ECLI:NL:RBMAA:2010:BN9954

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
371407 CV EXPL 10-1266
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over gecedeerde vordering van provider mobiele telefonie met betrekking tot abonnementskosten

In deze zaak heeft InVesting B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeerde, met betrekking tot onbetaalde abonnementskosten voor telecommunicatiediensten. De vordering is ingesteld op 24 februari 2010 en betreft een bedrag van € 336,94, inclusief hoofdsom, vervallen rente en buitengerechtelijke kosten. De eisende partij stelt dat de gedaagde partij tekortgeschoten is in zijn betalingsverplichtingen jegens T-Mobile Netherlands B.V., waarvan de vordering aan InVesting is gecedeerd. De gedaagde heeft erkend drie overeenkomsten met T-Mobile te hebben gesloten, maar betwist dat hij in verzuim is geraakt en verzoekt om een totale rekening van de verschuldigde kosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde partij niet voldoende heeft gereageerd op de stellingen van InVesting en dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat hij tijdig zijn verplichtingen is nagekomen. De rechtbank heeft de vordering van InVesting voor een deel toegewezen, namelijk € 175,98 aan achterstallige abonnementskosten, maar heeft de vordering tot vergoeding van vervallen rente en buitengerechtelijke kosten afgewezen. Dit omdat InVesting niet voldoende heeft onderbouwd wanneer de gedaagde in verzuim is geraakt en welke kosten precies in rekening zijn gebracht.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van InVesting, die zijn begroot op € 230,89. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter H.W.M.A. Staal op 14 juli 2010 en is uitvoerbaar bij voorraad. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknummer: 371407 CV EXPL 10-1266
typ: MO
vonnis van 14 juli 2010
in de zaak van
INVESTING B.V.,
gevestigd te Hilversum,
verder ook te noemen: InVesting,
eisende partij,
gemachtigde: een onbekend gelaten persoon ten kantore van Vesting Finance Incasso B.V., h.o.d.n. Vesting Finance te Hilversum
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres],
verder ook te noemen: [gedaagde],
gedaagde partij,
in persoon procederend.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
InVesting heeft bij dagvaarding van 24 februari 2010 een vordering ingesteld tegen [gedaagde], onder medebetekening van twee aan het exploot gehechte, deels meervoudige producties.
[gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord, onder bijvoeging van een aantal ongenummerde bijlagen.
InVesting heeft vervolgens voor repliek geconcludeerd onder verwijzing naar een meervoudige productie (doorgenummerd als productie 3).
[gedaagde] heeft hier niet meer op gereageerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
MOTIVERING VAN DE BESLISSING
InVesting vordert bij voormeld exploot van dagvaarding [gedaagde] te veroordelen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, om tegen bewijs van kwijting een bedrag van € 336,94 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 256,95 vanaf 24 februari 2010 tot de dag van de algehele voldoening, onder verwijzing van [gedaagde] in de kosten van het geding.
De vordering is als volgt opgebouwd:
€ 256,95 hoofdsom (onbetaald gelaten facturen telefoonabonnement);
€ 4,99 vervallen rente;
€ 75,00 vergoeding van buitengerechtelijke kosten (exclusief btw).
InVesting baseert haar vordering allereerst op de stelling dat [gedaagde] een overeenkomst met
T-Mobile Netherlands B.V. (hierna ook te noemen: T-Mobile) aangegaan is omtrent het gebruik van telecommunicatiediensten. InVesting voert aan dat [gedaagde] - ondanks aanmaning - tekortgeschoten is in zijn betalingsverplichting jegens T-Mobile en dat T-Mobile de onderhavige vordering aan haar verkocht en gecedeerd heeft. In voortgezet debat licht zij haar vordering mede aan de hand van een aantal onbetaald gelaten telefoonrekeningen nader toe. InVesting ontkent in voortgezet debat dat zij of het door haar ingeschakelde incassobureau een verzoek tot het toezenden van een “totale rekening” en de onderliggende facturen ontvangen heeft.
[gedaagde] erkent bij antwoord dat hij drie overeenkomsten met T-Mobile gesloten heeft. Hij betoogt dat hij T-Mobile te kennen gegeven heeft dat hij vanaf augustus 2009 geen gebruik meer wilde maken van haar diensten. Hij stelt hierbij dat hij zich bewust was van zijn “door T-Mobile gebonden opzegtermijn en financiële verplichtingen”. Deze verplichtingen wilde hij ook nakomen. [gedaagde] verzoekt om overlegging van een “totale rekening” die ziet op de werkelijk verschuldigde verbruikkosten.
[gedaagde] is door de griffier bij een niet-geretourneerde dienstbrief van 20 mei 2010 uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld mondeling en/of schriftelijk te reageren op de conclusie van repliek van de wederpartij. [gedaagde] heeft echter nagelaten te reageren en heeft evenmin uitstel voor een dergelijke reactie verzocht. Het aanvankelijk gevoerde verweer is in de repliek weersproken en de vordering is daarbij door InVesting, mede aan de hand van een productie, nader onderbouwd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat aan het oorspronkelijke verweer, als [gedaagde] dit al heeft willen handhaven, voorbijgegaan moet worden. Het had op de weg gelegen van [gedaagde] om gedetailleerd in te gaan op de conclusie van repliek, nu de inhoud daarvan zeker tot aanvullende stellingname of tot toespitsing van het verweer aanleiding gaf. In het bijzonder had [gedaagde] in kunnen gaan op de geldigheid van de cessie, de juistheid van de belspecificaties, de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, de verschuldigdheid van de resterende abonnementskosten/schadevergoeding, de reden van opzegging/beëindiging van de overeenkomst en de vraag wie deze opzegging/beëindiging geïnitieerd heeft.
