakt.
Verdachte heeft de juwelier verzocht te gaan liggen en zijn hoofd omlaag te houden. De juwelier heeft vervolgens zonder aarzeling aan dit verzoek voldaan en vrijwillig meegewerkt. Om die reden is er geen sprake van bedreiging met geweld. Dit geldt ook voor het afgeven door de juwelier van de sleutels van de vitrinekasten.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 16 oktober 2009 heeft een overval plaats gehad in [een juwelierszaak] in Landgraaf. Verbalisanten die ter plaatse kwamen treffen de eigenaar [naam slachtoffer] aan en zien in de zaak lege cassettes op de toonbank liggen en zien ook een aantal cassettes op de vloer liggen. Eigenaar [naam slachtoffer]van de juwelierszaak heeft aangifte gedaan van de overval. Aan deze aangifte is een lijst toegevoegd met gestolen goederen. Het gaat om horloges, ringen en andere sieraden.
[naam slachtoffer] heeft een beschrijving gegeven van de drie personen die hem in zijn zaak hebben overvallen en van de gang van zaken tijdens de overval. De juwelier heeft de deur van zijn zaak geopend voor een persoon die had aangebeld en is richting de toonbank gelopen. Toen [naam slachtoffer] zich vervolgens omdraaide, zag hij opeens nog twee mannen in zijn zaak. Een van de mannen riep: “liggen, liggen, kop omlaag houden.” [naam slachtoffer] is gaan liggen en heeft gezien dat deze man met een voorwerp, lijkend op een schroevendraaier, een dreigende houding heeft aangenomen; de man dreigde hem te steken. Ook zag [naam slachtoffer] dat deze man meermalen een trappende beweging naar zijn hoofd maakte. [naam slachtoffer] zag en hoorde dat de twee andere mannen kastjes opentrokken. Deze mannen hebben tijdens de overval niets gezegd.
De eerste man vroeg [naam slachtoffer] de sleutels van de kastjes en vitrines te geven. [naam slachtoffer] heeft vervolgens de sleutels van de vitrines aan deze man gegeven. Tussendoor heeft de man meermalen gezegd dat [naam slachtoffer] zijn kop omlaag moest houden. De drie mannen waren overal in de winkel geweest.
Verdachte heeft bekend dat hij een van de drie overvallers van [naam slachtoffer] was. De andere overvallers waren volgens hem [naam medeverdachte 1] en een persoon genaamd [naam medeverdachte 2]. Verdachte heeft aangebeld bij de juwelier. Nadat deze de deur geopend had, zijn verdachte en na hem [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] de zaak binnengegaan. Verdachte heeft de juwelier gezegd op de grond te gaan liggen. Ook tijdens de overval heeft verdachte herhaald dat de juwelier beter kon blijven liggen en hem gezegd dat hij de sleutels moest geven. Volgens verdachte heeft de juwelier de sleutels aan medeverdachte [naam medeverdachte 1]gegeven.
Verdachte heeft ontkend een schroevendraaier te hebben gebruikt bij de overval of trappende of slaande bewegingen te hebben gemaakt.
Het voorgaande brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte samen met anderen horloges, ringen en sieraden van juwelierszaak [naam slachtoffer] heeft weggenomen en samen met anderen [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van sleutels. Voor de rechtbank staat vast dat bij de overval meermalen de woorden “liggen, liggen, kop omlaag houden,” zijn gebruikt, dan wel soortgelijke woorden. Van de bewezen gang van zaken – drie personen, van wie twee voor de juwelier onverwacht, komen de zaak binnen en er wordt geroepen “liggen, liggen, kop omlaag houden.” - gaat naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk dreiging met geweld uit. De opdracht om te gaan en te blijven liggen kan onder voornoemde omstandigheden niet worden uitgelegd als een min of meer vrijblijvend verzoek aan [naam slachtoffer], ten aanzien waarvan hij in vrijheid kon bepalen of hij eraan zou voldoen of niet. De rechtbank acht de stelling van de raadsman in dezen dan ook onhoudbaar, zodat de rechtbank ook dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen acht.
