ECLI:NL:RBMNE:2013:3788

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2013
Publicatiedatum
17 september 2013
Zaaknummer
16-656609-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere strafbare feiten waaronder bedreiging, mishandeling en diefstal

Op 17 september 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, mishandeling, bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht, diefstal, vernieling en wederrechtelijk binnendringen in een woning. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken, met bijzondere voorwaarden, en een werkstraf van 60 uren. De zaak kwam ter terechtzitting naar aanleiding van een incident op 10 oktober 2012, waarbij de verdachte de aangeefster, [slachtoffer], bedreigde en mishandelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 11 oktober 2012 tot en met 17 december 2012 niet heeft voldaan aan een gedragsaanwijzing die hem was opgelegd, en dat hij meermalen contact heeft gezocht met de aangeefster, ondanks het contactverbod. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als bewijs gebruikt, en heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten wegens gebrek aan bewijs, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster, die zich niet veilig voelde in haar eigen woning. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een contactverbod met de aangeefster, om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/656609-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 17 september 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], Marokko, op [1990],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 september 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw, mr. F.E. den Hertog, advocaat te Veenendaal, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
niet heeft voldaan aan een bevel gegeven door de officier van justitie, inhoudende een gedragsaanwijzing op grond van artikel 509hh, eerste lid, aanhef en onder b, Wetboek van Strafvordering, inhoudende dat verdachte zich moet onthouden van contact met[slachtoffer];
Feit 2:
[slachtoffer] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht door tegen haar te zeggen: “Ik steek je neer”;
[slachtoffer] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht door tegen haar telefonisch te zeggen: “Je komt vandaag met mij praten en als je niet praat dan zoek ik je zelf wel op, dan maak ik eerst jou dood en dan de rest om je heen, familie, vrienden, je bent nergens veilig en anders steek ik het huis van je ouders in de fik”;
[slachtoffer] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht door haar via sms- en/of pingberichten de woorden toe te voegen: “Ik ga een jaar in de gevangenis of langer en jij zal helemaal kapot zijn”, en “Als ik zeker weet dat je helemaal niks meer met me te maken wil, dan spoor ik je op en maak ik je af, als ik je niet krijg, krijgt niemand je”;
Feit 3 (652230-13):
[slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen tegen haar hoofd, gezicht te slaan en door haar met kracht te duwen, waardoor zij letsel en pijn heeft opgelopen;
Feit 4 (652230-13):
[slachtoffer] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht door tegen haar te zeggen: Ik schop je verrot, ik maak je dood”;
Feit 5 (652230-13):
twee deuren en een kozijn van [slachtoffer] heeft vernield door daartegenaan te trappen en te slaan;
Feit 6 (652230-13):
een simkaart heeft gestolen van [slachtoffer];
Feit 7:
de woning van [slachtoffer] aan de[adres] te [woonplaats] wederrechtelijk is binnengedrongen.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Waardering van het bewijs

3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 1, 2C, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Voor wat betreft feit 3 kan volgens de officier van justitie niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte meerdere malen tegen het hoofd van[slachtoffer] heeft geslagen, nu verdachte slechts één slag heeft bekend en getuige [getuige] twijfelt over het aantal slagen.
Voor wat betreft feit 4 kan volgens de officier van justitie slechts wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte[slachtoffer] heeft bedreigd met de woorden: “Ik schop je verrot”. Van het overige gedeelte van de tenlastelegging moet verdachte in de visie van de officier van justitie worden vrijgesproken.
Voor wat betreft de feiten 2A en 2B bevindt zich naast de aangifte geen aanvullend bewijs in het dossier. Nu aangeefster ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij zich ook niet meer kan herinneren of verdachte deze bedreigingen heeft geuit, moet verdachte hiervan worden vrijgesproken, aldus de officier van justitie.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen een bewezenverklaring van de feiten 1, 5 en 7. Voor wat betreft feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, voor zover de mishandeling één slag betreft. De raadsvrouw is met de officier van justitie van mening dat zich voor het meermalen slaan tegen het hoofd van[slachtoffer] onvoldoende bewijs in het dossier bevindt.
