ECLI:NL:RBMAA:2010:BN8119

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
23 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/994009-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak tegen verdachte voor verontrusting van dassen tijdens wielerwedstrijd

Op 23 september 2010 heeft de economische politierechter van de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het verontrusten van dassen tijdens een wielerwedstrijd op 21 en 22 juli 2007 in de gemeente Margraten. De voorzitter van de Stichting had aangifte gedaan, stellende dat het parcours van de wedstrijd over een dassenburcht liep en dat de ingangen van deze burcht waren afgesloten. De economische politierechter heeft echter vastgesteld dat de verdachte zich goed had voorbereid en advies had ingewonnen over de minst schadelijke route voor de flora en fauna. De getuige die het parcours had uitgezet, verklaarde dat er niet van de afgesproken route was afgeweken en dat het parcours niet te dicht bij de dassenburcht lag.

De rechter oordeelde dat de aangifte van de Stichting niet voldoende bewijs opleverde om de verdachte te veroordelen. De foto’s die door de voorzitter van de Stichting waren overhandigd, waren niet bruikbaar als bewijs, omdat ze niet duidelijk maakten wat er precies was waargenomen. Ook het proces-verbaal van de Groene Brigade, dat schetsen van het parcours bevatte, werd niet als voldoende bewijs beschouwd, omdat het meer vragen opriep dan het beantwoorde. De rechter concludeerde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten.

Uiteindelijk sprak de economische politierechter de verdachte vrij van de beschuldigingen, omdat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte opzettelijk de dassen had verontrust of de dassenburchten had beschadigd. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om getuigen en bewijsbronnen zorgvuldig te evalueren.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/994009-10
vonnis van de economische politierechter d.d. 23 september 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
gevestigd te [adresgegevens].
Raadsman is mr P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 september 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de vertegenwoordigers van verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: opzettelijk dassen heeft verontrust door het [naam wedstrijd] op, over of naast een dassenburcht te leiden, dan wel dat zij hiertoe een poging heeft gedaan;
Feit 2: hierdoor opzettelijk dassenburchten heeft beschadigd, vernield of verstoord, dan wel hiertoe een poging heeft gedaan.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten.
3.3 Het oordeel van de economische politierechter
Verdachte heeft op 21 en 22 juli 2007 binnen de gemeente Margraten het [naam wedstrijd] georganiseerd. Uit het dossier blijkt dat verdachte zich in de aanloop naar dit evenement gedegen heeft georiënteerd met betrekking tot de mogelijke gevolgen van de wedstrijden voor de flora en fauna rondom het parcours. De economische politierechter acht in dat verband vooral van belang dat in opdracht van verdachte een natuurtoets is opgesteld door bureau [A.]. In die natuurtoets is ondermeer stilgestaan bij de aanwezigheid van meerdere dassenburchten nabij een deel van het parcours. [A.] heeft daarom geadviseerd het voorgestelde parcours op onderdelen te verleggen. Verdachte stelt deze adviezen opgevolgd te hebben.
Verder is van belang dat het parcours ook is besproken met belanghebbenden waaronder [belanghebbende 1].
Op grond van het rapport van [A.] en na overleg met [belanghebbende 1], (verder genoemd: de Stichting), is uiteindelijk gekozen voor een bepaald parcours waarmee ook de Stichting kon instemmen. Wel heeft de Stichting op 9 juni 2007 nog een verzoek tot wijziging van het parcours aan verdachte doorgegeven.
Op 19 september 2007 heeft de voorzitter van de Stichting aangifte gedaan van het feit dat bij de wedstrijden op 21 en 22 juli 2007 plaatselijk zou zijn afgeweken van het afgesproken parcours. Zakelijk weergegeven zegt de voorzitter dat hij in de namiddag van 22 juli de wedstrijden heeft bezocht en dat hij toen heeft geconstateerd dat het parcours op één plek over een hoofdburcht van de das zou lopen en bovendien op deze plaats de ingangen van deze burcht aan de bovenzijde zouden zijn dichtgemaakt. Bij deze aangifte heeft de voorzitter van de Stichting een aantal foto’s overhandigd van de situatie ter plaatse. Deze foto’s zijn volgens aangever echter niet gemaakt tijdens de wedstrijd maar een dag later.
Verder heeft de economische politierechter in het dossier een proces-verbaal, gedateerd 4 mei 2010, aangetroffen. Dit proces-verbaal is opgemaakt door verbalisant [S.] maar bestaat feitelijk uit een aantal bijlagen die zijn samengesteld door [L.], volgens verbalisant werkzaam bij de Groene Brigade van de provincie Limburg en goed op de hoogte van deze zaak. Bijlage 1, 2 en 3 zijn schetsen van het geplande parcours, het daadwerkelijk gereden parcours en de positie van de hoofd- en bijburchten van de das. Volgens deze schetsen is van het geplande parcours afgeweken en gaat de gereden route vlak langs de ingangen van de dassenburcht.
