RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
zaaknr: 408384 CV EXPL 10-6204
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident],
wonend te [woonplaats],
eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident,
verder te noemen: [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident],
gemachtigde: mr. P.J.M. Brouwers, advocaat te Maastricht
1. de naamloze vennootschap N.V. WATERLEIDING MAATSCHAPPIJ LIMBURG,
gevestigd en kantoorhoudend te 6229 GA Maastricht, Limburglaan 25,
gedaagde partij sub 1 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident,
verder te noemen: WML,
gemachtigde: mr. S.G.J. Habets, advocaat te Maastricht
2. [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident],
wonend te [adres],
gedaagde partij sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident,
verder te noemen: [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident],
gemachtigde: mr. S.G.J. Habets, advocaat te Maastricht
in de hoofdzaak en in het incident
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] heeft bij dagvaarding van 21 december 2010 vorderingen ingesteld tegen WML en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident]. Met het exploot van 72 pagina’s zijn 69 (deels meervoudige) producties betekend.
WML en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] hebben na gevraagd en verkregen uitstel gezamenlijk geconcludeerd voor antwoord onder overlegging van 34 (deels meervoudige) producties. Bij die conclusie van antwoord hebben WML en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] tevens de exceptie van absolute onbevoegdheid opgeworpen.
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] heeft hierop een conclusie van antwoord in het incident genomen.
Vervolgens is vonnis in het incident bepaald, waarvan de uitspraak nader op heden gesteld is.
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad -:
1. een verklaring van recht dat WML, door te handelen zoals in het lichaam van het exploot van dagvaarding vermeld is, onrechtmatig gehandeld heeft jegens [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident];
2. een verklaring van recht dat [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] “aldus eveneens” onrechtmatig gehandeld heeft jegens [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident];
en veroordeling van WML om:
1. binnen tien dagen na het te dezen te wijzen vonnis “de” juiste eindafrekening aan [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] te doen toekomen betreffende de ontbinding van de “dienstbetrekking” van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] en WML per 15 maart 2010;
2. het saldo van de juiste eindafrekening binnen veertien dagen na het te dezen te wijzen vonnis aan [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] te voldoen;
3. het bedrag van de eindafrekening te vermeerderen met de wettelijke “(handels-) rente” vanaf 15 maart 2010, althans vanaf een datum in goede justitie te bepalen;
4. het sub (2) genoemde bedrag te vermeerderen met 50%, althans met een in goede justitie te bepalen bedrag;
het saldo van een in goede justitie te bepalen eindafrekening binnen veertien dagen na het te dezen te wijzen vonnis aan [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] te voldoen;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.500,-- voor iedere dag dat WML in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
alsmede WML en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] hoofdelijk te veroordelen - in die zin, dat in geval van betaling door de ene gedaagde de andere tot de hoogte van die betaling gekweten zal zijn - om aan [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] te betalen:
alle “daadwerkelijke advocaatkosten” aan de zijde van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident], op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
subsidiair
een in goede justitie te bepalen bedrag aan “advocaatkosten” die aan de zijde van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] gemaakt zijn;
alsmede WML en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] hoofdelijk te veroordelen - in die zin, dat in geval van betaling door de ene gedaagde de andere tot de hoogte van die betaling gekweten zal zijn - om aan [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] te betalen:
1. een vergoeding voor “alle overige schade” van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] “het gevolg zijnde van de in dit exploot van dagvaarding beschreven onrechtmatige gedragingen van WML”, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
2. de wettelijke rente over het bedrag van de schadevergoeding vanaf de dag van opeisbaarheid;
WML te gelasten om binnen één week na het te dezen te wijzen vonnis tot rectificatie over te gaan, in dier voege dat WML bewerkstelligt:
1. dat de “Verklaring” die als bijlage 34 overgelegd is, volledig en letterlijk, in de volgende dagbladen wordt opgenomen: NRC Handelsblad, Dagblad De Limburger en het Limburgs Dagblad, ook indien daarvoor nodig is dat “de gemeente” advertentieruimte inkoopt;
2. dat de rectificaties (/advertenties) “tenminste” op A5-formaat (circa 20 x 15 cm) “gedrukt” worden;
3. dat de rectificaties (/advertenties) “zoveel” mogelijk op de voorpagina’s, en wanneer dat niet mogelijk is op de pagina’s 2 of 3, van de sub 1 genoemde dagbladen gepubliceerd worden;
WML “tot” een in goede justitie te bepalen rectificatie te gelasten,
“een en ander op verbeurte van WML een dwangsom van € 100.000, indien WML binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis niet overeenkomstig het te dezen te wijzen vonnis heeft gerectificeerd en van € 10.000,-- voor iedere dag dat WML daarmee in gebreke blijft”;
WML te veroordelen alle ten laste van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] gelegde beslagen op te heffen, op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag dat WML in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
met veroordeling van WML en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident]:
tot vergoeding van de daadwerkelijke proceskosten van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident];
tot vergoeding van “de kosten” van deze procedure (langs de gebruikelijke weg te liquideren).