De raadsvrouw stelt dat verdachte van de feiten 2A, B en C moet worden vrijgesproken. De bedreigingen worden door verdachte ontkend en ten overstaan van de rechter-commissaris kan[slachtoffer] ook niet langer bevestigen dat zij de bedreigingen heeft gehoord. De bedreigingen via sms en /of ping, zoals ten laste gelegd onder 2C, zijn bij het uitlezen van de in beslag genomen Blackberry niet teruggezien.
Voor wat betreft feit 4 is door de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit. Door verdachte wordt ook ontkend dat hij[slachtoffer] op deze wijze heeft bedreigd.
Ten slotte moet verdachte volgens de raadsvrouw worden vrijgesproken van het onder 6 ten laste gelegde feit. Verdachte was in de veronderstelling dat hij slechts zijn eigen telefoontoestel uit de kamer van[slachtoffer] had meegenomen. Hij had niet gedacht aan de mogelijkheid dat in de telefoon een simkaart van[slachtoffer] zou zitten. Het oogmerk tot het wederrechtelijk wegnemen van de simkaart ontbreekt daarom.
3.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van de feiten 2A, 2B en 2C:
De rechtbank is van oordeel dat zich onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt om tot een bewezenverklaring te komen van de feiten 2A, 2B en 2C. In latere verklaringen heeft aangeefster[slachtoffer] zelf gezegd dat zij niet meer weet of verdachte de bedreigingen zoals neergelegd in de tenlastelegging van de feiten 2A en 2B heeft geuit. Getuige [getuige], die zich ten tijde van het incident op 10 oktober 2012 ook in de woning van aangeefster bevond, heeft ook niet over deze bedreigingen verklaard.
De bedreiging zoals neergelegd in de tenlastelegging van feit 2C is uitsluitend gebaseerd op de verklaring van aangeefster. Zij heeft de tekst van het bedreigende sms-bericht aan een verbalisant voorgelezen, maar de verbalisant heeft niet gecontroleerd of dit daadwerkelijk de inhoud was van het door haar ontvangen bericht. Bovendien is dit sms-bericht niet naar voren gekomen bij het uitlezen van de telefoon van aangeefster.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de aan hem onder 2A, 2B en 2C ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem onder feit 1 ten laste is gelegd op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld. De rechtbank baseert zich hierbij op de navolgende bewijsmiddelen. Omdat het hier een bekennende verdachte betreft, zal de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van 3 september 2013; [2]
- een gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast op grond van artikel 509hh Wetboek van Strafvordering, gericht aan[verdachte], d.d. 11 oktober 2012; [3]
- een kennisgeving van inbeslagneming van een telefoon van het merk Blackberry type Bold 9900 van[verdachte], d.d. 17 december 2012; [4]
- een proces-verbaal d.d. 19 december 2012 met bijlagen, inhoudende een weergave van verkregen gegevens uit het onderzoek van een GSM-telefoon van het merk Black Berry, type Bold 9900. [5]
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de periode van 11 oktober 2012 tot en met 17 december 2012 niet heeft voldaan aan de aan hem gegeven gedragsaanwijzing, nu deze is opgemaakt en aan verdachte is uitgereikt op 11 oktober 2012 en in de gedragsaanwijzing staat vermeld dat deze ingaat met ingang van heden. De rechtbank zal de aanvangsdatum van de ten laste gelegde periode daarom op de hiervoor vermelde wijze aanpassen.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem onder feit 3 ten laste is gelegd op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld. De rechtbank baseert zich hierbij op de navolgende bewijsmiddelen. Omdat het hier een bekennende verdachte betreft, zal de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van 3 september 2013; [6]
- de aangifte van [slachtoffer] d.d. 10 oktober 2012; [7]
- de verklaring van getuige [getuige], zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van 3 september 2013. [8]
Ten aanzien van feit 5:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem onder feit 5 ten laste is gelegd op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld. De rechtbank baseert zich hierbij op de navolgende bewijsmiddelen. Omdat het hier een bekennende verdachte betreft, zal de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van 3 september 2013; [9]
- de aangifte van [slachtoffer] d.d. 10 oktober 2012; [10]
- de verklaring van getuige [getuige], zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van 3 september 2013; [11]
- de bevindingen van de verbalisanten die naar aanleiding van de melding ter plaatse zijn gekomen. [12]