Tenslotte is ter zitting [getuige 1] gehoord. Deze getuige heeft in 2007 het parcours van het [naam wedstrijd] uitgezet. De getuige heeft verklaard dat niet van de geplande route is afgeweken, dat niet over een dassenburcht is gereden en dat het parcours daar evenmin te dicht bij zou hebben gelegen. Met betrekking tot de schetsen van [L.] heeft de getuige verklaard dat zowel de afgesproken route als de volgens [L.] gereden route niet juist in de schets zijn weergegeven. De getuige heeft een kaart overgelegd waarin het betreffende deel van het parcours staat aangegeven zoals het wel zou zijn uitgezet en gereden alsmede de positie van de daar aanwezige dassenburchten.
Het vorenstaande leidt tot navolgende overwegingen.
Verdachte ontkent het tenlastegelegde te hebben gepleegd. Die ontkenning komt de economische politierechter niet direct als ongeloofwaardig voor. Immers, verdachte heeft het kampioenschap gedegen voorbereid, zich laten informeren door een extern bureau met betrekking tot de minst schadelijke route voor de flora en fauna en heeft overleg gehad met belanghebbenden zoals de Stichting over de loop van het parcours. Dan ligt het niet voor de hand om vervolgens het parcours toch over een dassenburcht te laten lopen, zeker niet nu verdachte op grond van eerdere contacten weet dat zij nauwlettend gevolgd wordt bij de organisatie van dit evenement, bijvoorbeeld door de Stichting.
Maar ook de aangifte door de Stichting komt op de economische politierechter niet direct ongeloofwaardig over. De voorzitter stelt de overtreding zelf te hebben waargenomen en hij spant zich vervolgens zeer in om de kwestie aan een rechter voorgelegd te krijgen. Als het openbaar ministerie besluit niet tot vervolging over te gaan leidt dat zelfs tot een klacht wegens niet vervolgen bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. Aangever lijkt er dan ook terdege van overtuigd te zijn dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Van motieven waarom bij deze aangifte niet de waarheid is gesproken is niet gebleken.
Een enkele aangifte is echter op grond van de wettelijke vereisten onvoldoende om te kunnen concluderen dat sprake is van wettig en overtuigend bewijs. Er is op z’n minst één aanvullend bewijsmiddel uit andere bron nodig en het geheel moet de rechter ook overtuigen.
Als aanvullende bewijsmiddelen komen in dit dossier enkel een aantal foto’s en een proces-verbaal met bijlagen van 4 mei 2010 in aanmerking. Over deze bewijsmiddelen merkt de economische politierechter het volgende op.
De foto’s zijn door aangever gemaakt en zouden de situatie op de dag na de wedstrijden weergeven. Op de foto’s staat geen datum zodat niet vast staat wanneer deze foto’s zijn gemaakt. Evenmin is te zien waar de foto’s zijn gemaakt. Een wielerparcours is niet te zien en evenmin een dassenburcht. De economische politierechter kan slechts enkele sporen in gras waarnemen waaraan niet te zien is door wie en wanneer die zijn gemaakt. Een dassenburcht valt niet waar te nemen. Op een andere foto staan een of meer gaten in de grond. Of dit de ingang is naar een dassenburcht is zo niet te zeggen. Kortom, zonder nadere verklaring zeggen de foto’s niets.
Aangever heeft bij de foto’s een verklaring gegeven met betrekking tot wat hierop zichtbaar zou zijn. Die verklaring is echter van aangever afkomstig en vormt dus geen “andere bron”. Die verklaring is daarom niet bruikbaar. Zo blijven enkel de foto’s over waaruit echter onvoldoende af te leiden valt.
De economische politierechter constateert dan ook dat de overgelegde foto’s niet bijdragen tot het bewijs van de tenlastegelegde feiten.
Het proces-verbaal d.d. 4 mei 2010 schetst in de bijlagen de route zoals die gepland zou zijn en de route zoals die gereden zou zijn. Dit proces-verbaal roept volgens de economische politierechter echter meer vragen op dan het beantwoord. Wie is [L.]? Hoe is hij bij deze zaak betrokken? Uit welke bron heeft [L.] zijn informatie? Heeft hij een en ander zelf waargenomen en zo ja, waarom heeft hij dan in 2007 niet zelf aangifte gedaan of een proces-verbaal opgemaakt? Deze vragen en onduidelijkheden zijn voor de economische politierechter aanleiding om genoemd proces-verbaal niet bij de oordeelsvorming te betrekken.
Wel heeft de economische politierechter zich nog afgevraagd of [L.] als getuige zou moeten worden opgeroepen om de hiervoor genoemde vragen te beantwoorden. Gelet echter op het feit dat het hier een feit uit 2007 betreft, de uitvoerige procesgang die voorafgaand aan deze procedure al is doorlopen en het belang dat in deze kwestie eindelijk een inhoudelijke beslissing wordt gegeven hebben de economische politierechter er toe gebracht daar van af te zien.
