ECLI:NL:RBMAA:2011:BQ6548

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
13 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
385330 Cv EXPL 10-3222
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van meeverzekerde voor eigen risico bij ziekenfondsverzekering

In deze zaak heeft de onderlinge waarborgmaatschappij Menzis Zorgverzekeraar U.A. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die als meeverzekerde op de polis van haar partner staat. Menzis stelt dat de gedaagde persoonlijk aansprakelijk is voor het betalen van haar eigen risico op basis van de Zorgverzekeringswet. De vordering is ingesteld na een dagvaarding op 28 juni 2010, waarbij Menzis haar eis heeft verminderd en verschillende producties heeft overgelegd. De gedaagde heeft hierop geantwoord en verweer gevoerd.

Menzis baseert haar vordering op de stelling dat iedere verzekerde, inclusief meeverzekerden, verantwoordelijk is voor het betalen van het eigen risico. De kantonrechter oordeelt echter dat Menzis geen overeenkomst heeft gesloten met de gedaagde, maar met haar partner. Hierdoor kan de gedaagde niet als partij in deze vordering worden aangesproken. Menzis heeft in haar repliek haar grondslag gewijzigd, maar ook deze wijziging biedt geen basis voor toewijzing van de vordering. De rechter concludeert dat de Zorgverzekeringswet niet automatisch een contractuele aansprakelijkheid voor de gedaagde creëert.

Het vonnis, gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, wijst de vordering van Menzis af en veroordeelt Menzis tot betaling van de proceskosten aan de gedaagde. De rechter benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor het eigen risico bij de partner van de gedaagde ligt, die de verzekeringsovereenkomst heeft afgesloten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 385330 CV EXPL 10-3222
Vonnis van 13 april 2011
in de zaak
de onderlinge waarborgmaatschappij MENZIS ZORGVERZEKERAAR U.A.,
gevestigd te [plaats sub 1], en kantoorhoudend te [plaats sub 2],
eisende partij,
verder te noemen: Menzis,
gemachtigden: J.L.G. Jeukens, deurwaarder te Heerlen en N.J.M. Tijhuis, deurwaarder te Almelo (de laatste zonder uitdrukkelijke mededeling van substitutie vanaf het moment van repliceren),
tegen
[gedaagde],
wonend te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
procederend bij haar partner [partner van gedaagde] te [plaats sub 3].
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Menzis heeft bij dagvaarding van 28 juni 2010 een vordering ingesteld tegen [gedaagde]. Met het exploot zijn twee producties betekend.
[gedaagde] heeft na gevraagd en verkregen uitstel schriftelijk geantwoord.
Menzis heeft vervolgens voor repliek geconcludeerd en daarbij tevens haar vordering verminderd onder overlegging van acht (deels meervoudige) producties.
[gedaagde] heeft hierop geconcludeerd voor dupliek.
Hierna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader op heden gesteld is.
Op 7 februari 2011 is door de griffier van dit gerecht een schrijven ontvangen van de heer [partner van gedaagde]. De kantonrechter heeft dit schrijven aangetroffen in het dossier, maar zal er geen acht slaan, omdat het buiten de rol om ontvangen is in een fase van de procedure dat de zaak voor vonnis stond en Menzis er ook niet meer op heeft kunnen reageren.
MOTIVERING
Menzis vordert (na vermindering van haar eis bij repliek) veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van een bedrag van € 381,11, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 264,00 vanaf 25 juni 2010 tot de dag van algehele voldoening.
Menzis heeft daartoe gesteld dat zij met [gedaagde] één of meer verzekeringsovereenkomst(en) aangegaan is betrekking hebbend op de basisverzekering conform artikel 3 van de per 1 januari 2006 geldende Zorgverzekeringswet en/of een aanvullende verzekering.
Op grond van genoemde overeenkomst(en), de Regeling Zorgverzekering en het Besluit Zorgverzekering acht Menzis [gedaagde] een eigen bijdrage verschuldigd voor de aan haar verleende zorg. Indien [gedaagde] immers aanspraak maakt op vergoeding van de aan haar verleende zorg, dan geldt ingevolge het bepaalde in artikel 19 van de Zorgverzekeringswet dat zij aan Menzis een verplicht eigen risico verschuldigd is.
Uit het bepaalde in artikel 19 van de Zorgverzekeringswet volgt – aldus Menzis - dat iedere verzekerde, dus ook [gedaagde], zelf aansprakelijk en verantwoordelijk is voor betaling van het eigen risico.
Nu [gedaagde] dit bedrag - ondanks aanmaningen - niet aan Menzis betaalde, wordt ’het eigen risico’ in deze procedure gevorderd van haar.
[gedaagde] heeft in zowel eerste als tweede instantie uitvoerig verweer gevoerd.
Dit verweer slaagt. Menzis grond haar vordering in de eerste plaats op een overeenkomst die zij zou hebben gesloten met [gedaagde]. Uit hetgeen partijen gesteld hebben, blijkt echter dat Menzis een overeenkomst heeft gesloten met een heer [partner van gedaagde] (partner van [gedaagde]) en dat [gedaagde] medeverzekerde is. De (enige) gekozen grondslag ontvalt daarmee aan de vordering. [gedaagde] is immers geen partij bij die overeenkomst.
Bij repliek wijzigt Menzis haar grondslag door te stellen dat iedere verzekerde – derhalve ook iedere meeverzekerde – van achttien jaar en ouder een (persoonlijk) verplicht eigen risico per kalenderjaar heeft voor de basisverzekering, hetgeen geregeld is in de Zorgverzekeringswet (artikel 19). Op grond van deze bepaling kan zij in haar visie [gedaagde] rechtstreeks aanspreken voor het verplichte eigen risico.
Ook een aldus gewijzigde grondslag is onvoldoende voor toewijzing van de vordering.
Het enkele feit dat de Zorgverzekeringswet in artikel 19 bepaalt dat iedere persoon van achttien jaar en ouder een verplicht eigen risico heeft, brengt nog niet mee dat die persoon dan ook zelf contractueel aansprakelijk en verantwoordelijk is voor betaling van een bedrag gelijk aan dat eigen risico. Dit zou immers betekenen dat van rechtswege een overeenkomst zou zijn ontstaan tussen Menzis enerzijds en [gedaagde] anderzijds. Menzis heeft in casu een overeenkomst gesloten met de heer [partner van gedaagde] en niet met [gedaagde]. [partner van gedaagde] is en blijft verantwoordelijk voor betaling van de premie van alle meeverzekerden op zijn polis en dus ook voor betaling van het ’eigen risico’.
Verder valt uit de wetsbepaling zelf niet af te leiden dat [gedaagde] haar eigen risico direct (en niet via de omweg van een gefingeerde overeenkomst) op grond van die wetsbepaling (artikel 19 Zorgverzekeringswet) aan Menzis verschuldigd is.
De vordering van Menzis wordt derhalve afgewezen met veroordeling van Menzis tot betaling van de kosten van het geding aan de zijde van [gedaagde].
BESLISSING
Wijst de vordering af.
Veroordeelt Menzis tot betaling van de kosten van het geding, aan de zijde van [gedaagde] tot heden in totaal begroot op € 25,-- ter zake van reis- en verletkosten en kosten van correspondentie van de gemachtigde van [gedaagde].
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. STAAL, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
HP