3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde acht zij bewezen dat verdachte heeft gepoogd [slachtoffer] en haar kinderen te vermoorden. Verdachte heeft volgens de officier van justitie tijd gehad om over zijn daad na te denken, omdat hij vanuit [plaats] naar [plaats] is gereden. Daar is hij voor de woning van [slachtoffer] gestopt en heeft hij op het slaapkamerraam op de eerste verdieping van de woning geschoten. Eerder die avond had verdachte hiermee al gedreigd.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat zij uitgaat van hetgeen aangeefster in haar aangifte heeft verklaard. Uit die aangifte blijkt dat verdachte meerdere schoten heeft gelost, waarvan één schot toen aangeefster zich in de slaapkamer bevond.
Ook als de rechtbank uitgaat van de situatie dat aangeefster zich op het moment van de schoten niet op de slaapkamer, maar op de badkamer bevond, kan volgens de officier van justitie tot een bewezenverklaring gekomen worden. De afstand tussen het slaapkamerraam en het badkamerraam bedraagt immers maar een halve meter en verdachte is geen geoefend schutter. Verdachte had dus best het badkamerraam kunnen raken, ook al richtte hij op het slaapkamerraam. Dat de kinderen van aangeefster zich wellicht niet meer in de slaapkamer bevonden doet ook niet ter zake, omdat verdachte dat niet kon weten. Verdachte wist wel dat de kinderen vaker bij aangeefster in bed sliepen, vooral als er “stress” was tussen hem en zijn ex-echtgenote, zoals nu ook het geval was.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 geconcludeerd tot vrijspraak. Primair heeft hij daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet had op de dood van [slachtoffer] en haar kinderen, ook niet in voorwaardelijke zin. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad valt volgens hem af te leiden dat er slechts sprake kan zijn van een aanmerkelijke kans om door een schot getroffen te worden, wanneer uit de bewijsmiddelen volgt dat de betreffende persoon zich ten tijde van het schot in de schotbaan bevond. Diezelfde lijn wordt gevolgd in een arrest van het Gerechtshof Leeuwarden.
De raadsman is van mening dat er van uitgegaan moet worden dat er twee schoten zijn gelost. Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt duidelijk dat de kinderen op het moment dat die twee schoten gelost werden niet meer in de slaapkamer aanwezig waren. Anders dan de officier van justitie is de raadsman van mening dat uit het dossier blijkt dat ook [slachtoffer] op dat moment niet in de slaapkamer aanwezig was. Uit de 112-melding die aangeefster deed, blijkt immers dat verdachte alweer met zijn auto vertrokken was toen aangeefster na het schieten de slaapkamer opliep. Verder heeft [slachtoffer] ter terechtzitting verklaard dat zij niet heeft gezien dat het gat in het rolgordijn voor het slaapkamerraam ontstond. Zij heeft enkel gezien dat er een gat in zat. Nu zij het moment waarop het gat ontstond niet heeft gezien, kan uit haar verklaring dat ze een gat zag niet afgeleid worden dat zij op het moment van het schot op de slaapkamer was. Volgens de raadsman is er bovendien geen bewijs dat er nog een derde keer door verdachte is geschoten en al helemaal niet dat [slachtoffer] zich op het moment van dit derde schot wel in de slaapkamer bevond.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat er geen reële mogelijkheid was dat verdachte [slachtoffer] of haar kinderen zou raken. Een kogel is in het raamkozijn blijven steken en het doorschot is hoog in het raam gesitueerd, waardoor het onwaarschijnlijk is dat een in de slaapkamer aanwezige persoon rechtstreeks zou worden geraakt. Met een ricochet heeft verdachte geen rekening gehouden, waardoor er niet gesproken kan worden van aanvaarding van een aanmerkelijke kans.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman naar voren gebracht dat het schieten op de woning is te zien als een bedreiging.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
In de nacht van 15 juni 2011 heeft er een schietincident plaatsgevonden aan de [M.weg] te Maastricht. Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte op haar woning heeft geschoten. De politie heeft vastgesteld dat in het slaapkamerraam op de eerste verdieping van de woning een gat zat en dat het kozijn van het raam op een andere plaats beschadigd was. Deze beschadigingen leken op inschotsporen. In de slaapkamer van de woning werd een vervormde kogelpunt aangetroffen.