ECLI:NL:RBMAA:2011:BU3617

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
3 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
165972/HA RK 110127
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaak met verzoeker uit Frankrijk

In deze zaak heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Maastricht op 3 november 2011 een beschikking gegeven op het verzoek tot wraking van drie rechters, ingediend door de verzoeker, geboren in Frankrijk en thans gedetineerd in Nederland. De wraking werd aangevraagd door de raadsman van de verzoeker, mr. W.R. Smeets, naar aanleiding van een zitting op 21 oktober 2011, waar de verzoeker en zijn raadsman de rechters mr. [rechter1], mr. [rechter2] en mr. [rechter3] wraken. De gronden voor de wraking zijn vastgelegd in een proces-verbaal van de zitting. De verzoeker stelde dat de rechters een beslissing hadden genomen die de schijn van partijdigheid wekte, omdat zij weigerden getuigen te horen die de verdediging had voorgesteld. De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoeker en de reactie van de rechters, waaronder mr. Bax, die de zienswijze van het Openbaar Ministerie verwoordde, in overweging genomen. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechters niet onpartijdig waren. De beslissing van de rechters om geen getuigen te horen werd als een procedurele beslissing beschouwd, die zonder aanzien des persoons was genomen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond en wees het verzoek tot wraking af. De beschikking werd gegeven door de rechters A.C. Oosterman-Meulenbeld, J.F.W. Huinen en R.A.J. van Leeuwen, bijgestaan door griffier P.Chr.H.M. Geurts.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK MAASTRICHT
zaaknummer / rekestnummer: 165972 / HA RK 11-127
parketnummer: 03/700394-11
De meervoudige kamer, belast met de behandeling van wrakingszaken, heeft de navolgende beschikking gegeven op het verzoek van:
[VERZOEKER],
geboren te Sarreguemines (Frankrijk) op 15 juli 1983,
wonende te 57990 Sarreguemines (Frankrijk) Rue de La Foret 18,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichtingen Limburg-Zuid, locatie de Geerhorst te Sittard,
verzoeker,
dat door zijn raadsman mr. W.R. Smeets, advocaat te Maastricht, in de strafzaak tegen hem onder bovengenoemd parketnummer is voorgedragen, strekkend tot wraking van mr. [rechter1],
mr. [rechter2] en mr. [rechter3], rechters.
1.De procedure
Tijdens de behandeling ter terechtzitting van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken gehouden op
21 oktober 2011 heeft de advocaat namens verzoeker de wraking verzocht van mr. [rechter1], mr. [rechter2] en mr. [rechter3], rechters bij deze rechtbank. De gronden van het verzoek tot wraking zijn vastgelegd in het door de voorzitter van die kamer, mr. [rechter1] en de griffier opgemaakte proces-verbaal dat zich bij de stukken bevindt.
De rechters hebben de wrakingskamer bericht niet in de wraking te berusten. Rechters mr. [rechter2] en mr. [rechter3] hebben de wrakingskamer bericht niet schriftelijk te reageren en niet gehoord te willen worden. Mr. Bax heeft te kennen gegeven gehoord te willen worden.
Ter zitting van de wrakingskamer van 8 november 2011 zijn verzoeker, diens raadsman en rechter mr. Bax verschenen. Aangezien de verzoeker de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst vindt de behandeling plaats met bijstand van [tolk], tolk in de Franse taal. De tolk heeft alvorens met de werkzaamheden aan te vangen de belofte afgelegd haar taak als tolk naar haar geweten te zullen vervullen. Hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door de
tolk vertaald.
Mr. Smeets heeft het wrakingsverzoek nader toegelicht. Mr. Bax heeft daar vervolgens op gereageerd.