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] heeft zijn vorderingen ten opzichte van WML en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] uitgebreid toegelicht en beschreven.
WML en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] hebben uitvoerig inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vorderingen van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident], na eerst haar exceptieve verweer ontvouwd te hebben.
WML en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] zijn van mening dat de Rechtbank Maastricht, Sector Kanton, locatie Maastricht onbevoegd is van de vorderingen van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] kennis te nemen.
WML en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] hebben daartoe gesteld dat de vorderingen van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] - gegrond op onrechtmatige daad - het verkapt toepassen van een (rechtens niet mogelijk gemaakt of niet meer toepasbaar) rechtsmiddel behelzen.
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] baseert immers de onrechtmatige daad van WML op misleiding van gerechtelijke instanties ofwel een vorm van bedrog. Indien een gerechtelijke uitspraak gebaseerd is op bedrog door een partij, dan heeft de wederpartij de mogelijkheid om tegen die uitspraak een rechtsmiddel aan te wenden zoals hoger beroep of herroeping. Indien [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] van mening is dat WML bedrog gepleegd heeft in gerechtelijke procedures, dan had [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] het daarvoor in het leven geroepen rechtsmiddel dienen aan te wenden. Het starten van een nieuwe procedure, zoals [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] nu doet, is (toepassing van) een verkapt rechtsmiddel en daarom niet toegestaan. [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] is dan ook niet “bevoegd” om deze procedure als verkapt rechtsmiddel tegen de gerechtelijke uitspraken in te stellen.
Ten aanzien van de vorderingen van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] ten opzichte van [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] is laatstgenoemde van mening dat die in ieder geval niet tot de bevoegdheid van de kantonrechter behoren omdat zij zelfs niet in de verte een arbeidsovereenkomst betreffen maar gebaseerd worden op een zelfstandige onrechtmatige daad van [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] als bestuurder van WML.
In voortgezet debat blijft [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] bij zijn standpunt dat de kantonrechter bevoegd is kennis te nemen van zijn vorderingen tegen WML. Voor wat betreft de vordering tegen [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] als bestuurder van WML beroept [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] zich op connexiteit en op het bepaalde in artikel 94 lid 2 Rv.
(VOORLOPIGE) BEOORDELING VAN DE PROCESRECHTELIJKE ASPECTEN
[eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] baseert zijn vorderingen tegen WML op onrechtmatige gedragingen van de werkgeefster ten tijde en/of ter zake van een arbeidsovereenkomst tussen hem en die werkgeefster. Op grond van dat gegeven acht de kantonrechter zich bevoegd van de vorderingen van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] kennis te nemen.
De stelling van WML en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] dat de kantonrechter in absolute zin niet bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] omdat die vorderingen “een verkapt rechtsmiddel” zouden zijn, is geen bevoegdheidsverweer, maar een vraag die de kantonrechter in de hoofdzaak dient te beantwoorden.
Met [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] is de kantonrechter verder van oordeel dat de vorderingen van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] op [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] op grond van connexiteit en het bepaalde in artikel 94 lid 2 Rv tot zijn bevoegdheid gerekend kunnen worden.
Het exceptieve verweer van WML en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] zal derhalve worden verworpen met veroordeling van WML en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] tot betaling van de kosten van dit incident.
Na (uitvoerige) bestudering van de onderhavige vordering(en) en het antwoord daarop van WML en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] is de kantonrechter tot het oordeel gekomen dat deze zaak ongeschikt is voor behandeling en beslissing door één rechter, temeer nu de kantonrechter in weerwil van de gekozen grondslag in belangrijke mate vorderingen moet behandelen en daarover beslissen die op zichzelf genomen niet tot zijn terrein behoren.
Hij zal daarom tot de navolgende verwijzing overgaan.
Gelet op een en ander en met inachtneming van het bepaalde in artikel 98 Rv. verwijst de kantonrechter de onderhavige procedure naar de meervoudige kamer van de Sector Civiel van deze Rechtbank in de stand waarin deze zich thans bevindt.
Veroordeelt WML en [gedaagde sub 2 in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident] tot heden in totaal begroot op € 300,-- ter zake van salaris van de gemachtigde van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident].
Verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, naar de meervoudige kamer van de Sector Civiel van deze Rechtbank.
Bepaalt dat de zaak voor het eerst weer zal dienen op de rolzitting van woensdag 25 mei 2011 te 10:00 uur voor het nemen van een conclusie van repliek aan de zijde van [eisende partij in de hoofdzaak, verwerene partij in het incident].
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. STAAL, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
HP