ECLI:NL:RBMAA:2010:BP1625

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
22 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
390065 CV EXPL 10-3940
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen van SNS Bank N.V. tegen consument en bewindvoerder wegens onvoldoende bewijs van betalingsverzuim

In deze zaak vorderde SNS Bank N.V. de hoofdelijke veroordeling van de consument en zijn bewindvoerder tot betaling van een bedrag van € 5.000,00, voortvloeiend uit een consumptieve kredietovereenkomst en een rekening-courant. De rechtbank Maastricht oordeelde dat SNS niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van betalingsverzuim. De rechtbank benadrukte dat de stelplicht voor het aannemen van verzuim, zoals vastgelegd in artikel 6:81 BW, niet was nageleefd. SNS had niet gespecificeerd wanneer en op welke gronden het verzuim was ingetreden, waardoor de vorderingen niet konden worden toegewezen.

De rechtbank merkte op dat SNS had moeten aantonen dat er een specifiek moment van verzuim was en dat er geen ingebrekestelling was gedaan. De vordering van SNS was gebaseerd op een onjuist uitgangspunt, wat leidde tot de afwijzing van de hoofdvordering en de nevenvorderingen. De rechtbank concludeerde dat de eisende partij, SNS, ook in de proceskosten moest worden verwezen, die aan de zijde van de bewindvoerder op € 400,00 werden begroot.

Het vonnis werd uitgesproken in het openbaar door de kantonrechter, mr. H.W.M.A. Staal, op 22 december 2010. De rechtbank benadrukte de noodzaak van goede afspraken tussen SNS en de bewindvoerder over een haalbaar aflossingsschema, in plaats van een juridische procedure die alleen extra kosten met zich meebracht.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
Zaaknummer 390065 CV EXPL 10-3940
vonnis van 22 december 2010
in de zaak van
de naamloze vennootschap SNS BANK N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen: SNS,
eisende partij,
gemachtigde: een onbekend (ongenoemd) gelaten persoon ten kantore van Vesting Finance Incasso B.V. te Hilversum
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats],
verder ook te noemen: [gedaagde],
en
[bewindvoerder] in haar hoedanigheid van bewindvoerder in het ten aanzien van het vermogen van [gedaagde] ingestelde bewind,
wonend en kantoorhoudend te [woonplaats],
verder ook te noemen: de bewindvoerder,
(gezamenlijk) gedaagde partij,
de bewindvoerder in rechte optredend, mede namens [gedaagde].
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
SNS heeft bij dagvaarding van 17 augustus 2010 [gedaagde] en de bewindvoerder in rechte betrokken met het oog op een vordering als omschreven in het exploot van dagvaarding en onder verwijzing naar vier meebetekende (deels meervoudige) producties.
[gedaagde] en de bewindvoerder hebben ter eerst dienende datum schriftelijk geantwoord.
Vervolgens hebben partijen voor repliek respectievelijk dupliek geconcludeerd.
Hierna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader op vandaag gesteld is.
MOTIVERING
a. het geschil
SNS vordert de hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] en de bewindvoerder - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van € 5.000,00 ‘rente en kosten rechtens’, daarbij vooropstellend dat zij in totaal aanzienlijk meer te vorderen heeft, doch zich vooralsnog hiertoe beperkt onder uitdrukkelijke reservering ‘van haar rechten op het meerdere’.
SNS grondt haar vorderingen - samengevat - op een in 2006 met [gedaagde] aangegane overeenkomst van geldlening alsmede op een overeenkomst tot het voor de klant aanhouden van een rekening-courant of privérekening onder toepassing van algemene voorwaarden, ter zake van welke beide overeenkomsten [gedaagde] lopende verplichtingen niet nagekomen is en een schuld van in totaal € 9.019,05 aan hoofdsom heeft doen ontstaan. Omdat [gedaagde] eerstens ‘zonder daartoe schriftelijk danwel mondeling een gegronde reden aan te voeren’ met betaling van ‘meer dan twee termijnen in gebreke is gebleven’, meent SNS recht te kunnen doen gelden op het gehele (restant)krediet als opeisbare som. SNS claimt op die aldus summier omschreven grond een totaalbedrag van € 8.628,42. Omdat [gedaagde] voorts op zijn rekening-courant een debetstand heeft laten ontstaan van € 390,63, dient hij ook dat bedrag (kennelijk terstond) aan SNS te voldoen. Bovenop deze bedragen maakt SNS aanspraak op vergoeding van € 800,00 voor ‘alle buitengerechtelijke inspanningen’ en op vertragingsrente naar 1% per maand ‘overeenkomstig artikel 6:119 BW’, welke rente zij ‘vanaf de vervaldag van de vorderingen’ tot en met de datum van dagvaarding stelt op een verder niet gespecificeerd of toegelicht bedrag van € 1.849,44.