Ten aanzien van feit 7:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem onder feit 7 ten laste is gelegd op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld. De rechtbank baseert zich hierbij op de navolgende bewijsmiddelen. Omdat het hier een bekennende verdachte betreft, zal de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van 3 september 2013; [13]
- de aangifte van [slachtoffer] d.d. 10 oktober 2012; [14]
- de verklaring van getuige [getuige], zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van 3 september 2013. [15]
Ten aanzien van feit 4:
[slachtoffer] heeft in haar aangifte verklaard dat[verdachte] op 10 oktober 2012 naar haar woning te Utrecht is gekomen. Ze hoorde dat[verdachte] voor haar kamerdeur stond en hard schreeuwde. Ze was bang en dacht dat[verdachte] haar iets aan zou doen. [16] [slachtoffer] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat zij in ieder geval heeft gehoord dat verdachte heeft geschreeuwd: “Ik schop je kapot”. [17]
De huisgenoot van [slachtoffer], [getuige], heeft als getuige ter terechtzitting bevestigd dat[verdachte] op 10 oktober 2012 in hun woning te Utrecht bedreigingen uitte in de richting van[slachtoffer] als: “Ik schop je verrot”. [18]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de desbetreffende dag in de woning van[slachtoffer] tegen[slachtoffer] heeft gescholden. [19]
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de woorden: “Ik schop je verrot”, althans woorden van gelijke strekking, in de richting van[slachtoffer] heeft geuit, zoals ten laste gelegd onder feit 4. Van het overige gedeelte van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte vrijspreken bij het ontbreken aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
De door verdachte geuite woorden zijn van dien aard en onder zodanige omstandigheden tot[slachtoffer] gericht, dat bij haar de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte het misdrijf waarmee hij dreigde ook zou plegen. Er is daarom sprake van een bedreiging in de zin van artikel 285 Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van feit 6:
[slachtoffer] heeft in haar aangifte verklaard dat [verdachte] op 10 oktober 2012 naar haar woning te Utrecht is gekomen en haar telefoon, een Blackberry, heeft weggepakt en in zijn broekzak heeft gestopt. [20] Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft[slachtoffer] verklaard dat de telefoon van[verdachte] was, maar dat de simkaart die erin zat van haar was. Ze had[verdachte] geen toestemming gegeven de telefoon mee te nemen. [21]
Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij het telefoontoestel van het merk Blackberry, dat[slachtoffer] van hem had geleend, uit haar kamer heeft meegenomen. Op een later ogenblik zag hij dat er een simkaart in de telefoon zat. [22]
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 6 ten laste gelegde diefstal van de simkaart van[slachtoffer]. Door ongevraagd de telefoon weg te pakken die hij voor langere tijd aan[slachtoffer] in bruikleen had gegeven, had verdachte zich rekenschap moeten geven van de mogelijkheid dat hij tevens de simkaart van[slachtoffer] zou wegnemen. Mobiele telefoons worden doorgaans immers alleen gebruikt als zich daarin een simkaart bevindt en verdachte wist dat[slachtoffer] de betreffende telefoon ook daadwerkelijk in gebruik had. Vastgesteld kan daarom worden dat het oogmerk van verdachte mede was gericht op de wederrechtelijke wegneming van de simkaart van[slachtoffer].

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 11 oktober 2012 tot en met 17 december 2012 te Utrecht en/of Rotterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel gegeven door de officier van justitie inhoudende een gedragsaanwijzing aan verdachte gegeven op grond van artikel 509hh, eerste lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering, welke gedragsaanwijzing schriftelijk aan de verdachte was bekend gemaakt en welk bevel inhield dat verdachte zich gedurende de periode van 11 oktober 2012 tot en met 9 januari 2012,
- diende te onthouden van contact met [slachtoffer]
immers heeft verdachte, terwijl hij wist dat aan hem dit bevel was gegeven, in bovengenoemde periode meermalen die[slachtoffer] in persoon ontmoet/gezien en 66 keer, een SMS-bericht naar die[slachtoffer] gestuurd en 190 keer gebeld naar die [slachtoffer] en meermalen een ping-bericht naar die[slachtoffer] gestuurd;
3.
(652230-13)
op 10 oktober 2012 te Utrecht, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] tegen het
(achter)hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde[slachtoffer] pijn heeft ondervonden;
4.
