ECLI:NL:RBMNE:2013:2789

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
604068-11
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 maart 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 maart 2011 in de gemeente Lopik betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, als bestuurder van een trekker met aanhanger, heeft een snorfietser, mevrouw [slachtoffer], aangereden, waardoor zij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen door de snorfietser in te halen op een smalle weg, terwijl er een auto uit tegenovergestelde richting naderde. De officier van justitie heeft de verdachte verweten dat hij de inhaalmanoeuvre niet veilig heeft uitgevoerd en dat hij de tegemoetkomende auto niet tijdig heeft gezien. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet in aanmerkelijke mate onvoorzichtig was en dat hij alles heeft gedaan om de verkeerssituatie goed in te schatten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte zijn zorgplicht heeft geschonden en dat zijn gedrag heeft geleid tot het ongeval en het letsel van de snorfietser. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit, dat valt onder artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het lange tijdsverloop sinds het ongeval en de omstandigheden van de verdachte, die als beroepschauffeur zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/604068-11(P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 21 maart 2013,
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] te [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 maart 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. H.G. Bouwman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 7 maart 2011 in de gemeente Lopik als bestuurder van een motorrijtuig zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval is ontstaan, tengevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Subsidiair is dit ten laste gelegd als het veroorzaken van gevaar op de weg.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 7 maart 2011 omstreeks 13.15 uur heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de Lopikerweg Oost in de gemeente Lopik. [2] Bij dit ongeval waren betrokken verdachte als bestuurder van een trekker met aanhanger en een snorfiets, bestuurd door het slachtoffer [slachtoffer] .
Verdachte reed met zijn trekker met aanhanger over die weg achter de snorfiets. Kort voor een flauwe overzichtelijke bocht naar rechts is verdachte de snorfiets gaan inhalen. Op dat moment heeft getuige [getuige] , die achter de door verdachte bestuurde trekker reed, al gezien dat er een auto uit tegenovergestelde richting naderde. [3] Verdachte stuurde naar links en verhoogde zijn snelheid. Op het moment dat verdachte met zijn voertuig de snorfietser voor ongeveer driekwart van de lengte van zijn trekker met aanhanger voorbij was, zag verdachte uit tegenovergestelde richting een auto naderen. [4] Vanwege de breedte van de weg (rijbaanbreedte van 4.90 meter) konden de drie voertuigen elkaar niet gelijktijdig passeren. [5] Teneinde een frontale botsing met de auto te voorkomen, heeft verdachte weer naar rechts gestuurd, [6] waarbij hij met het rechterachterwiel van de aanhanger de snorfietster heeft geraakt, die hierdoor ten val is gekomen. [7] Uit het proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse blijkt dat op de rechter achterband van de aanhanger een veegspoor is aangetroffen op de hoogte waar het stuur van de snorfiets zich heeft bevonden. [8] Als gevolg van de val heeft [slachtoffer] meerdere gezichtsbreuken opgelopen, te weten een jukbeen-, oogkas- en bovenkaakfractuur, en daarnaast een gebroken pols, een schedelbasisfractuur en een hersenkneuzing. [9]
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen in het verkeer. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een snorfietser is gaan inhalen op een weg met een flauwe bocht, dat hij daarbij een hem tegemoetkomende auto niet heeft gezien en dat hij, toen hij deze auto wel zag, te vroeg naar rechts heeft gestuurd waarbij hij met zijn voertuig, een tractor met aanhanger, de snorfietser heeft geraakt, waardoor deze snorfietser ten val is gekomen en zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De officier van justitie is van mening dat verdachte de hem tegemoetkomende auto had moeten zien voordat hij de inhaalmanoeuvre inzette, gelet op de overzichtelijke situatie ter plekke en de verklaring van de getuige [getuige] , die achter verdachte reed en de tegemoet komende auto wel heeft zien naderen. Verdachte had voor en tijdens het inhalen van de snorfietser anders moeten handelen. Hij is er van uitgegaan dat de snorfietser wel zou afremmen, maar daar mocht hij niet van uitgaan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte vlak voor en op het moment van het ongeval niet in aanmerkelijke mate onvoorzichtig, onachtzaam of onoplettend is geweest. Verdachte heeft zich, voordat hij besloot de snorfietser in te halen, vergewist van de snelheid van deze snorfietser en heeft de weg voor hem overzien. Verdachte heeft gemeend dat hij de snorfietser veilig kon inhalen en is daarbij bedachtzaam te werk gegaan. Hij zag dat de weg voor hem vrij was. Tijdens de inhaalmanoeuvre zag verdachte ineens een auto met hoge snelheid tegemoet komen. Hij realiseerde zich dat hij gelet op de breedte van de weg de snorfietser volledig voorbij gereden zou moeten zijn om terug naar rechts te kunnen sturen, zodat de auto hem kon passeren. Verdachte heeft door continue zijn blik te wisselen tussen de snorfietser, middels zijn rechterbuitenspiegel, en de tegemoetkomende auto, de situatie onder controle willen houden. Bij het terugsturen naar rechts heeft verdachte de snorfietser continue in de gaten gehouden middels zijn spiegels. Toen de tegemoetkomende auto was gepasseerd, zag verdachte dat de snorfietser gevallen was.
