ECLI:NL:RBMAA:2010:BO4141
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.J. Hazen
- I. Becker-Hartenhof
- R.A.J. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens gebrek aan bewijs van wetenschap van heroïne in auto
Op 17 november 2010 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren van heroïne. De zaak kwam voort uit een verkeerscontrole op 22 juli 2010, waarbij de verdachte als passagier in een auto zat die door de politie werd gecontroleerd. Tijdens deze controle werd een sterke wietgeur waargenomen, wat leidde tot een doorzoeking van de auto. In de rugleuning van de bijrijderstoel werden drie pakketten heroïne aangetroffen, wat resulteerde in de aanhouding van de verdachte en de bestuurder van de auto, medeverdachte [naam medeverdachte].
De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk heroïne had vervoerd, en dat zijn verklaringen over de reden van de reis naar Rotterdam ongeloofwaardig waren. De verdediging betoogde echter dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs in de auto. De rechtbank oordeelde dat de algemene ervaringsregel, die stelt dat een bestuurder bekend moet zijn met de inhoud van zijn auto, niet zonder meer van toepassing was op de verdachte, die als passagier meereed in een geleende auto.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne. De rechtbank achtte het opzet op het vervoer of bezit van de heroïne niet bewezen en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om aan te tonen dat een verdachte op de hoogte was van de criminele activiteiten.