Ter zake van de maandelijks verschuldigde abonnements- en verbruikskosten vordert InVesting in totaal een bedrag van € 200,10. Zij specificeert deze kosten door het overleggen van de facturen als volgt:
€ 57,10 factuurdatum: 13 mei 2009 factuurnummer: 901086825373
€ 38,76 factuurdatum: 15 juni 2009 factuurnummer: 901088708701
€ 45,24 factuurdatum: 30 juli 2009 factuurnummer: 901090606466
€ 30,00 factuurdatum: 20 augustus 2009 factuurnummer: 901092485133
€ 29,00 factuurdatum: 14 september 2009 factuurnummer: 901094469811
Nu [gedaagde] dit deel van de hoofdsom niet, althans onvoldoende, weersproken heeft, wordt een en ander toegewezen, met dien verstande dat op deze post een bedrag van
€ 20,27 exclusief btw (of € 24,12 inclusief btw) in mindering gebracht moet worden. Uit de factuur van 24 september 2009 blijkt immers dat dit bedrag ziet op onterecht in rekening gebrachte abonnements- en verbruikskosten over de periode 14 september 2009 tot en met
8 oktober 2009. Hieruit kan en moet afgeleid worden dat de overeenkomst tussen T-Mobile en [gedaagde] in ieder geval per 14 september 2009 beëindigd is, hoewel in het debat niet duidelijk naar voren gekomen is wie de overeenkomst ontbonden heeft en op welke grond dat gebeurd is. Aangenomen wordt dat T-Mobile de opzegging van [gedaagde] per voornoemde datum geaccepteerd heeft, althans dat zij per deze datum zelf de overeenkomst beëindigd heeft, zodat de reeds in rekening gebrachte abonnementskosten vanaf 14 september 2009 tot een bedrag van € 24,12 niet verschuldigd zijn. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de abonnements- en verbruikskosten, nu InVesting/T-Mobile blijkens de factuur van 24 september 2009 zelf geen toepassing heeft willen geven aan het bepaalde in artikel 6:44 BW. Toegewezen wordt derhalve een bedrag van € 175,98 aan achterstallige abonnements- en verbruikskosten.
Resteert ter beoordeling nog een bedrag van € 68,04 exclusief btw aan hoofdsom dat ziet op de “resterende kosten abonnement”, zoals opgenomen in de factuur van 24 september 2009. InVesting kan niet volstaan met de globale bewering dat zij “resterende kosten abonnement” in rekening brengt zonder die kosten zelf en de rechtsgrond waarop zij deze meent te kunnen verhalen op de klant, (nader) te onderbouwen. Het had in ieder geval op de weg van InVesting gelegen om een specificatie te verstrekken voor de beweerde kosten naar aard, herkomst en omvang. Nu zij dit nagelaten heeft, noch dienaangaande een specifiek bewijsaanbod gedaan heeft en zij aldus haar gemotiveerde stelplicht verzaakt heeft, wordt dit onderdeel van de vordering afgewezen.
De post vervallen rente wordt afgewezen, omdat InVesting niet (expliciet) stelt met ingang van welke datum [gedaagde] met betaling van de hoofdsom in verzuim was. InVesting heeft het er over dat zij [gedaagde] “meerdere aanmaningen en sommaties” gestuurd heeft en legt (kopieën) van herinneringen en/of aanmaningen van 24 september 2009, 6 oktober 2009, 14 oktober 2009, 16 oktober 2009, 29 oktober 2009, 9 november 2009, 4 december 2009 over. Zij laat echter na aan te duiden wanneer [gedaagde] (daardoor) in verzuim geraakt zou zijn. De stelling dat zij “voorwaarden” van toepassing acht op de onderhavige overeenkomst, kan niet tot een ander oordeel leiden. InVesting heeft immers niet gesteld dat zij deze “voorwaarden” vóór of tijdens het aangaan van de overeenkomst aan [gedaagde] ter hand gesteld heeft, laat staan dat zij deze “voorwaarden” in het geding gebracht heeft. Dit heeft tot gevolg dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] op grond van “voorwaarden” in verzuim geraakt is. Verder is gesteld noch gebleken dat op enige datum van rechtswege verzuim ingetreden is. Hiermee is onduidelijk gebleven over welke periode en krachtens welke feitelijke en juridische gronden rente berekend is. Wel is de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding toewijsbaar, omdat [gedaagde] in ieder geval door de daad van dagvaarding in verzuim geraakt is.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal in verband hiermee eveneens afgewezen worden. De met die kosten samenhangende werkzaamheden zijn immers verricht tijdens een periode waarvan niet vastgesteld kan worden dat [gedaagde] in verzuim was. Hieruit volgt dat niet vastgesteld kan worden dat de gestelde activiteiten geleid hebben tot (naar noodzaak en omvang) redelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW.
[gedaagde] wordt als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de aan de zijde van InVesting gevallen proceskosten.
BESLISSING
Veroordeelt [gedaagde] om aan InVesting tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 175,98, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 februari 2010 tot de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van InVesting tot de datum van dit vonnis begroot op € 230,89, waarin begrepen € 90,00 aan vastrecht, € 80,89 aan explootkosten en € 60,00 aan salaris van de gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter te Maastricht, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.