ECLI:NL:RBMAA:2010:BM7024
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in gesloten jeugdzorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 2 juni 2010 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De kinderrechter, mr. R.E. Bakker, heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een verzoek van Bureau Jeugdzorg Limburg, dat op 20 mei 2010 een verzoekschrift indiende voor de uithuisplaatsing van de minderjarige. De minderjarige, die in een problematische situatie verkeerde, werd door Bureau Jeugdzorg als een risico voor zichzelf en haar omgeving gezien. De ouders van de minderjarige maakten zich grote zorgen over haar welzijn en gaven aan dat zij geen zicht hadden op haar activiteiten. Tijdens de zitting op 1 juni 2010 werd duidelijk dat de minderjarige in een crimineel milieu verkeerde en dat er zorgen waren over haar gebruik van drugs en haar sociale contacten.
De kinderrechter oordeelde dat de uithuisplaatsing een inbreuk op de persoonlijke vrijheid van de minderjarige vormde, maar dat deze inbreuk gerechtvaardigd was gezien de noodzaak tot bescherming en opvoeding. De kinderrechter benadrukte dat de beslissing tot gesloten plaatsing alleen kon worden genomen indien deze noodzakelijk was en niet met minder verstrekkende maatregelen kon worden volstaan. De gedragswetenschapper had een instemmingsverklaring afgegeven, maar de kinderrechter vond dat deze verklaring onvoldoende was onderbouwd. De kinderrechter oordeelde dat de gedragswetenschapper enige afstand tot de verklaringen van Bureau Jeugdzorg had moeten betrachten om een objectief oordeel te kunnen geven.
Uiteindelijk verleende de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in gesloten jeugdzorg voor de periode van 3 juni 2010 tot en met 31 augustus 2010. De kinderrechter gaf aan dat het van belang was dat er voor het begin van het nieuwe schooljaar duidelijkheid zou zijn over de nieuwe woonsituatie van de minderjarige en dat Bureau Jeugdzorg de mogelijkheden tot kamertraining of plaatsing in een open groep moest onderzoeken. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar het verzoek voor de resterende periode werd afgewezen.