In het midden kan blijven wie precies de sleutels van [naam slachtoffer] heeft afgenomen, nu de verdachten gezamenlijk hebben geopereerd en voldoende uit de verklaringen van de aangever en de verdachte blijkt dat [naam slachtoffer] onder dezelfde dreiging met geweld sleutels heeft afgegeven.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken op de onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hebben op het gebruik van een schroevendraaier en het maken van stekende, slaande en trappende bewegingen. Nu verdachte deze onderdelen heeft betwist, er geen ander bewijs in het dossier voorhanden is dan de verklaring van aangever [naam slachtoffer] op dit punt en de rechtbank niet kan uitsluiten dat hij zich onder invloed van deze onverhoedse en ingrijpende gebeurtenis in zijn zaak bij zijn waarneming heeft vergist, kan naar het oordeel van de rechtbank geen bewezenverklaring volgen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 16 oktober 2009 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid horloges, ringen en sieraden toebehorende aan [een juwelierszaak], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, meermalen naar die [naam slachtoffer] heeft geroepen: "liggen, liggen, kop omlaag houden", althans woorden van gelijke strekking;
Feit 2
op 16 oktober 2009 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van sleutels toebehorende aan [een juwelierszaak], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, meermalen naar die [naam slachtoffer] heeft geroepen: "liggen, liggen, kop omlaag houden", althans woorden van gelijke strekking.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 2
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 3 jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met daarnaast reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en aan te sluiten bij het advies dat door de reclassering is uitgebracht.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen. In het bijzonder heeft de rechtbank gelet op het navolgende.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan het plegen van een overval op een juwelier. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke misdaden een grote invloed hebben op het slachtoffer. Het slachtoffer moet immers op diezelfde plek weer aan het werk en kan die plaats niet mijden. Gedurende lange tijd, en soms zelfs voor altijd, blijft het slachtoffer daarom gevoelens van angst en onzekerheid houden. Iedere keer als een klant de winkel betreedt die enigermate overeenkomt met het profiel van een van de daders wordt het slachtoffer weer met deze gebeurtenis geconfronteerd. Dat speelt in dit geval nog een sterkere rol dan gebruikelijk omdat het slachtoffer al twee keer eerder is overvallen.
In dit geval heeft het slachtoffer zelfs aangegeven het voortzetten van zijn bedrijf in de huidige opzet niet meer aan te kunnen en te overwegen zijn winkel te sluiten.
Naast dit vergaande gevolg heeft het slachtoffer door de overval ook aanzienlijke financiële schade geleden. Een deel van de buit is immers niet teruggevonden. Voor deze schade was het slachtoffer niet verzekerd.
Verdachte en zijn mededaders hebben de overval gepleegd omdat zij geld nodig hadden. Volgens verdachte was de financiële situatie bij hem thuis slecht en leed zijn zusje honger, omdat zijn moeder van een uitkering leeft. In plaats van te proberen een baantje te vinden of in ieder geval hulp te vragen, kiest hij voor de “makkelijke” weg van de overval op een winkelier. Ter zitting met de gevolgen geconfronteerd valt het verder op dat verdachte geen enkel berouw toont. De gevolgen voor het slachtoffer lijkt hij als overdreven te beschouwen. Hij lijkt te willen zeggen dat het slachtoffer “niet moet zeuren”. Deze houding verontrust de rechtbank zeer. Temeer daar verdachte al eerder met justitie in aanraking is gekomen voor afpersing, diefstal en bedreiging en hij daarvan blijkbaar niets heeft geleerd.
Ten gunste van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met zijn proceshouding (hij draait in ieder geval niet om de feiten heen) en het feit dat het bij bedreiging met geweld gebleven is. Dat zal voor een belangrijk deel zijn toe te schrijven aan de verstandige opstelling van het slachtoffer, die immers geen verzet heeft geboden, maar het blijft een feit dat ook geweld toegepast had kunnen worden.
Verder zal de rechtbank rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die uit het reclasseringsrapport naar voren zijn gekomen.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is om verdachte het verkeerde van zijn handelen te laten inzien en hem duidelijk te maken dat de samenleving dit gedrag niet tolereert. Dat die straf lager uitpakt dan door de officier van justitie is geëist komt omdat de rechtbank de hiervoor genoemde omstandigheden ten voordele van de verdachte zwaarder laat wegen dan de officier kennelijk heeft gedaan.