Tenslotte overweegt de economische politierechter ambtshalve nog het volgende. Het debat in deze zaak heeft zich toegespitst op de vraag of het parcours in strijd met de afspraken over een dassenburcht heeft gelopen. Dat kan dus in rechte niet vastgesteld worden.
Op grond van de verklaringen in het dossier, de verklaring van [getuige 1] ter zitting en de door hem overgelegde kaart van een deel van het parcours en de daar aanwezige dassenburchten, staat echter wel vast dat het parcours in de nabijheid van een dassenburcht heeft gelopen.
Nu de tenlastelegging in de verfeitelijking ook de mogelijkheid opent dat het opzettelijk verontrusten van de das veroorzaakt is door fietsen naast de burcht staat de vraag nog open of het parcours wellicht zodanig dicht naast de burcht heeft gelopen dat daardoor verontrusting van de das heeft plaatsgevonden.
Die vraag kan de economische politierechter echter niet beantwoorden nu uit de door [getuige 1] overgelegde kaart niet blijkt hoeveel die afstand feitelijk heeft bedragen - er staat geen schaalindeling op de kaart - en er bovendien geen rapport van een deskundige beschikbaar is waaruit volgt op welke afstand van de burcht fietsers nog kunnen passeren zonder dat van verontrusting van de das sprake is. Nader onderzoek naar deze vragen zal de economische politierechter niet meer laten uitvoeren om de hiervoor al genoemde redenen.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat er naast de aangifte geen bruikbaar aanvullend bewijs bestaat. Zoals hiervoor uiteengezet is één verklaring onvoldoende wettig bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. Dit leidt tot de conclusie dat onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om tot een veroordeling te komen ten aanzien van het verstoren van de das (feit 1) en evenmin ten aanzien van het verstoren van de burchten (feit 2).
Verdachte zal daarom van beide feiten worden vrijgesproken.
4 De beslissing
De economische politierechter:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, economische politierechter, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 september 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 21 juli 2007 tot en met 22 juli 2007 in de gemeente Margraten dieren, behorende tot een inheemse diersoort, te weten een/meer das(sen) (meles meles), opzettelijk heeft verontrust, immers heeft zij het [naam wedstrijd] toen aldaar op/over/naast een/de (hoofd)dassenburcht of (in) de onmiddellijke omgeving daarvan geleid, waardoor er fietsers op/over/naast een/de dassenburcht fietsten, en/of onvoldoende maatregelen heeft genomen om publiek van genoemde plek te weren, althans bevond er zich publiek op/naast een/de (hoofd)dassenburcht of (in) de onmiddellijke omgeving daarvan;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat :
zij in of omstreeks de periode van 21 juli 2007 tot en met 22 juli 2007 in de gemeente Margraten, ter uitvoering van haar voornemen om dieren, behorende tot een inheemse diersoort, te weten een/meer das(sen) (meles meles) opzettelijk te verontrusten, het [naam wedstrijd] toen aldaar op/over/naast een/de (hoofd)dassenburcht of (in) de onmiddellijke omgeving daarvan heeft geleid, waardoor er fietsers op/over een/de dassenburcht fietsten, en/of onvoldoende maatregelen heeft genomen om publiek van genoemde plek te weren, althans bevond er zich publiek op/naast een/de
(hoofd)dassenburcht of (in) de onmiddellijke omgeving daarvan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij in of omstreeks de periode van 21 juli 2007 tot en met 22 juli 2007 in de gemeente Margraten opzettelijk nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een inheemse diersoort, te weten een/meer das(sen) (meles meles), heeft beschadigd, vernield, uitgehaald, weggenomen en/of verstoord, immers heeft zij het [naam wedstrijd] op/over/naast een/de
(hoofd)dassenburcht of (in) de onmiddellijke omgeving daarvan geleid, waardoor er fietsers op/over/naast een/de dassenburcht fietsten, en/of onvoldoende maatregelen heeft genomen om publiek van genoemde plek te weren, althans bevond er zich publiek op/naast een/de (hoofd)dassenburcht of (in) de onmiddellijke omgeving daarvan;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat :
zij in of omstreeks de periode van 21 juli 2007 tot en met 22 juli 2007 in de gemeente Margraten, ter uitvoering van haar voornemen om opzettelijk nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een inheemse diersoort, te weten een/meer das(sen) (meles meles), te beschadigen, vernielen, uit te halen, weg te nemen en/of te verstoren, het [naam wedstrijd] op/over/naast een/de (hoofd)dassenburcht of (in) de onmiddellijke omgeving daarvan geleid, waardoor er fietsers op/over/naast een/de dassenburcht fietsten, en/of onvoldoende
maatregelen heeft genomen om publiek van genoemde plek te weren, althans bevond er zich publiek op/naast een/de (hoofd)dassenburcht of (in) de onmiddellijke omgeving daarvan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.