ECLI:NL:RBMAA:2012:BW8725
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Compensatie voor ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis na toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 19 juni 2012 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, die op 27 september 2011 werd aangehouden na een echtelijke twist, vroeg een vergoeding voor de schade die hij zou hebben geleden door zijn inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De rechtbank oordeelde dat artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering de mogelijkheid van compensatie niet uitsluit, zelfs niet wanneer artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht is toegepast, wat betekent dat er geen straf of maatregel is opgelegd. De rechtbank benadrukte echter dat de billijkheidstoets, zoals beschreven in artikel 90 van het Wetboek van Strafvordering, vaak negatief zal uitvallen voor de verzoeker, omdat hij zich schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank overwoog dat, hoewel de verzoeker in principe recht had op een vergoeding, de omstandigheden van de zaak en de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht een belangrijke rol speelden. De rechtbank concludeerde dat er redenen van billijkheid waren om een vergoeding toe te kennen voor de dagen dat de verzoeker in voorarrest had gezeten, met name omdat hij op 28 september 2011 was gehoord en er geen verdere onderzoekshandelingen waren verricht na die datum. De rechtbank kende uiteindelijk een vergoeding toe van € 210,00 voor de dagen dat de verzoeker onterecht in voorarrest had gezeten.
De beslissing werd genomen door mr. R.A.J. van Leeuwen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.J. Koonen, griffier. De rechtbank beval de tenuitvoerlegging van de beschikking door het bedrag van € 210,00 over te maken aan de verzoeker, zodra de beslissing onherroepelijk was geworden.