ECLI:NL:RBMAA:2011:BV7680

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
31 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
425232 CV EXPL 11-1744
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling op basis van gebrekkige onderbouwing en schending van procesregels

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 31 augustus 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Securitas Alert Services B.V. en een vennootschap onder firma, samen met de vennoten. Securitas vorderde betaling van een bedrag van € 160,51, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een overeenkomst voor beveiligings- en alarmsystemen. De eisende partij stelde dat de gedaagde partij in verzuim verkeerde omdat zij niet aan haar betalingsverplichtingen voldeed. De gedaagde partij voerde echter aan dat zij altijd tijdig had betaald en dat de opzegging van de overeenkomst correct was gedaan.

De rechtbank oordeelde dat de vordering van Securitas niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank constateerde dat het exploot van dagvaarding te weinig relevante feitelijke details bevatte om de vorderingen te kunnen dragen. Bovendien werd vastgesteld dat Securitas haar waarheidsverplichting had geschonden door relevante informatie te verzwijgen. De rechtbank merkte op dat de eisende partij niet had voldaan aan de eisen van volledigheid en waarheid zoals neergelegd in de wet.

Uiteindelijk werd de vordering van Securitas integraal afgewezen, en werd zij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil werden gesteld. De rechtbank concludeerde dat de gebrekkige onderbouwing van de vordering en de schending van procesregels door Securitas leidde tot de afwijzing van de vordering.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
Zaaknummer 425232 CV EXPL 11-1744
Vonnis van 31 augustus 2011
in de zaak
de besloten vennootschap SECURITAS ALERT SERVICES B.V.,
gevestigd te Geldrop,
verder ook te noemen: Securitas,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.J.F. de Geus, werkzaam bij Flanderijn en Vaes deurwaarders te Apeldoorn
tegen
de vennootschap onder firma [gedaagde partij],
gevestigd te [woonplaats],
alsmede de beide vennoten/echtelieden:
[vennoot 1 gedaagde partij]
en
[vennoot 2 gedaagde partij],
beiden wonend te [adres], het adres waar ook de vennootschap gevestigd is,
gedrieën gezamenlijk verder ook te noemen: [gedaagde partij],
gedaagde partij,
procederend bij de eerste vennoot (met machtiging van de tweede vennoot)
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Securitas heeft [gedaagde partij] bij dagvaarding van 8 april 2011 in rechte betrokken ter zake van een vordering als omschreven in het exploot van dagvaarding, tegelijk waarmee een reeks onder één letter (A) verzamelde producties (kopieën van brieven) betekend is.
[gedaagde partij] heeft ter eerst dienende datum schriftelijk geantwoord en verweer gevoerd onder bijvoeging van enige ongenummerde producties.
Bij repliek heeft Securitas haar eis vermeerderd en (alsnog) de producties B tot en met L in soms zeer onduidelijk gefotokopieerde vorm ingebracht.
Vervolgens heeft [gedaagde partij] gedupliceerd en bij haar verweer volhard.
Hierna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak nader op vandaag gesteld is.
MOTIVERING
a. het geschil
Securitas vordert - na vermeerdering van haar eis bij repliek - de (hoofdelijke) veroordeling van [gedaagde partij], de vennootschap zelf en de beide vennoten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van € 160,51, nog te vermeerderen met de rente over een verder niet aangeduid bedrag aan ‘openstaande hoofdsom’ vanaf 8 april 2011 (de datum van dagvaarding) tot de voldoening en onder hoofdelijke verwijzing van [gedaagde partij] in de proceskosten. De rente is volgens Securitas te stellen op twee procentpunt boven het wettelijke percentage (waarbij zij niet kiest tussen de rente op de voet van artikel 6:119 BW en die ex artikel 6:119a BW).
In het gevorderde bedrag zijn naast een (vermeerderde) hoofdsom van kennelijk € 119,64 posten van € 3,87 aan vervallen rente en € 37,00 aan buitengerechtelijke kosten verwerkt.
Securitas baseert haar vorderingen op een met [gedaagde partij] aangegane overeenkomst ter zake van een abonnement op een systeem van beveiliging en alarm met bijlevering van apparatuur en/of programmatuur onder toepasselijkheid van algemene voorwaarden. Omdat [gedaagde partij] niet aan (al) haar betalingsverplichtingen voldeed, waarvoor een termijn van veertien dagen ‘na factuurdatum’ gold, verkeert zij volgens Securitas in verzuim.
