RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 21 juni 2011
Zaaknummer: 155922 / FA RK 10-1606
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[Verzoekster],
verzoekster, verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. N.J.A.P.B. Niessen.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
* [belanghebbende],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats],
* [belanghebbende],
verder te noemen: [minderjarige],
wonende te [woonplaats],
* de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Vaals,
* de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Kerkrade.
Gezien de stukken, waaronder thans ook een door deze rechtbank tussen partijen gegeven en op 24 januari 2011 uitgesproken tussenbeschikking.
1. Verder verloop van de procedure
Bij de beschikking van 24 januari 2011 heeft de rechtbank [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om haar mening omtrent het verzochte aan de rechtbank kenbaar te maken. Voorts is de officier van justitie te Maastricht verzocht om een conclusie te nemen.
[minderjarige] heeft op 15 februari 2011 ten overstaan van de kinderrechter haar mening kenbaar gemaakt.
De officier van justitie heeft geconcludeerd bij conclusie van 16 februari 2011.
De moeder heeft op 13 mei 2011 een aanvulling/wijziging verzoek doorhaling gewijzigde akte van erkenning ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van de meervoudige civiele kamer van de rechtbank van 17 mei 2011.
Op 4 februari 1998 is te Kerkrade uit de moeder geboren: [minderjarige].
De biologische vader van [minderjarige] is de vader. De ouders van [minderjarige] zijn niet gehuwd. [minderjarige] heeft dan ook van rechtswege bij haar geboorte de geslachtsnaam “[achternaam X]” verkregen en de moeder heeft - eveneens van rechtswege - het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige].
De ouders hebben een eerder kind, [voornaam]. [voornaam] is op [1992] geboren. Zij is voor haar geboorte door [achternaam] erkend. [voornaam] draagt van rechtswege de geslachtsnaam [achternaam Y].
Op [januari 2010] is een akte van erkenning van [minderjarige] opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats], waarin als geslachtsnaam van [minderjarige] na erkenning de naam “[achternaam X]” vermeld staat.
Op [februari 2010] is door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Kerkrade een akte, houdende latere vermelding betreffende erkenning, opgemaakt waarin - in afwijking van de erkenningsakte - als geslachtsnaam kind wordt vermeld “[achternaam Y]”.
De moeder verzoekt, na aanvulling/wijziging van het verzoek:
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Kerkrade te gelasten tot doorhaling van de latere ambtshalve vermelding c.q. ambtshalve verbetering van [februari 2010], althans tot verbetering van de ambtshalve opgemaakte akte van erkenning van [februari 2010], zodanig dat de officiële achternaam van [minderjarige] weer [achternaam X] luidt;
- te verklaren voor recht dat toepassing van artikel 1:5 lid 8 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) op de erkenning van [minderjarige] op bijna twaalfjarige leeftijd door vader met zich brengt dat zij de achternaam [achternaam X] mag behouden, aangezien zij deze achternaam blijkens de geboorteakte draagt en beide ouders bij de erkenning niet ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand hebben verklaard dat zij dezelfde geslachtsnaam zal hebben als hun eerste dochter, dan wel indien voorgaande uitleg van artikel 1:5 lid 8 BW niet wordt gevolgd te verklaren voor recht, dat op de latere erkenning van [minderjarige] door vader artikel 1:5 lid 8 BW buiten toepassing dient te blijven.
4. Het standpunt van de ambtenaren van de burgerlijke stand van de gemeenten Vaals en Kerkrade
Ter zitting van 17 mei 2011 is door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Vaals en door de ambtenaar van de gemeente Kerkrade verklaard dat zij in onderling overleg besloten hebben om in de akte betreffende latere vermelding van de erkenning van [februari 2010] ambtshalve als geslachtsnaam van [minderjarige] “[achternaam Y]” te vermelden, zulks in afwijking van de in de erkenningsakte van [januari 2010] vermelde geslachtsnaam “[achternaam X]”.
De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Vaals stelt ten tijde van het opmaken van de erkenningsakte er niet van op de hoogte te zijn geweest dat de ouders al een eerder kind hebben dat door de vader is erkend en de geslachtsnaam “[achternaam Y]”draagt.
De ambtenaar heeft verwezen naar artikel 1:5 lid 8 BW, waaruit volgt dat naamskeuze alleen mogelijk is voor het eerste kind waartoe de ouders in familierechtelijke betrekking komen te staan en dat deze naamskeuze geldt voor volgende kinderen van die ouders. Door die eerdere erkenning en naamskeuze is het volgens de ambtenaar wettelijk niet mogelijk dat [minderjarige] de naam “[achternaam X]” blijft behouden.
5. Het advies van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in het advies van 16 februari 2011 aangegeven de ambtshalve doorhaling van de naam [achternaam X] rechtmatig te achten, aangezien de situatie daarmee in overeenstemming met de wettelijke regels is gebracht.