Verdachte heeft er alles aan gedaan om de verkeerssituatie goed in te schatten, doch hij heeft één inschattingsfout gemaakt. Het maken van een enkele inschattingsfout is naar de mening van de verdediging niet aan te merken als onoplettend, onvoorzichtig of onbedachtzaam verkeersgedrag en derhalve onvoldoende om schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW94) bewezen te kunnen verklaren.
Er kan niet uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW94.
Voor een bewezenverklaring dient er naast de inschattingsfout door verdachte nog meer verwijtbaar handelen van verdachte te zijn, doch daarvan is niet gebleken Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, aldus de verdediging.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid van verdachte. Verdachte is in een flauwe bocht naar rechts op een vrij smalle weg een snorfietser gaan inhalen. Er was sprake van een overzichtelijke bocht volgens verdachte, hetgeen bevestigd wordt door de foto’s van de situatie ter plekke [10] en de verklaring van getuige [getuige] , die achter de trekker van verdachte reed. Uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat de auto die uit de tegenovergestelde richting kwam aanrijden, reeds zichtbaar moet zijn geweest voor verdachte voor hij de inhaalmanoeuvre inzette. Niet duidelijk is waarom verdachte deze auto niet heeft zien aankomen voordat hij besloot om de snorfietser te gaan inhalen. Het is verdachte dan ook te verwijten dat hij die auto niet heeft zien aankomen. Daarbij komt dat op verdachte als beroepschauffeur, rijdend op een vrij smalle weg in een groot en log voertuig, te weten een landbouwtrekker met een volle aanhanger, een extra zorgplicht rust ten opzichte van zwakkere verkeersdeelnemers als de snorfietser. Verdachte heeft deze zorgplicht naar het oordeel van de rechtbank geschonden. Gelet op al deze omstandigheden heeft verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen in het verkeer.
Het letsel van de bestuurder van de snorfiets, mevrouw [slachtoffer] is een direct gevolg van de aanrijding met het voertuig van verdachte en is als zwaar lichamelijk letsel aan te merken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 7 maart 2011 in de gemeente Lopik, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmee rijdend over de weg, de Lopikerweg Oost, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, met de door hem bestuurde trekker met aanhanger een voor hem op die Lopikerweg Oost rijdende snorfietser in te halen op het moment dat een tegemoetkomend voertuig reeds te dicht was genaderd om de snorfietser nog veilig in te kunnen halen, waardoor verdachte plotseling naar rechts moest uitwijken om een aanrijding met dat tegemoetkomende voertuig te voorkomen waardoor verdachte met de aanhanger de snorfietser heeft geraakt, waardoor die snorfietser ten val is gekomen,
waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere gezichtsbreuken (jukbeen, oogkas en bovenkaak) en een gebroken pols en een schedelbasisfractuur en een hersenkneuzing werd toegebracht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot
* een werkstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
* een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit.
In geval van een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging aangegeven in te kunnen stemmen met de oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf. Tegen het opleggen van een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen maakt de verdediging bezwaar. Verdachte is first-offender en heeft zijn rijbewijs nodig voor zijn werk. Hij is beroepschauffeur en kan zonder zijn rijbewijs het bedrijf van zijn werkgever niet bereiken. Zonder rijbewijs loopt verdachte het risico ontslagen te worden.
Het verkeersongeval heeft zich op de dag der terechtzitting precies twee jaar geleden afgespeeld en met het lange tijdsverloop dient rekening gehouden te worden bij het bepalen van de op te leggen straf.
De verdediging heeft geen bezwaar gemaakt tegen de oplegging van een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld en heeft daardoor een verkeersongeval veroorzaakt tussen de door hem bestuurde tractor met aanhanger en de door [slachtoffer] bestuurde snorfiets. Tengevolge van dit ongeval heeft mevrouw [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waarvan zij blijkens een schriftelijke verklaring thans, twee jaar na het ongeval, nog niet volledig is hersteld en waardoor zij nog steeds in haar dagelijkse bezigheden wordt belemmerd.