Uit een in het exploot opgenomen overzicht van aflossingen blijkt overigens wel dat ten kantore van Vesting Finance en bij SNS zelf - met grote regelmaat - tussen medio augustus 2009 en mei 2010 (in omvang wisselende) bedragen in mindering ontvangen zijn.
SNS stelt de schuld van [gedaagde] per datum dagvaarding op in totaal € 10.681,56.
Bij repliek erkent SNS dat er discussie geweest is over de aflossing, maar benadrukt zij dat over het zijdens [gedaagde] gedane aanbod voor de omvang van maandaflossingen ‘geen overeenstemming bereikt’ is, omdat dit aanbod ‘te laag’ lag en ‘voor eiseres niet acceptabel’ was. Zij is van oordeel niet door haar wederpartij, noch door de rechter ‘gedwongen’ te kunnen worden met betaling ‘in (te lage) aflossingstermijnen akkoord te gaan’.
Het verweer strekt ertoe te betogen dat de bewindvoerder in het kader van het door haar sedert september 2008 gevoerde beschermingsbewind al het mogelijke gedaan heeft om de grens van de aflossingscapaciteit van [gedaagde] op te zoeken en aldus aan verplichtingen jegens SNS te voldoen. De bewindvoerder acht het ‘absoluut’ niet doenlijk om aan de eis van SNS (haar gemachtigde) tegemoet te komen dat € 250,00 per maand afgelost zou (gaan) worden. In 2009 is in totaal € 550,00 betaald (volgens SNS zelf meer) en in 2010 werd per maand minimaal € 75,00 voldaan uit een WW-inkomen dat vanaf april 2009 slechts € 250,96 per maand bedroeg.
Daarbij dient in aanmerking genomen te worden dat de partner met wie [gedaagde] (eerst sedert 2009) samenwoont en die een klein eigen inkomen heeft, niet aan de ‘vaste lasten’ wenst bij te dragen. Zelfs als dit overigens anders zou zijn, acht de bewindvoerder het totale inkomen (dat beneden bijstandsniveau ligt) niet toereikend om maandelijkse aflossingen in de door SNS verlangde omvang te kunnen doen, omdat [gedaagde] (aanzienlijk) meer schulden heeft.
Waar nuttig en nodig - en voor zover al niet tot uitdrukking komend in de opsomming onder b. van feiten die zijn komen vast te staan - zullen specifiekere en/of meer in detail tredende stellingen van partijen aan de orde komen en gewogen worden bij de beoordeling onder c.
b. de feiten en omstandigheden
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van in dit opzicht onbetwist gebleven producties staat tussen partijen het navolgende vast.
- [gedaagde] is in persoon en uitsluitend voor zichzelf op 30 augustus 2006 een consumptieve kredietovereenkomst met SNS aangegaan, waarbij hem € 9.000,00 te leen verstrekt is onder de verplichting maandelijks (in 120 termijnen) € 124,48 af te lossen (steeds een deel van het krediet plus een portie kredietvergoeding), voor het eerst op 1 oktober 2006.
- Onduidelijk is of, wanneer en in welke omvang [gedaagde] met de van hem verwachte aflossingen in gebreke gebleven is (noch in het exploot, noch in de repliek concretiseert SNS haar globale stelling dat de tekortkoming ‘meer dan twee termijnen’ betreft, terwijl zij te dien aanzien ook niet verwijst naar enige productie, laat staan dat zij deze productie tevens van een relevante uitleg voorziet).
- Voorts heeft [gedaagde] vanaf een niet geëxpliciteerd moment (zelfs het jaar is niet genoemd) en onder evenmin uitgelegde, geparafraseerde of overgelegde condities een privérekening bij SNS aangehouden (kennelijk op basis van rekening-courant), waarop volgens SNS een ‘debetsaldo’ ontstaan is (ook dat moment is - zelfs naar jaartal - niet genoemd, noch is de tekortkoming van verdere details voorzien).
- SNS zegt dat zij ‘haar vordering’ op 24 november 2008 ‘ter incasso in handen heeft gegeven van een incassobureau’.
- [gedaagde] is mettertijd in wisselende omvang en frequentie aflossingen blijven verrichten.