Het naamrecht is ingrijpend gewijzigd bij wet van 10 april 1997, Stb. 161. Deze wet is op 1 januari 1998 in werking getreden. Op grond van artikel 1:5 lid 2 BW, zoals dit met de inwerkingtreding van genoemde wet is komen te luiden, houdt het kind dat door erkenning in familierechtelijke betrekking tot de vader komt te staan de geslachtsnaam van de moeder, tenzij de moeder en de erkenner ter gelegenheid van de erkenning gezamenlijk verklaren dat het kind de geslachtsnaam van de vader zal hebben. Naamskeuze kan ingevolge het bepaalde in artikel 1:5 lid 8 BW slechts ten aanzien van hun eerste kind gedaan worden. Bij wetswijziging van 9 oktober 2008, Stb. 2008, 410, in werking getreden op 28 februari 2009 is het derde lid van artikel 1:253sa (oud) BW betreffende de naamskeuze bij geregistreerd partnerschap verplaatst naar de leden 2, 4, 5 en 8 van artikel 1:5 BW. Tevens is vanwege de wijziging van artikel 5b onder a van de Wet conflictenrecht namen in artikel 1:5 lid 8 BW aan de zin luidende “Onverminderd het zevende lid, hebben volgende kinderen van dezelfde ouders … dezelfde geslachtsnaam als het eerste kind” toegevoegd de zinsnede: “met dien verstande dat in het geval dat volgende kinderen blijkens de geboorteakte of krachtens toepasselijk recht een naam hebben die afwijkt van de naam van het eerste kind, de ouders kunnen verklaren dat het desbetreffende kind dezelfde geslachtsnaam zal hebben als het eerste kind“.
Teneinde de erfrechtelijke posities van [voornaam] en [minderjarige] ten opzichte van hun vader gelijk te trekken, hebben de ouders besloten om [minderjarige] alsnog door de vader te laten erkennen.
De ouders hebben daarbij aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Vaals te kennen gegeven dat de achternaam van [minderjarige] nà erkenning [achternaam X] dient te blijven.
De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft aangegeven dat, aangezien de ouders bij de erkenning van hun oudste kind [voornaam] gekozen hebben voor de geslachtsnaam “[achternaam Y]”, het wettelijk gezien niet mogelijk is om [minderjarige] de geslachtsnaam “[achternaam X]” te laten behouden.
De ambtenaar is daarbij, naar het oordeel van de rechtbank, voorbijgegaan aan het feit dat ten tijde van de erkenning van [voornaam] naamskeuze niet mogelijk was. Ingevolge artikel 1:5 leden 1 en 2 BW, zoals dat luidde in 1992, verkreeg een kind immers van rechtswege de geslachtsnaam van zijn vader tot wie het in familierechtelijke betrekking kwam te staan.
Nu de ouders met betrekking tot hun eerste kind ([voornaam]) geen naamskeuze hebben gedaan als bedoeld in het huidige artikel 1:5 lid 2 BW is thans sprake van de situatie als beschreven in de derde volzin van artikel 1:5 lid 8 BW: Nu [minderjarige] blijkens de geboorteakte een naam heeft die afwijkt van de naam van het eerste kind, kunnen de ouders verklaren dat [minderjarige] dezelfde geslachtsnaam zal hebben als het eerste kind. Dat hebben de ouders in dit geval echter uitdrukkelijk niet gedaan en uitdrukkelijk niet willen doen.
De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Kerkrade is dan ook door de vermelding “geslachtsnaam kind [achternaam Y]” in de akte van [februari 2010], houdende latere vermelding betreffende erkenning, welke akte in het geboorteregister wordt opgenomen, ten onrechte afgeweken van de akte van erkenning van [januari 2010], waarin als geslachtsnaam “[achternaam X]” wordt vermeld.
Nu de geslachtsnaam van [minderjarige] “[achternaam X]” luidt en ook altijd “[achternaam X]” geluid heeft, zal de rechtbank de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Kerkrade gelasten de akte met nummer 100096/1998 houdende latere vermelding van erkenning, opgemaakt op [februari 2010], te verbeteren in die zin dat op die akte als geslachtsnaam van het kind de naam “[achternaam X]” vermeld dient te worden.
Ten slotte merkt de rechtbank op dat de vermelding van de naam [achternaam X] op de akte van erkenning van [januari 2010] - ook los van het vorenstaande - juridisch niet te duiden is als een kennelijke schrijf- of spelfout in de zin van artikel 1: 24a lid 2 BW, welke ambtshalve door de ambtenaar van de burgerlijke stand verbeterd had kunnen worden.
Een en ander leidt ertoe dat het verzoek, zoals geformuleerd bij het eerste gedachtestreepje in navolgende zin zal worden toegewezen en dat het verzoek zoals geformuleerd bij het tweede gedachtestreepje dient te worden afgewezen.
gelast verbetering van de in het register van geboorten van de gemeente Kerkrade van het jaar 2010 voorkomende akte met nummer 100096/1998, inhoudende de latere vermelding van erkenning opgemaakt op [februari 2010], in die zin dat op die akte in plaats van de naam [achternaam Y] als geslachtsnaam van het kind dient te worden vermeld “[achternaam X]”;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.E. Bakker, W.M.A.E. Cornuit, E.J.M. Driessen, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.
MK
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.