Naast dit zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer, heeft verdachte ook financiële schade veroorzaakt voor het slachtoffer en haar verzekeraar.
De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 januari 2013 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat zij tot een andere kwalificatie van de gradatie van de schuld van verdachte komt dan de officier van justitie. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat het verkeersongeval al twee jaar geleden is gebeurd en het niet te wijten is aan verdachte dat de zaak niet eerder bij de rechtbank is aangebracht.
Gelet hierop zal de rechtbank een werkstraf van kortere duur opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de gevorderde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen overweegt de rechtbank dat het ongeval twee jaar geleden heeft plaatsgevonden en dat het Openbaar Ministerie het destijds blijkbaar niet nodig heeft gevonden het rijbewijs van verdachte direct na het ongeval in te vorderen en in te houden. Het opleggen van een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen acht de rechtbank thans niet meer opportuun, temeer nu verdachte het rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
Aan verdachte zal wel een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen worden opgelegd, teneinde hem de strafwaardigheid van zijn gedrag te doen inzien en hem er van te doordringen dat op hem als beroepschauffeur van een groot en zwaar landbouwvoertuig een extra verantwoordelijkheid rust.
Aan deze voorwaardelijk op te leggen bijkomende straf zal de rechtbank een proeftijd verbinden van één (1) jaar, vanwege het lange tijdsverloop en omdat niet gebleken is dat verdachte na het verkeersongeval met politie en justitie in aanraking is geweest ter zake van soortgelijke en/of andere verkeersdelicten.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

Het slachtoffer [slachtoffer] heeft een zogeheten voegingsformulier benadeelde partij ingediend. Zij vordert echter geen schade, omdat deze op een andere wijze wordt vergoed.
De rechtbank zal dan ook geen beslissing geven op het ingediende voegingsformulier.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van TACHTIG (80) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van VEERTIG (40) dagen.
Veroordeelt voorts tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van ZES (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
Beveelt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.A. Brouwer, voorzitter,
mrs. C.A.M. van Straalen en E.M. de Stigter, rechters,
in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 maart 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Primair
hij op of omstreeks 07 maart 2011 in de gemeente Lopik als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg,
de Lopikerweg Oost zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
met de door hem bestuurde trekker met aanhanger een voor hem op die Lopikerweg
Oost rijdende snorfietser in te halen op het moment dat een tegemoetkomend
voertuig reeds dicht was genaderd, in elk geval te dicht was genaderd om de
snorfietser nog veilig in te kunnen halen, waardoor verdachte plotseling naar
rechts moest uitwijken om een aanrijding met dat tegemoetkomend voertuig te
voorkomen waardoor verdachte tegen de snorfietser is aangereden, in elk geval
met de aanhanger de snorfietser heeft geraakt, waardoor die snorfietser ten
val is gekomen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
meerdere gezichtsbreuken (jukbeen, oogkas en bovenkaak) en/of een gebroken
pols en/of een schedelbasisfractuur en/of een hersenkneuzing, of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair
hij, op of omstreeks 07 maart 2011, in de gemeente Lopik, als bestuurder van
een motorrijtuig (trekker met aanhanger), heeft gereden op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, Lopikerweg Oost,
met de door hem bestuurde trekker met aanhanger een voor hem op die Lopikerweg
Oost rijdende snorfietser in te halen op het moment dat een tegemoetkomend
voertuig reeds dicht was genaderd, in elk geval te dicht was genaderd om de
snorfietser nog veilig in te kunnen halen, waardoor verdachte plotseling naar
rechts moest uitwijken om een aanrijding met dat tegemoetkomend voertuig te
voorkomen waardoor verdachte tegen de snorfietser is aangereden, in elk geval
met de aanhanger de snorfietser heeft geraakt, waardoor die snorfietser ten
val is gekomen,
door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pag. 5, alinea 1, proces-verbaal aanrijding
3.Pag. 28, verklaring getuige R. [getuige]
4.Verklaring verdachte ter terechtzitting
5.Pag. 26, Proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse, alinea 3.
6.Verklaring verdachte ter terechtzitting
7.Pag. 29, verklaring getuige R. [getuige]
8.Pag. 21, VOA-rapportage, punt 2.4.2., en pag. 22, foto 8
9.Pag. 36, geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , en pag. 37, een schrijven van het Universitair Medisch Centrum Utrecht betreffende [slachtoffer] .
10.Pag. 15 en 16, VOA-rapportage, foto 1 en foto 2