ECLI:NL:RBMNE:2013:3091

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
C/07/10/539 R
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beeindiging van de schuldsanering zonder schone lei wegens tekortkomingen in informatie- en sollicitatieplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juli 2013 uitspraak gedaan in het kader van een schuldsanering. De schuldenaar, die eerder in 2010 onder de schuldsaneringsregeling was geplaatst, heeft zich niet gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit deze regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar onvoldoende informatie heeft verstrekt aan de bewindvoerder en niet aantoonbaar heeft gesolliciteerd. Tijdens de zitting op 11 juli 2013 werd duidelijk dat de schuldenaar niet aan zijn informatieplicht voldeed en dat er een nieuwe schuld was ontstaan bij het LBIO van € 2.249,40. De bewindvoerder had herhaaldelijk verzocht om informatie, maar de schuldenaar kwam pas op het laatste moment met stukken, wat de rechtbank als problematisch beschouwde.

De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar onvoldoende inspanningen had geleverd om een baan te vinden en dat hij zijn verplichtingen niet nakwam. De rechtbank wees erop dat de schuldenaar niet op de hoogte was van de noodzaak om schriftelijk te solliciteren, maar dit werd niet als een geldig excuus gezien, aangezien hij eerder was geïnformeerd over zijn verplichtingen. Bovendien bleek dat de schuldenaar contante betalingen deed voor zijn alimentatie, wat de controle door de bewindvoerder bemoeilijkte.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de schuldenaar toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen en dat er geen schone lei verleend kon worden. De rechtbank beëindigde de schuldsanering en stelde vast dat de schuldenaar in staat van faillissement zou verkeren zodra het vonnis in kracht van gewijsde ging. De rechtbank benoemde ook de rechter-commissaris en curator voor het faillissement en stelde het salaris van de bewindvoerder vast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Civiel recht
locatie Lelystad
zaaknummer: C/07/10/539 R
nummer verklaring: ZEW0311000096
uitspraakdatum: 25 juli 2013
uitspraak op grond van artikel 354 van de Faillissementswet
(“einduitspraak geen schone lei na verificatievergadering”)

enkelvoudige kamer

Bij vonnis van deze kamer van 25 juni 2010 is de schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:

[A],

geboren op[geboortedatum] te[geboorteplaats],
wonende [adres 1], [postcode 1][woonplaats],
voorheen handelend onder de naam [bedrijf 1],
gevestigd [adres 2], [postcode 2] [vestigingsplaats],
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Almere,
onder nummer[nummer].
De rechtbank heeft kennis genomen van het proces-verbaal van de op 24 april 2013 gehouden verificatievergadering.
Op 11 juli 2013 heeft een terechtzitting als bedoeld in artikel 353 van de Faillissementswet (Fw) plaatsgevonden. Op deze terechtzitting zijn verschenen de bewindvoerder en schuldenaar, bijgestaan door zijn advocaat mr. N. El- Ghazi.
De bewindvoerder stelt in haar vijfde tevens eindverslag van 4 maart 2013 als bedoeld in artikel 351a van de Fw dat schuldenaar zich niet houdt aan zijn verplichtingen die uit de schuldsaneringsregeling voortvloeien. Schuldenaar informeert de bewindvoerder onvoldoende. Daarnaast heeft schuldenaar vanaf januari 2013 niet aantoonbaar gesolliciteerd. Voorts is er een nieuwe schuld ontstaan bij LBIO van € 2.249,40. Deze betreft een periode van 25 juni 2010 tot en met november 2011.
Per brief van 5 juli 2013 heeft de bewindvoerder de rechtbank geïnformeerd betreffende de laatste stand van zaken. Op 7 maart 2013 heeft ze weliswaar uitgebreid telefonisch contact gehad met schuldenaar, hij heeft daarna slechts eenmalig iets aangeleverd en sindsdien houdt hij zich wederom niet aan zijn informatieplicht. Er ontbreken nog veel stukken. Daarnaast solliciteert schuldenaar nog steeds niet, althans niet aantoonbaar. Voorts is de nieuw ontstane schuld bij LBIO nog niet ingelost.
Per faxbericht van 10 juli 2013 van de advocaat van schuldenaar zijn alsnog de ontbrekende gegevens overgelegd. Daarnaast is een formulier van het UWV overgelegd waarop zijn sollicitaties staan vermeld vanaf januari 2013. Voorts zijn een tweetal verklaringen bijgevoegd van de vader en vriendin van schuldenaar, waarin zij verklaren bereid te zijn een schenking van € 2000 te doen, teneinde de nieuw ontstane schuld van schuldenaar te voldoen
De bewindvoerder verklaart ter zitting dat zij nog geen kennis heeft genomen van het faxbericht van 10 juli 2013 (met bijlagen), gezien het late tijdstip van indiening. Voorts verbaast het haar dat, ondanks haar herhaaldelijke verzoeken, één dag voor de zitting ineens wel alle stukken kunnen worden aangeleverd.
Over het niet voldoen aan zijn informatieplicht heeft schuldenaar ter zitting desgevraagd verklaard dat de voorganger van zijn huidige bewindvoerder heeft gezegd dat hij de gevraagde informatie slechts één keer per kwartaal moest verstrekken. Door drukte op zijn werk heeft hij vervolgens de brieven en e-mails betreffende de informatieverzoeken van zijn bewindvoerder gemist. In januari 2013 is hij naar eigen zeggen onverwacht ontslagen door zijn werkgever, dit was een enorme klap voor hem aangezien hij daar 3 á 4 jaar keihard heeft gewerkt voor een minimumloon. Daarnaast kreeg hij in diezelfde periode te kampen met zeer ernstige privéproblemen. Toen hij vervolgens de brief van zijn bewindvoerder ontving, waarin zij de rechtbank adviseert hem geen schone lei te verlenen, stortte zijn wereld in. Pas een week geleden heeft hij de draad weer opgepakt. Voorts geeft hij wel toe dat hij de regeling vanaf het begin heeft onderschat en dat hij het anders had moeten aanpakken. Daarnaast heeft schuldenaar verklaard wel degelijk te solliciteren, echter dit gebeurd alleen mondeling, zoals gebruikelijk in zijn branche. Hij was er niet van op de hoogte dat de sollicitaties schriftelijk moesten geschieden en ook niet dat hij tevens buiten zijn eigen branche hoort te solliciteren.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het is de rechtbank genoegzaam gebleken dat schuldenaar zich niet aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen heeft gehouden door onvoldoende informatie te verstrekken aan de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft schuldenaar diverse malen verzocht om bij haar, voor een doelmatig verloop van de schuldsaneringsregeling, noodzakelijke informatie aan te leveren, doch schuldenaar heeft telkens nagelaten de gevraagde informatie aan te leveren. Schuldenaar is vervolgens pas één dag voor de beëindigingszitting met deze stukken over de brug gekomen, terwijl deze gegevens al geruime tijd in zijn bezit waren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat schuldenaar gedurende de regeling onvoldoende aan zijn informatieplicht heeft voldaan.
Uit de aan de rechtbank ter beschikking gestelde stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, leidt de rechtbank af dat schuldenaar over een periode van zes maanden onvoldoende aantoonbaar heeft gesolliciteerd. Hij dient zich tot het uiterste in te spannen om een baan te vinden, zodat hij een hoger inkomen verwerft. Door dit na te laten zijn de schuldeisers mogelijk benadeeld. Het argument van schuldenaar dat hij niet wist dat hij schriftelijk moest solliciteren, gaat niet op. Immers schuldenaar is bij de behandeling van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op zijn verplichtingen gewezen. Bovendien heeft de bewindvoerder schuldenaar herhaaldelijk schriftelijk op zijn verplichtingen gewezen en zijn de verplichtingen tijdens het huisbezoek van de bewindvoerder besproken.
