ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ0113

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
30 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
343976 CV EXPL 09-3660
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten in het kader van een BBA-procedure na overname van onderneming

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Subway Nederland B.V. (hierna: Subway) van de besloten vennootschap Daskalides Nederland B.V. (hierna: Daskalides) een bedrag van € 2.885,48 ter zake van kosten verbonden aan een BBA-procedure met betrekking tot een voormalige werknemer van Daskalides. Subway had begin september 2008 de onderneming van Daskalides overgenomen, wat volgens de wet moet worden aangemerkt als een overgang van onderneming. Hierdoor was de voormalige werknemer van Daskalides automatisch in dienst gekomen bij Subway. Subway stelde dat Daskalides had erkend de kosten van een nieuw verzoek om toestemming tot opzegging van de arbeidsovereenkomst te zullen vergoeden.

De kantonrechter oordeelde dat het bewijsaanbod van Subway te vaag en niet specifiek genoeg was. Subway had niet voldaan aan haar stelplicht en had nagelaten om op de vereiste gespecificeerde wijze bewijs aan te bieden. De kantonrechter wees het bewijsaanbod van Subway af, maar oordeelde dat de vordering tot betaling van de kosten van de BBA-procedure wel toewijsbaar was. Daskalides had niet voldoende onderbouwd waarom het gevorderde bedrag niet redelijk zou zijn, en Subway had haar vordering met zes niet inhoudelijk bestreden declaraties onderbouwd.

Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter H.W.M.A. Staal en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten droeg. Dit vonnis is van belang voor de beoordeling van bewijsaanbiedingen en de verplichtingen die voortvloeien uit een overgang van onderneming.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 343976 CV EXPL 09-3660
Vonnis van 30 maart 2011
in de zaak
de besloten vennootschap SUBWAY NEDERLAND B.V.,
statutair gevestigd te Eindhoven en kantoorhoudend te Herten, gemeente Roermond,
eisende partij,
verder te noemen: Subway,
gemachtigde: mr. H.H.C. van de Kerkhof, advocaat te Helmond,
tegen
de besloten vennootschap DASKALIDES NEDERLAND B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te 6214 AL Maastricht, Volksplein 14,
gedaagde partij,
verder te noemen: Daskalides,
gemachtigde: mr. M.A.F. Overdijk, advocaat te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Voor het aanvankelijke procesverloop verwijst de kantonrechter naar het tussenvonnis van 17 maart 2010 in deze zaak.
In de hoofdzaak is vonnis gewezen op 24 november 2010. Gelet hierop is ook in deze zaak vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader op heden gesteld is.
MOTIVERING
Subway vordert om Daskalides, zo mogelijk gelijktijdig met het te wijzen vonnis in de hoofdzaak, zaaknummer 327079 CV EXPL 09-1215, te veroordelen om aan haar datgene te betalen waartoe zij als gedaagde partij in de hoofdzaak, jegens [gedaagde partij in de hoofdzaak] mocht worden veroordeeld, zulks met inbegrip van de kostenveroordeling.
Verder vordert Subway veroordeling van Daskalides tot betaling van de kosten van dit geding, nog te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van een in de vrijwaring te wijzen vonnis.
Het navolgende staat tussen partijen vast.
Subway heeft begin september 2008 de door Daskalides gedreven onderneming overgenomen. [gedaagde partij in de hoofdzaak] was in loondienst werkzaam voor Daskalides.
De overname is te bestempelen als een overgang van onderneming als bedoeld in artikel 7:662 BW.
Als gevolg daarvan is [gedaagde partij in de hoofdzaak] aldus van rechtswege in loondienst van Subway gekomen.
Subway stelt voorop dat [gedaagde partij in de hoofdzaak] haar in de hoofdzaak (zaaknr. 327079 CV EXPL 09-1215) tezamen met de besloten vennootschap Daskalides Nederland B.V. in rechte betrokken heeft en gevorderd heeft dat zij beide hoofdelijk veroordeeld worden om aan [gedaagde partij in de hoofdzaak] een bedrag aan achterstallig loon te voldoen met wettelijke verhoging en wettelijke rente en om het volgens [gedaagde partij in de hoofdzaak] ten onrechte ingehouden loon alsnog te voldoen en om tot slot beide, op verbeurte van een dwangsom, te veroordelen om aan [gedaagde partij in de hoofdzaak] inzage in de verlofadministratie te verlenen.
Subway stelt dat zij in het kader van een mondelinge overeenkomst met Daskalides ter zake van de overname expliciet bedongen (gegarandeerd gekregen) heeft dat er geen vorderingen van (voormalige) werknemers – met inbegrip van [gedaagde partij in de hoofdzaak] – bestonden en dat er evenmin vorderingen van (voormalige) werknemers – met inbegrip van [gedaagde partij in de hoofdzaak] - te verwachten waren aangezien Daskalides aan al haar verplichtingen ter zake voldaan had.
Verder voert Subway nog aan dat Daskalides, in het gesprek dat partijen ter zake met elkaar gevoerd hebben in het kader van de overname van de door Daskalides gedreven onderneming, haar ook uitdrukkelijk van iedere betalingsverplichting uit (alle) met Daskalides bestaande en vroegere arbeidsovereenkomsten gevrijwaard heeft.
Daskalides betwist dat tussen partijen dergelijke mondelinge afspraken gemaakt zijn. Ook betwist Daskalides dat zij Subway in een gesprek over de overname van iedere betalingsverplichting op grond van bestaande en vroegere arbeidsovereenkomsten gevrijwaard heeft.
Bij repliek handhaafde Subway haar eerdere standpunten en bood zij – evenals in het inleidende exploot van dagvaarding – uitdrukkelijk ( zij het in globale zin) bewijs aan van haar stellingen.
Tevens vermeerderde Subway haar eis. Daskalides heeft immers in haar conclusie van antwoord uitdrukkelijk erkend dat zij aan Subway te kennen heeft gegeven dat Daskalides de kosten zou voldoen die voor Subway verbonden waren aan een nieuw verzoek om toestemming tot opzegging van de arbeidsovereenkomst met [gedaagde partij in de hoofdzaak].
Subway vordert veroordeling van Daskalides om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 2.885,48 ter zake van de kosten verbonden aan de BBA-procedure ten aanzien van [gedaagde partij in de hoofdzaak].
Bij dupliek blijft Daskalides ook bij haar standpunt omtrent de door Subway gestelde vrijwaring.
Voor wat betreft de eisvermeerdering van Subway bij repliek stelt Daskalides zich (opnieuw) op het standpunt slechts bereid te zijn geweest de kosten die gemoeid zouden zijn met het verkrijgen van CWI-toestemming voor haar rekening te nemen.
Vanzelfsprekend gaat het daarbij dan om de redelijke kosten. Het door Subway gevorderde bedrag van € 2.885,48 acht zij niet redelijk en billijk en zij acht zich niet gehouden deze kosten te betalen. Bovendien is dit bedrag ook op geen enkele manier gespecificeerd.
Uit hetgeen partijen over en weer naar voren gebracht hebben, is komen vast te staan dat partijen een eventuele vrijwaring niet schriftelijk overeengekomen zijn waar dit - juist in verband met essentiële details, vergaande consequenties en de noodzaak van exacte formulering van de voorwaarden en eventuele beperkingen – zeer voor de hand zou hebben gelegen.
Door de uitdrukkelijke betwisting van Daskalides staat niet vast dat Daskalides Subway inderdaad gevrijwaard heeft voor iedere betalingsverplichting uit bestaande en vroegere arbeidsovereenkomsten van Daskalides. Subway heeft echter uitdrukkelijk bewijs van haar stellingen aangeboden door middel van getuigen.
De kantonrechter zal dit bewijsaanbod passeren. Met Daskalides is de kantonrechter van oordeel dat het door Subway gedane bewijsaanbod te vaag (te weinig specifiek en niet gericht op de relevante aspecten van een betwiste garantie) is. Ongenoemd zijn immers gebleven de datum of de data van “het” gesprek of “de” gesprekken, de plaats waar het gesprek of de gesprek(ken) plaatsgevonden heeft/hebben en de details van toezeggingen dan wel nadere omstandigheden waaronder het gesprek of de gesprekken plaatsgevonden heeft/hebben. Subway heeft enkel vier namen van betrokkenen genoemd, zonder duidelijk te stellen of het hier om alle aanwezigen gaat en wat ieder voor zich kan verklaren.
Aldus heeft Subway eerstens niet (ten volle) voldaan aan haar gemotiveerde stelplicht maar tweedens nagelaten op de vereiste gespecificeerde wijze bewijs (door getuigen) aan te bieden. Haar vordering tot vrijwaring moet daarom afgewezen worden met voorbijgaan aan het aanbod tot bewijslevering.
De door Subway bij repliek gevorderde vergoeding van kosten verbonden aan de BBA-procedure ten aanzien van [gedaagde partij in de hoofdzaak] is wel toewijsbaar. Hoewel Daskalides van mening is dat zij enkel de “redelijke” kosten voor haar rekening hoefde nemen, heeft zij verzuimd deugdelijk en gespecificeerd te adstrueren waarom het door Subway gevorderde bedrag van € 2.885,48 niet redelijk zou zijn.
Met name heeft te gelden dat Subway haar vordering met zes niet inhoudelijk bestreden declaraties onderbouwd heeft en dat het totaal van de opgevoerde kosten zich verdraagt met hetgeen gemiddeld aan inspanningen op juridisch vlak gemoeid is met een BBA-procedure.
Nu partijen over en weer in het gelijk gesteld worden, acht de kantonrechter een compensatie van de proceskosten op haar plaats.
BESLISSING
Veroordeelt Daskalides om aan Subway tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 2.885,48 te betalen.
Compenseert de kosten van deze procedure in die zin, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. STAAL, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
HP