Eerst in voortgezet debat heeft Securitas een onduidelijke fotokopie van een met pen ingevuld formulier ingebracht dat zij als ‘de overeenkomst’ aanmerkt. Volgens Securitas heeft [gedaagde partij] zich voor een periode van vijf jaar verplicht meldkamerdiensten van haar af te nemen en ermee ingestemd dat een maandbijdrage van € 19,95 via automatische incasso geïnd werd. Opzegging is slechts mogelijk tegen het einde van de volgens Securitas bij [gedaagde partij] bedongen duur van vijf jaar (bij gebreke waarvan de overeenkomst ‘stilzwijgend’ steeds voor een jaar doorloopt). De opzegging zijdens [gedaagde partij] d.d. 2 februari 2011 kan volgens Securitas dan ook niet het gewenste effect hebben. Securitas is verder de opvatting toegedaan dat [gedaagde partij] in haar verweer betalingen te berde brengt van facturen die ‘geen onderwerp van de onderhavige procedure’ zijn.
Het verweer strekt ertoe te betogen dat [gedaagde partij] weliswaar ‘sinds jaren zonder problemen aangesloten’ was bij het meldsysteem van Securitas, maar dat financieel niet meer kan opbrengen. Op een opzegging per e-mail wordt ‘maar steeds’ niet gereageerd, terwijl Flanderijn & Vaes ook nog eens aandringt op betaling van facturen die al voldaan zijn.
Bij dupliek spreekt [gedaagde partij] haar verbazing uit over het feit dat zij nooit eerder geïnformeerd is over het standpunt van Securitas dat zij de afnemer van haar diensten aan een contractsduur van vijf jaar houdt. Dit is zelfs niet bericht na de opzegging. Verder volhardt [gedaagde partij] in het verweer dat alle facturen voldaan zijn, zodat er geen posten (kunnen) openstaan.
b. de beoordeling
Het exploot van dagvaarding oogt naar omvang en wijze van formulering indrukwekkend, maar blijkt bij nadere beschouwing veel te weinig relevante feitelijke details te bevatten om de in het stuk neergelegde vorderingen ook nog te kunnen dragen als er enige tegenspraak op volgt (of wellicht buiten rechte al geleverd is). Dan wordt zichtbaar dat de tekst veel te globaal is, op tal van uiteenlopende casusposities en gedaagde partijen toegeschreven is en naast de bedoelde omissies talrijke overbodigheden in zich bergt. Mede omdat Securitas en haar gemachtigde bij exploot nalaten om enige wel genoemde maar niet terstond in het geding gebrachte producties naar hun essentie in het processtuk zelf te beschrijven, voldoet het exploot niet aan de eisen van volledigheid en waarheid zoals die tot uitdrukking gebracht zijn in de artikelen 21, 85 en 111 Rv. De repliek maakt duidelijk dat Securitas de ten tijde van dagvaarding bekende schriftelijke stellingnamen van [gedaagde partij] (vanaf de eerste bemoeienis van Flanderijn & Vaes met een kennelijk noodzakelijk geachte incasso-inspanning) in het exploot eenvoudigweg verzweeg. Zij maskeerde haar wetenschap met de misleidende zin: “Tegen de vordering(en) van eisende partij is door gedaagde partij geen (inhoudelijk) verweer gevoerd”. Uit de opstelling van [gedaagde partij] buiten rechte moest althans kon Securitas echter duidelijk zijn dat [gedaagde partij] zich tot geen enkele extra betaling gehouden achtte, zodat zelfs iedere incassohandeling deswege zonder nut en belang was. Dat het onvermeld laten van die wetenschap bij Securitas in flagrante strijd is met de waarheidsverplichting van de eisende partij, is evident en alleen al daarom zou haar vordering behoren te worden afgewezen. Ook overigens schiet Securitas zodanig tekort in haar gemotiveerde stelplicht, dat de vordering zonder mogelijkheid tot bewijslevering afgewezen wordt. Toelating tot het leveren van bewijs kan overigens ook daarom niet aan de orde zijn, dat Securitas het niet nodig geoordeeld heeft haar globale bewijsaanbod van ook maar enige specificatie naar bewijsthema en bewijsmiddel te voorzien. Dat het gebrekkig naleven van de gemotiveerde stelplicht dit gevolg heeft, vloeit voort uit het verweer van [gedaagde partij] dat zij niet alleen in de veronderstelling leefde de contractuele relatie op ieder moment te kunnen opzeggen, doch er ook van overtuigd is tot dusver ieder maandbedrag voldaan te hebben. Daartegenover had van Securitas zowel een uiteenzetting van de contractshistorie (datum, plaats, betrokken personen, besproken inhoud, bedongen wijze van betaling, verband van dit contract met eventueel voorafgaande contracten, uitleg van de afspraak over de duur et cetera) als een volledige schets van het patroon van factureren en betalen in de onderhavige contractuele relatie verwacht mogen en moeten worden. Zij laat dit op beide onderdelen ten enenmale na en legt zelfs ter adstructie onleesbare kopieën van documenten over, waaruit niet eens duidelijk wordt of en hoe [gedaagde partij] zich aan (welke) algemene voorwaarden gebonden heeft en wanneer en waarvoor zij precies haar eerste vennoot liet tekenen. Uitleg over de vraag of de onderhavige overeenkomst als handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW aangemerkt moet worden, van de aanvang af dan wel vanaf een later moment, ontbreekt. Vooral echter ten aanzien van de vraag welke facturen en waarom dan wel onderwerp van geschil vormen en hoe het dan zat met de betalingen, schiet Securitas in haar stelplicht tekort. Zij legt niets uit en laat mogelijk relevante (onderdelen van) producties onbesproken.