Voorts is vast komen te staan dat er een nieuwe schuld is ontstaan bij LBIO van € 2.249,40 betreffende een betaalachterstand alimentatie in de periode van 25 juni 2010 tot en met november 2011. Zijn vriendin en zijn vader hebben zich weliswaar bereid verklaard deze schuld te willen voldoen, het genoemde geldbedrag is nog niet ontvangen op de boedelrekening. Daarnaast heeft schuldenaar ter zitting verklaard vanaf november 2011 de alimentatie contant aan zijn ex-partner te betalen, omdat dit anders in haar schuldsanering zou worden “weggenomen”. Hiermee werkt schuldenaar er bewust aan mee de (buitengerechtelijke) schuldsaneringsregeling van zijn ex-partner te frustreren en haar schuldeisers te benadelen. De rechtbank is van oordeel dat deze werkwijze van schuldenaar als zeer kwalijk dient te worden aangemerkt.
Voorts heeft de rechtbank geconstateerd dat op de (daags voor de zitting door de advocaat van schuldenaar overgelegde) bankafschriften van schuldenaar een aantal voor sanieten zeer ongebruikelijke afschrijvingen aan restaurants, boekwinkels en slijterijen staan, die gezien zijn inkomen van € 866,00 niet te rechtvaardigen zijn.
Hieromtrent heeft schuldenaar desgevraagd tijdens de zitting aanvankelijk verklaard dat hij nog steeds af en toe werkzaamheden verricht ten behoeve van zijn ex-werkgever [bedrijf 2] voor klanten die hij destijds heeft aangebracht. Daarvoor moet hij de kosten voor etentjes en geschenken voorschieten en kan hij die vervolgens declareren. Deze bedragen ontvangt hij contant terug.
Op de vraag van de rechtbank of hij voor deze werkzaamheden door [bedrijf 2] betaald wordt, heeft schuldenaar geantwoord dat dit niet het geval is. De rechtbank heeft hem vervolgens voorgehouden dat dit verbazing wekt, gelet op zijn eerdere verklaring dat zijn ontslag door [bedrijf 2] (waar hij de afgelopen jaren volgens zijn eigen opgave tegen het minimumloon als General Manager heeft gewerkt) voor hem volslagen onverwacht kwam en dat hij daardoor zeer teleurgesteld was in [bedrijf 2]. Schuldenaar heeft hierop geantwoord dat hij met de directeur van [bedrijf 2] heeft afgesproken dat in ruil voor zijn werkzaamheden na afloop van de schuldsaneringsregeling bekeken zal worden wat [bedrijf 2] nog voor schuldenaar kan doen.
Schuldenaar heeft later aan deze verklaring toegevoegd dat het niet allemaal uitgaven ten behoeve van [bedrijf 2] betreft, maar dat het (ook) gaat om privé-uitgaven voor onder meer etentjes met zijn vriendin. Omdat zij het niet prettig vindt om te betalen, schiet hij deze bedragen voor en betaalt zij hem vervolgens contant terug.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van schuldenaar niet getuigen van een saneringsgerichte houding. Allereerst acht de rechtbank het niet geloofwaardig dat schuldenaar, gelet op de manier waarop hij naar eigen zeggen is ontslagen bij zijn ex-werkgever, nog steeds (onbetaalde) werkzaamheden voor het bedrijf verricht. Uit het (niet altijd eenduidige) betoog van schuldenaar kan bovendien worden afgeleid dat met [bedrijf 2] is afgesproken dat hij voor werkzaamheden die hij tijdens de schuldsaneringsregeling verricht pas een vergoeding (in enige vorm) zal ontvangen na afloop van de schuldsaneringsregeling. Op deze wijze worden de crediteuren van schuldenaar ernstig benadeeld.
Verder acht de rechtbank de verklaring voor de gepinde bedragen in restaurants weinig geloofwaardig. De omstandigheid dat schuldenaar mogelijkheden ziet om geld op te nemen voor luxe uitgaven, terwijl zijn inkomen lager is dan het vastgestelde vrij te laten bedrag, doet de rechtbank vermoeden dat schuldenaar in werkelijkheid meer inkomsten heeft dan dat hij heeft opgegeven aan de bewindvoerder. Hiermee zijn naar het oordeel van de rechtbank de schuldeisers benadeeld.
Schuldenaar laat zich, naar eigen zeggen, regelmatig met contant geld (terug)betalen, ook zijn alimentatieplicht voldoet hij met contant geld. De rechtbank is van oordeel dat door deze contante geldstromen het de bewindvoerder zeer moeilijk wordt gemaakt haar controlerende taken naar behoren uit te voeren. Hiermee heeft hij de schuldsaneringsregeling gefrustreerd.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat schuldenaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
Schuldenaar heeft voorts onvoldoende feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit kan volgen dat hem geen verwijt kan worden gemaakt van deze tekortkomingen. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het niet naar behoren nakomen van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen aan schuldenaar is toe te rekenen.
Aan schuldenaar zal derhalve geen schone lei verleend worden.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.

Beslissing

De rechtbank:
stelt vast dat schuldenaar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, zonder daarbij toepassing te geven aan artikel 354 lid 2 van de Faillissementswet;
beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
verstaat dat de schuldenaar in staat van faillissement zal verkeren zodra dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en benoemt in het faillissement van schuldenaar tot rechter-commissaris mr. C.P. Lunter, en tot curator J.Baan, Maatschappelijke Dienstverlening Flevoland, Postbus 1034 8200 BA Lelystad;
stelt het bedrag van het salaris vast op € 1.547,00 exclusief btw, zijnde € 1.848,49 inclusief btw en de overige boedelkosten op € 29,60 aan reiskosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M. Peper en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2013. [1]