- Het aan [gedaagde] toebehorende vermogen / de goederen van [gedaagde] is / zijn (in volle omvang) per 3 september 2008 onder bewind gesteld (dus niet [gedaagde] in persoon, zoals bij exploot abusievelijk geponeerd is), met benoeming van mevrouw [bewindvoerder] te [woonplaats] tot bewindvoerder; Goessens heeft sedertdien de contacten onderouden met SNS en haar gemachtigde.
c. de beoordeling
Opeisbaarheid van een vordering impliceert, anders dan (de gemachtigde van) SNS kennelijk meent, nog niet - laat staan zonder meer - dat ook sprake is van betalingsverzuim. Als het al zo is dat [gedaagde] toerekenbaar tekortgeschoten is in de naleving van verplichtingen uit zowel de kredietovereenkomst als de overeenkomst tot het aanhouden van een privérekening waarop een negatief saldo kan ontstaan, betekent dit nog niet zonder meer dat SNS zich op het standpunt kon en kan stellen dat [gedaagde] vanaf het moment dat zij een of meer bedragen opeisbaar te goed heeft, het gehele krediet en/of het gehele saldo ineens van [gedaagde] kon/kan opvorderen. Overigens kennen we door de eerder aangeduide schromelijke verwaarlozing van de gemotiveerde stelplicht zijdens SNS dat ‘moment’ niet, zelfs niet bij benadering. Daartoe had SNS onomwonden aan haar vordering ten grondslag dienen te leggen dat vanaf een gespecificeerd moment op een of meer bijzondere gronden verzuim in de zin van artikel 6:81 en volgende BW ingetreden is aan de zijde van [gedaagde]. SNS noemt echter geen tijdstip en geen verzuimgrond. Zij stelt niet dat verzuim door ingebrekestelling ingetreden is, maar laat ook na bijzonderheden te stellen die zouden kunnen rechtvaardigen dat ingebrekestelling achterwege gelaten is zonder dat dit aan het intreden van verzuim in de weg stond. Reeds daarom moet de hoofdvordering van SNS, die geheel op dit onjuiste uitgangspunt stoelt, stranden. De bijkomende vorderingen, wat daar verder ook van zij, delen hetzelfde lot.
Ten overvloede kunnen aan het voorgaande nog de volgende overwegingen toegevoegd worden. Ten aanzien van de hoofdvordering en het eventuele belang van processuele actie juist op dit moment kan de vraag gesteld worden waarom SNS zich niet beperkt heeft tot goede afspraken met de bewindvoerder over een straffer aflossingsschema op een lager niveau dan het kennelijk voor [gedaagde] veel te hoog gegrepen maandbedrag dat SNS verlangt. Allereerst gaat immers de uit het krediet voortvloeiende maandverplichting van [gedaagde] formeel niet verder dan het aflossen van € 124,48 en dit bedrag zou mogelijk aangevuld kunnen worden met een bedragje ter aanzuivering van een betrekkelijk gering tekort op de lopende rekening. Verder geeft het door SNS zelf bij exploot verschafte overzicht er blijk van dat goede wil bij debiteur en bewindvoerder in volle omvang aanwezig is en bestaan er sterke indicaties dat [gedaagde] (vooralsnog en behoudens veranderingen in zijn privé-situatie) financieel niet tot veel meer in staat is dan hij tot dusver gedaan heeft. Aldus leidt een procedure in rechte slechts tot nodeloze extra kosten, die zeker het aflossingstempo niet versnellen.
Ten aanzien van de nevenvorderingen kan (de gemachtigde van) SNS in overweging gegeven worden dat noch de renteclaim, noch de claim ten aanzien van buitengerechtelijke kosten van een deugdelijk (eigen) fundament voorzien is. Voor de rente wordt naar zowel een wettelijke als een contractuele grondslag verwezen, zonder dat duidelijk is voor welke gekozen wordt, is volstrekt onduidelijk welke ‘vervaldag’ (en waarom) bepalend geacht wordt voor de start van enige renteverplichting en is de berekening van beweerdelijk ‘vervallen’ rente absoluut ontraceerbaar. Wat aan buitengerechtelijke inspanningen verricht is en hoe dit zich vertaalt in kosten die voor vergoeding in aanmerking zouden moeten komen, heeft SNS in de processtukken zelf volledig in het midden gelaten.
Hoogstens heeft zij in veel te globale bewoordingen een benadering proberen te geven.
Zelfs bij een ander oordeel over de hoofdvordering zouden derhalve op zijn minst de beide nevenvorderingen wegens gebrekkige grondslag sterk onder vuur zijn komen te liggen.
Al met al rechtvaardigt de totale afwijzing van de vorderingen van SNS dat eisende partij tevens en ten volle verwezen wordt in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] op nihil gesteld worden en aan die van de bewindvoerder op een bedrag van € 400,00 aan salaris.
BESLISSING
Wijst de vordering(en) af.
Veroordeelt SNS tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van de bewindvoerder tot de datum van dit vonnis begroot op een totaalbedrag van € 400,00 aan salaris gemachtigde.
Verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter te Maastricht,
en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.