In het exploot heeft de eisende partij het over een in het geheel niet gespecificeerd ‘reeds geruime tijd opeisbaar’ bedrag van € 99,70. Volgens Securitas in haar repliek is daar op de datum van repliceren, 25 mei 2011, nog een mandbedrag van € 19,95 bijgekomen. Daar staat dan echter tegenover, zoals eveneens bij repliek opgemerkt is (als gezegd zijn de producties op dat punt te onduidelijk om de juistheid daarvan aan het betreffende document te kunnen toetsen), dat [gedaagde partij] bij contract Securitas gemachtigd heeft tot maandelijkse automatische incasso van € 19,95. Die onweersproken stelling rechtvaardigt de veronderstelling (deels door [gedaagde partij] met betalingsbewijzen bevestigd of versterkt) dat alle maandelijks gefactureerde bedragen (stipt) voldaan zijn. Securitas zegt niet dat (en eventueel waarom) de afgesproken incasso in enige maand of voor meer maanden niet geslaagd is. Zij verzaakt in ieder geval haar plicht om gedetailleerd te schetsen welke maandbedragen in haar optiek onbetaald gelaten zijn, al dan niet door het storneren van aanvankelijk wel overgeboekte bedragen. Een factuur- en betalingoverzicht ontbreekt bij de stukken, zodat haar tegenwerping bij repliek dat twee door [gedaagde partij] aangestipte betalingen ‘geen onderwerp van de onderhavige procedure’ zijn, een slag in de lucht is. Het is ook de kantonrechter niet bekend welke facturen dan wel ‘onderwerp van deze procedure’ zijn en waarom. Met een niet van enige nadere toelichting voorziene simpele verwijzing naar ‘productie F1 tot en met F5’ en naar ‘productie G’ had Securitas in haar repliek uiteraard niet mogen volstaan (nog daargelaten dat ook de daarmee bedoelde vage kopieën van facturen moeilijk leesbaar zijn): die stukken hadden juist uitleg nodig omdat zij allerminst voor zichzelf (kunnen) spreken. Aldus doet Securitas zelf haar vordering de das om bij gebrek aan welomschreven grondslag tegenover de betwisting van [gedaagde partij]. De kans om zich te revancheren voor een gebrekkig exploot laat zij bij repliek onbenut althans benut zij onvoldoende. Haar vordering strandt.
Omdat de hoofdvordering zich niet voor toewijzing leent, kan ook geen sprake zijn van voor vergoeding in aanmerking komende rente en kosten. Ook los daarvan zij opgemerkt dat Securitas en haar gemachtigde wat al te gemakkelijk heenstappen over de noodzakelijke onderbouwing van het intreden van betalingsverzuim op een concrete datum per concrete factuur of per periodieke betalingsverplichting. Deels hangt dit samen met de ook ten aanzien van de gevorderde hoofdsom gedane constatering dat Securitas haar vorderingsrecht niet of onvoldoende aan het specifieke contract, de relevante voorwaarden en de concrete feiten relateert.
Deze uitkomst van de procedure brengt met zich dat Securitas verwezen wordt in de kosten van de procedure. De proceskosten worden aan de zijde van [gedaagde partij] echter op nihil gesteld.
BESLISSING
De vordering wordt integraal afgewezen bij gebrek aan solide grondslag.
Securitas wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde partij] op nihil begroot worden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter te Maastricht,
en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.