(652230-13)
op 10 oktober 2012 te Utrecht [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde[slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schop je verrot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
(652230-13)
op 10 oktober 2012 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk twee deuren en een kozijn, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met kracht tegen de deuren te trappen/schoppen en/of met kracht tegen de deuren te slaan;
6.
(652230-13)
op 10 oktober 2012 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een simkaart, toebehorende aan [slachtoffer];
7.
(652230-13)
op 10 oktober 2012 te Utrecht, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning
gelegen aan de[adres] en in gebruik bij [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, (http://wetten.overheid.nl/BWBR0001903/VierdeBoek/TitelIID/Artikel509hh/geldigheidsdatum_09-09-2013)van (http://wetten.overheid.nl/BWBR0001854/TweedeBoek/TitelVIII/Artikel184a/geldigheidsdatum_09-09-2013)het Wetboek (http://wetten.overheid.nl/BWBR0001854/TweedeBoek/TitelVIII/Artikel184a/geldigheidsdatum_09-09-2013)van Strafvordering
Feit 3:mishandeling
Feit 4:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 5:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en/of beschadigen
Feit 6:diefstal
Feit 7:in een woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2C, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt medewerking aan een psychisch onderzoek en behandeling, alsmede een contactverbod met [slachtoffer] gedurende de gehele proeftijd. Verder heeft de officier van justitie gevorderd op te leggen een werkstraf van 80 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen, met aftrek van het voorarrest naar de maatstaf van 2 uren per dag dat verdachte in detentie heeft doorgebracht, een en ander met directe uitvoerbaarheid.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voorgesteld een gevangenisstraf op te leggen van gelijke duur als het voorarrest. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de dagen die verdachte nog heeft vastgezeten in verband met zijn overtreding van de schorsingsvoorwaarden in juli en ook afgelopen weekend. Om het mogelijk te maken aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen, heeft de verdediging voorgesteld ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte is bereid mee te werken aan bijzondere voorwaarden. Tegen de oplegging van een contactverbod heeft de verdediging zich echter verzet. Verdachte heeft vernomen dat[slachtoffer] weer contact met hem zou willen hebben en hij staat daar ook voor open. De oplegging van een contactverbod zou dit onmogelijk maken. De verdediging kan zich wel vinden in de oplegging van een werkstraf.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Daarbij heeft hij [slachtoffer] op nare wijze lastig gevallen. Hij is haar woning binnengedrongen terwijl zij duidelijk aan hem kenbaar had gemaakt dat hij niet welkom was, hij heeft daarbij twee deuren van die woning vernield, hij heeft haar bedreigd en geslagen. Verder heeft verdachte, nadat hem een contactverbod was opgelegd met[slachtoffer], meermalen berichten naar[slachtoffer] gestuurd en hij heeft haar sindsdien ook (op zijn initiatief) ontmoet.
Verdachte heeft bij[slachtoffer] door zijn handelen angst en paniek teweeg gebracht, zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van[slachtoffer]. Verdachte is onder meer de woning van[slachtoffer] binnengedrongen en heeft haar daar mishandeld en bedreigd, waardoor zij zich zelfs in haar eigen woning niet meer veilig voelde. De duidelijke signalen van[slachtoffer] dat hij haar met rust moest laten, heeft verdachte stelselmatig genegeerd. Hij heeft aldus geen enkel respect getoond voor de persoonlijke levenssfeer van[slachtoffer].
Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten in aanraking gekomen met politie en justitie. De justitiële documentatie van verdachte d.d. 4 juli 2013 maakt wel melding van twee veroordelingen voor vermogensdelicten en meerdere overtredingen in het verkeer.
De reclassering schetst in het rapport d.d. 11 april 2013 een beeld over verdachte dat zorgen baart. Vermeld wordt dat het huiselijk geweld jegens[slachtoffer] mogelijk is gepleegd onder invloed van alcohol en drugs en dat de feiten zijn ingegeven door angst en frustratie. Niet uit te sluiten is volgens de reclassering dat verdachte door afwijzing in zijn gezin in het verleden, angst heeft gehad zijn vriendin[slachtoffer] kwijt te raken en dat hij vanuit die angst heeft gehandeld. Zijn handelen wordt omschreven als een impulsieve en agressieve reactie in een situatie van stress en heftige emoties.