Tevens heeft mr. [OvJ] de zienswijze van het Openbaar Ministerie verwoord aan de hand van een door haar overgelegde pleitnota en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
2.Het standpunt van verzoeker
De aan het verzoek tot wraking ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden zoals verwoord in het door voorzitter
mr. Bax en de griffier ter zitting van 21 oktober 2011 opgemaakte proces-verbaal zijn als volgt weergegeven:
“De wraking is gelegen in uitingen van de rechtbank waaruit de verdediging heeft afgeleid dat deze uitingen diskwalificerend zijn voor de onbekende meldster en de pakketjes. Na discussie en een gehouden beraad heeft de rechtbank vervolgens medegedeeld dat het bewuste proces-verbaal van bevindingen zonder enig voorbehoud te kunnen willen gebruiken.
Dit dient afgezet te worden tegen het afwijzen van het verzoek van de verdediging om de meldster en de verschenen getuige [[X]] te horen. De rechtbank heeft daarmee een voorschot genomen op een nog te nemen beslissing over de rechtmatigheid van de staandehouding. Dit mede gezien in het licht van het wisselen van de opvattingen van de rechtbank over het proces-verbaal van bevindingen.”
Ter zitting van de wrakingskamer heeft mr. Smeets het verzoek nader toegelicht, welke toelichting, voor zover nodig, hierna bij de beoordeling van het verzoek aan de orde komt.
3.De beoordeling
Wraking is het middel dat de verdachte in het strafproces ten dienste staat om het hem - onder meer -ingevolge artikel 6,
lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens toekomende recht op behandeling van zijn strafzaak door een onpartijdige rechter af te dwingen.
Gelet op het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering is wraking mogelijk op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn in verband met de persoonlijke instelling van de rechter ten opzichte van de verdachte of diens strafzaak. Voor dat geval heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij een omstandigheid een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij enige vooringenomenheid koestert, althans dat de - objectief gerechtvaardigde - vrees bestaat dat de rechter of het college niet onpartijdig is. Daarnaast is wraking mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de rechter, een partij grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt vermeden.
De wraking is, aldus de raadsman, niet ingegeven door de vrees dat het de rechters in subjectieve zin aan onpartijdigheid ontbreekt, zodat te onderzoeken staat of de aangevoerde feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechters jegens hem een vooringenomenheid koesteren objectief gerechtvaardigd was.
Deze vrees kan niet zijn gelegen in het enkele feit dat de meervoudige kamer negatief heeft beslist op het verzoek van mr. Smeets om getuigen ter terechtzitting te horen. Die beslissing is een procedurele beslissing, in het kader van de goede gang van het strafproces, welke beslissing zonder aanzien des persoons genomen is. Op geen enkele manier, noch uit de inhoud van het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken gehouden op 21 oktober 2011 noch uit het hetgeen ter zitting door mr. Smeets is aangevoerd, is aannemelijk geworden dat bij het nemen van deze beslissing feiten en omstandigheden hebben meegespeeld die de verdachte - objectief gerechtvaardigd - reden hebben kunnen geven voor de vrees dat de rechters niet onpartijdig zijn. Daarvan kan naar het oordeel van de wrakingskamer slechts sprake zijn als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval de rechters een of meer beslissingen hebben genomen die zo onbegrijpelijk zijn dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid van de rechters is ingegeven. Het enkele feit dat mr. Smeets het niet met de genomen beslissing eens is, kan uiteraard niet de rechtens relevante vrees van partijdigheid onderbouwen.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van het verzoek tot wraking naar voren heeft gebracht geen grond opleveren voor het oordeel dat het fungeren van mr. [rechter1], mr. [rechter2] en mr. [rechter3] terechtzitting van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken gehouden op 21 oktober 2011 tot schade aan de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen leiden of voor het oordeel dat sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van deze rechters.
Gelet op het bovenstaande dient het verzoek tot wraking van mr. [rechter1], mr. [rechter2] en mr. [rechter3] te worden afgewezen.
4.De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek tot wraking van mr. [rechter1], mr. [rechter2] en
mr. [rechter3] af.
Deze beschikking is gegeven op 3 november 2011 door mr. A.C. Oosterman-Meulenbeld,
mr. J.F.W. Huinen en mr. R.A.J. van Leeuwen, bijgestaan door de griffier mr. P.Chr.H.M. Geurts.