ECLI:NL:RBMAA:2011:BW6784

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
424448 CV EXPL 11-1669
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een bedrag met betrekking tot wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft Q-Park Beheer B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De vordering, ingesteld op 7 april 2011, betrof een betaling van € 119,87, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde heeft na het verlenen van uitstel schriftelijk geantwoord, maar heeft verder geen reactie gegeven op de conclusie van repliek van Q-Park. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet in verzuim was, omdat Q-Park niet had aangetoond dat de gedaagde schriftelijk in gebreke was gesteld. De kantonrechter oordeelde dat verzuim pas kan intreden na een ingebrekestelling, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit onaanvaardbaar maken. Q-Park heeft niet voldaan aan de stelplicht om aan te tonen dat de gedaagde in verzuim was vóór de dagvaarding. Hierdoor werd de wettelijke rente slechts toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, 7 april 2011. De kantonrechter wees de vordering van Q-Park toe, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente tot 7 april 2011. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat hij grotendeels in het ongelijk was gesteld. Dit vonnis is uitgesproken door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 424448 CV EXPL 11-1669
Vonnis van 17 augustus 2011
in de zaak
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-PARK BEHEER B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
verder te noemen: Q-Park
gemachtigde: J.L.M. Vercoulen, werkzaam bij de Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders te Roermond,
tegen
[gedaagde],
wonend te [adres],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
in persoon procederend.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Q-Park heeft bij dagvaarding van 7 april 2011 een vordering ingesteld tegen [gedaagde] onder meebetekening van 21 (deels meervoudige) producties.
[gedaagde] heeft na gevraagd en verkregen uitstel schriftelijk geantwoord.
Q-Park heeft vervolgens voor repliek geconcludeerd.
[gedaagde] heeft hier niet meer op gereageerd.
Hierna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak op heden gesteld is.
MOTIVERING
[gedaagde] is door de griffier bij een niet-geretourneerde dienstbrief van 23 juni 2011 uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld mondeling en/of schriftelijk te reageren op de conclusie van repliek van de wederpartij. [gedaagde] heeft echter nagelaten te reageren en heeft evenmin uitstel voor een dergelijke reactie verzocht.
Zijn aanvankelijk gevoerde verweer is in de conclusie van repliek gemotiveerd weersproken en de vordering is daarbij door Q-Park nader toegelicht en onderbouwd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat aan het oorspronkelijke verweer, als [gedaagde] dit al heeft willen handhaven, voorbijgegaan moet worden.
Het had op de weg gelegen van [gedaagde] om gedetailleerd in te gaan op de conclusie van repliek, nu de inhoud daarvan zeker tot aanvullende stellingname of tot toespitsing van het verweer aanleiding gaf. Daarbij komt dat [gedaagde] zijn verweer niet voldoende toegelicht en onderbouwd heeft.
De kantonrechter is evenwel van oordeel dat ten aanzien van [gedaagde] geen betalingsverzuim aangetoond is als bedoeld in artikel 6:81 BW, althans niet eerder dan 7 april 2011. Verzuim (art. 6:81 BW) treedt - behoudens uitzonderingen - in indien de schuldenaar op de voet van art. 6:82 BW in gebreke gesteld wordt. Ingevolge artikel 6:82 van het Burgerlijk Wetboek moet de partij die met een tekortkoming geconfronteerd wordt, de wederpartij eerst onder het stellen van een redelijke termijn schriftelijk aanmanen om de tekortkoming op te heffen. Pas wanneer vervolgens een deugdelijke prestatie uitblijft, treedt verzuim in. Q-Park heeft niet aangetoond dat zij [gedaagde] schriftelijk in gebreke gesteld heeft, zodat verzuim in beginsel niet ingetreden is. Met name laat Q-Park na om enige precisie te betrachten ten aanzien van haar globale bewering [gedaagde] in gebreke gesteld te hebben: in welke bewoordingen, op welke wijze en wanneer dit gedaan is, mag de kantonrechter raden, terwijl ook iedere mogelijkheid om een en ander aan enig document te toetsen ontbreekt. Resteert de vraag of [gedaagde] zonder ingebrekestelling in verzuim is komen te verkeren. In dat verband verdient opmerking dat onder omstandigheden het beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn of op grond van de redelijkheid en billijkheid een ingebrekestelling achterwege kan blijven zonder gevolgen voor het verzuim. Op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv rust op Q-Park de verplichting daartoe de vereiste feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen. Aan die op haar rustende gemotiveerde stelplicht heeft
Q-Park niet voldaan. Verzuim is derhalve niet zonder ingebrekestelling ingetreden.
Ook het beroep van Q-Park op de algemene voorwaarden ( ervan uitgaand dat deze in casu toepasselijk zijn) leidt er niet toe dat het ingaan van verzuim deswege aangenomen mag worden. Ook hier moet gezegd worden dat Q-Park nalaat te stellen op welk moment en krachtens welke in zulke voorwaarden opgenomen verzuimregel [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren eerder dan de dag van dagvaarding.
Bij gebreke van een dergelijke gemotiveerde en specifieke stellingname van Q-Park kan het intreden van verzuim niet eerder dan op 7 april 2011 gesteld worden, namelijk een verzuim als gevolg van het dagvaarden van [gedaagde]. De wettelijke rente kan dan ook slechts vanaf die datum worden toegewezen.
In directe samenhang hiermee moet geoordeeld worden dat alle aan de dagvaardingsdatum voorafgegane inspanningen van Q-Park en haar gemachtigde alsmede de daaraan gerelateerde kosten om [gedaagde] buiten rechte tot betaling te bewegen, niet voor vergoeding op de voet van artikel 6:96 lid 2 aanhef en sub c BW in aanmerking kunnen komen. Zij zijn immers verricht respectievelijk gemaakt in een periode waarvan niet vastgesteld kan worden dat [gedaagde] reeds in betalingsverzuim was. Noch de redelijke noodzaak noch de redelijke omvang van gestelde werkzaamheden en/of kosten valt in zo’n geval te bepalen. Veeleer is hetgeen deswege ondernomen is, in zo’n geval te duiden als prematuur, nutteloos, althans weinig zinvol.
Wel had [gedaagde] op enig moment kunnen en moeten verwachten dat Q-Park het er niet bij zou laten zitten, zodat het uiteindelijk dagvaarden van [gedaagde] niet als rauwelijkse daad aangemerkt kan worden.
Een en ander betekent dat de vordering van Q-Park zal worden toegewezen met uitzondering van de door haar gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten en met uitzondering van de post wettelijke rente tot 7 april 2011.
[gedaagde] dient wel, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, de kosten van het geding te dragen.
BESLISSING
Veroordeelt [gedaagde] om aan Q-Park tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 119,87, vermeerderd met de wettelijke naar hierover vanaf 7 april 2011 tot de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de kosten van het geding, aan de zijde van Q-Park tot deze uitspraak in totaal begroot op € 249,31, waaronder een bedrag van € 60,-- ter zake van salaris en noodzakelijk gemaakte verschotten van de gemachtigde van Q-Park.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. STAAL, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.
HP