Daarnaast acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte zich na het ondergaan van zijn onvoorwaardelijke gevangenisstraf nog geruime tijd houdt aan de richtlijnen van de reclassering, ook als hem een ambulante behandeling wordt voorgeschreven. Om dat te verzekeren zal de rechtbank ook een voorwaardelijke straf opleggen met een proeftijd van 2 jaar.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 18.007,70 voor de schade door feit 1 geleden. Van dit bedrag heeft € 13.461,83 betrekking op de ontvreemde sieraden, horloges en ringen, € 45,87 op medische kosten en € 4500,- op immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in zijn geheel toe te wijzen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft ten aanzien van de post sieraden gesteld, dat het schadebedrag niet eenvoudig is vast te stellen. De overgelegde facturen dateren van eind jaren negentig en de schade is niet verifieerbaar. Verder is het onduidelijk wat er met de retour ontvangen goederen gedaan is. De post medische kosten kan volgens de raadsman worden toegewezen. Wat betreft de immateriële schade loopt een vergelijking met de in de vordering aangehaalde uitspraak mank. Hij concludeert tot niet ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij. Voor zover de vordering zal worden toegewezen verzoekt de raadsman om termijnbetaling.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vast staat dat verdachte en zijn mededaders een groot aantal horloges, ringen en sieraden hebben gestolen. De benadeelde partij heeft deze schadepost gespecificeerd onderbouwd aan de hand van aankoopfacturen. Ook is een gespecificeerde opgave verstrekt van de retour ontvangen horloges en armbanden die niet in het schadebedrag begrepen zijn. Indien verdachte deze gespecificeerde opgaven wil betwisten had het op zijn weg gelegen gemotiveerd aan te geven dat en waarom deze opgaven niet zouden kloppen. Verdachte en zijn mededaders hebben immers de gestolen spullen onder zich gehad. Nu verdachte dit niet heeft gedaan doch slechts in algemene bewoordingen de juistheid van de opgaven in twijfel heeft getrokken ligt naar het oordeel van de rechtbank de vordering voor toewijzing gereed.
De medische kosten kunnen als rechtstreekse schade van de overval eveneens worden toegewezen.
De overval heeft een grote impact gehad op het leven van benadeelde en zijn gezin. Voor het slachtoffer was dit de derde keer dat hij in zijn zaak werd overvallen. Blijkens een overgelegde verklaring van een psycholoog heeft het slachtoffer tengevolge hiervan een posttraumatische stressstoornis opgelopen. Het plezier in zijn werk is weg. Hij is prikkelbaar en kan moeilijk in slaap komen.
Gelet hierop acht de rechtbank de vordering ter zake immateriële schade tot een bedrag van € 2500,- eenvoudig van aard. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen. Voor het overige acht de rechtbank deze vordering niet eenvoudig van aard en zal de benadeelde partij in zoverre niet ontvankelijk verklaard worden.
De rechtbank zal tevens de wettelijke rente toewijzen en de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding om termijnbetaling toe te laten, nu verdachte op geen enkele wijze heeft aangegeven tot het betalen van welk bedrag hij per maand bereid en in staat is.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, Leger des Heils, afdeling Jeugdzorg en Reclassering, ook als deze inhouden een deelname aan trainingen op het gebied van gedragsinterventie;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer], [adresgegevens slachtoffer], te betalen een bedrag van € 16.007,70 (zestienduizendenzeven euro en zeventig eurocent), waarvan € 2500,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2009;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam slachtoffer], [adresgegevens slachtoffer] voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer]in het kader van deze procedure gemaakt alsmede in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer]voornoemd bedrag te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2009, bij niet betaling te vervangen door 115 dagen hechtenis , met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door een of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Hazen, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en mr. R.A.J. van Leeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 april 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 16 oktober 2009 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid horloges, ringen en/of sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [een juwelierszaak], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een of meermalen naar die [naam slachtoffer] hebben/heeft geroepen: "liggen, liggen, kop omlaag houden", althans woorden van gelijke strekking en/of
hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend die [naam slachtoffer] een schroevendraaier, althans een soortgelijk voorwerp, hebben/heeft getoond en/of (hiermee) een of meer stekende en/of slaande bewegingen hebben/heeft gemaakt in de richting van die [naam slachtoffer] en/of
hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een of meermalen trappende bewegingen hebben/heeft gemaakt in de richting van het hoofd van die [naam slachtoffer];
2.
hij op of omstreeks 16 oktober 2009 in de gemeente Landgraaf tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer sleutels, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [een juwelierszaak], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een of meermalen naar die [naam slachtoffer] hebben/heeft geroepen: "liggen, liggen, kop omlaag houden", althans woorden van gelijke strekking en/of hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend die [naam slachtoffer] een schroevendraaier, althans een soortgelijk voorwerp, hebben/heeft getoond en/of (hiermee) een of meer stekende en/of slaande bewegingen hebben/heeft gemaakt in de richting van die [naam slachtoffer] en/of hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een of meermalen trappende bewegingen hebben/heeft gemaakt in de richting van het hoofd van die [naam slachtoffer].