Verdachte heeft steeds gezegd open te staan voor behandeling, maar de contacten met de reclassering zijn tijdens zijn schorsing moeizaam verlopen. Het probleembesef wordt door de reclassering ook als laag ingeschat. Ook het contact met de onderzoekende psycholoog drs. T.W. van de Kant is moeilijk tot stand gekomen, waardoor er slechts één gesprek heeft kunnen plaatsvinden. Dit heeft ertoe heeft geleid dat de psycholoog in zijn rapport d.d. 7 februari 2013 geen eindconclusies heeft kunnen trekken. Vastgesteld is door de psycholoog dat een en ander met verdachte aan de hand is, zoals een scheefgroei in de persoonlijkheidsontwikkeling, maar of ook sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, kan alleen worden bepaald aan de hand van verder onderzoek. Aanbevolen wordt dergelijk onderzoek te laten plaatsvinden in een forensisch psychiatrische kliniek, waar als nodig - vervolgens een passend zorgtraject kan worden gestart. De reclassering heeft ook geadviseerd dit als bijzondere voorwaarde op te nemen en de rechtbank zal de reclassering en psycholoog hierin volgen. Verder zal de rechtbank, gelijk het advies van de reclassering, in het kader van bijzondere voorwaarden een meldingsgebod opleggen.
De rechtbank zal de officier van justitie volgen in haar eis voor wat betreft het contactverbod in het kader van de bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet risico’s in mogelijk nieuw contact tussen verdachte en[slachtoffer]. Met name omdat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven open te staan voor contact met[slachtoffer] en hij ervan uitgaat dat ook zij dat wenst, terwijl[slachtoffer] in haar slachtofferverklaring van 12 juni 2013 expliciet verklaart dat zij hoopt dat verdachte haar met rust laat, acht de rechtbank een contactverbod van belang.
De rechtbank zal voornoemde bijzondere voorwaarden verbinden aan een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een werkstraf opleggen van 60 uren met aftrek van het voorarrest. Deze werkstraf is van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank tot een beperktere bewezenverklaring is gekomen.
Omdat - gelet op het door de deskundigen weergegeven beeld van verdachte – er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank beslissen dat de op te leggen straf dadelijk uitvoerbaar is.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van[slachtoffer]
[slachtoffer],levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor bewezen geachte feiten onder de nummers 3, 4 en 7 rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 250,-- (tweehonderdenvijftig euro) aan immateriële schade. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Behandeling van het restant van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan het bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22dc, 22d, 24c, 36f, 57, 138, 184a, 285, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 2A, 2B en 2C ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, (http://wetten.overheid.nl/BWBR0001903/VierdeBoek/TitelIID/Artikel509hh/geldigheidsdatum_09-09-2013)van (http://wetten.overheid.nl/BWBR0001854/TweedeBoek/TitelVIII/Artikel184a/geldigheidsdatum_09-09-2013)het Wetboek (http://wetten.overheid.nl/BWBR0001854/TweedeBoek/TitelVIII/Artikel184a/geldigheidsdatum_09-09-2013)van Strafvordering
Feit 3:mishandeling
Feit 4:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 5:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en/of beschadigen
Feit 6:diefstal
Feit 7:in een woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
drie (3) weken.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde moet zich uiterlijk op 20 september 2013melden bij de reclassering, Reclassering Nederland, Adviesunit 1 Rotterdam, Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam, tel. 010-2210555.
Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd van twee jaren blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelde mag gedurende de proeftijd van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen, zoeken of hebben met[slachtoffer], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelde wordt verplicht mee te werken aan onderzoek bij De Waag of een soortgelijke forensische zorginstelling.
Veroordeelde wordt verplicht zich te laten behandelen bij De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
zestig(
60) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee (2) uren per dag.
Wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 250,-- (zegge tweehonderdenvijftig euro) voor de onder 3, 4 en 7 bewezenverklaarde feiten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 oktober 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan[slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van aan de Staat te betalen € 250,-- (zegge tweehonderdenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 oktober 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 5 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Wijna, voorzitter, mrs. M.C. Oostendorp en J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
17 september 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2012 tot en met 17 december 2012
te Utrecht en/of Rotterdam, althans in Nederland opzettelijk niet heeft
voldaan aan een bevel gegeven door de officier van justitie inhoudende een
gedragsaanwijzing aan verdachte gegeven op grond van artikel 509hh, eerste lid
aanhef en onder b van het wetboek van strafvordering, welke gedragsaanwijzing
schriftelijk aan de verdachte was bekend gemaakt en welk bevel inhield dat
verdachte zich gedurende de periode van 11 oktober 2012 tot en met 9 januari
2012,
- zich diende te onthouden van contact met [slachtoffer]
immers heeft verdachte, terwijl hij wist of had moeten weten dat aan hem/haar
dit bevel was gegeven, in bovengenoemde periode meermalen die[slachtoffer] in
persoon ontmoet/gezien en/of 66 keer, althans meermalen een SMS-bericht naar
die[slachtoffer] gestuurd en/of 190 keer, althans meermalen gebeld naar die[slachtoffer]
en/of 168 keer, althans meermalen een ping-bericht naar die[slachtoffer]
gestuurd;
2.
A.
hij in of omstreeks de periode van 9 december tot en met 10 december 2012 te
Rotterdam, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde[slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik
steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
B.
hij op of omstreeks 10 december 2012 te Utrecht en/of Rotterdam, althans in
Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde[slachtoffer] (telefonisch) dreigend de woorden toegevoegd :"Je komt
vandaag met mij praten en als je niet praat dan zoek ik je zelf wel op. Dan
maak ik eerst jou dood en dan de rest om je heen, familie, vrienden" en/of "Je
bent nergens veilig en anders steek ik het huis van je ouders in de fik",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
C.
hij op of omstreeks 10 december 2012 te Utrecht en/of Rotterdam en/of
Nieuwegein, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde[slachtoffer] (via sms en/of via een of meer pingberichten) dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik ga een jaar in de gevangenis of langer en jij zal helemaal kapot zijn"
en/of "Als ik zeker weet dat je helemaal niks meer met me te maken wilt dan
spoor ik je op en maak ik je af. Als ik je niet krijg, krijgt niemand je"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
(652230-13)
hij op of omstreeks 10 oktober 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen op/tegen het
(achter)hoofd en/of gezicht heeft geslagen en/of met kracht heeft geduwd,
waardoor voornoemde[slachtoffer] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft
ondervonden;
4.
(652230-13)
hij op of omstreeks 10 oktober 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
Van Kuik dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schop je verrot, ik maak je
dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
(652230-13)
hij op of omstreeks 10 oktober 2012 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk
twee deuren en/of een kozijn, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door
toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk met kracht tegen de deuren aan te
trappen/schoppen en/of met kracht tegen de deuren aan te slaan;
6.
(652230-13)
hij op of omstreeks 10 oktober 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een simkaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
7.
(652230-13)
hij op of omstreeks 10 oktober 2012 te Utrecht, althans in arrondissement
Utrecht, (meermalen) wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen
aan de[adres] en in gebruik bij [slachtoffer], althans bij een
ander of anderen dan bij verdachte.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL091A 2012283451 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2013.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast, d.d. 11 oktober 2012.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving inbeslagneming d.d. 17 december 2012, pagina 3.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van onderzoek naar een telefoon, pagina 26-19.
6.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2013.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 10 oktober 2012, opgenomen in het dossier met nummer PL091A 2012225851, zonder doorlopende paginanummering.
8.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2013.
9.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2013.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 10 oktober 2012, opgenomen in het dossier met nummer PL091A 2012225851, zonder doorlopende paginanummering.
11.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2013.
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van [verbalisant 1] en [verbalisant 2], d.d. 10 oktober 2012, opgenomen in het dossier met nummer PL091A 2012225851, zonder doorlopende paginanummering.
13.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2013.
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 10 oktober 2012, opgenomen in het dossier met nummer PL091A 2012225851, zonder doorlopende paginanummering.
15.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2013.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 10 oktober 2012, opgenomen in het dossier met nummer PL091A 2012225851, zonder doorlopende paginanummering.
17.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 13 augustus 2013, pagina 2.
18.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2013.
19.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2013.
20.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 10 oktober 2012, opgenomen in het dossier met nummer PL091A 2012225851, zonder doorlopende paginanummering.
21.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 13 augustus 2013, pagina 2.
22.Proces-verbaal van de terechtzitting van 3 september 2013.