Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker
de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De aard van de overtreden norm leent zich als zodanig voor zowel een punitieve als een reparatoire reactie van de overheid. De norm is immers ook ingericht als prikkel om de verkeersveiligheid te waarborgen door voor de overtreder een gedragsveranderend, educatief element op te nemen. Het doel dat door de regelgever aan de maatregel is meegegeven, is reparatoir van aard. Over de aard en de ernst van de maatregel overweegt de voorzieningenrechter dat van bestuurders zoals verzoeker met een rijbewijs in de categorie BE aan wie een ASP wordt opgelegd, het rijbewijs voor de categorie BE (of enige categorie anders dan B) feitelijk voor de duur van ten minste 24 maanden ongeldig wordt verklaard.
Gelet op al deze elementen en op het arrest Nilsson/Zweden van 13 december 2005, LJN: 3572, van het EHRM waarbij de ongeldigverklaring van een rijbewijs voor 18 maanden als punitieve sanctie werd aangemerkt, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om in zijn voorlopig oordeel anders te oordelen nu het hier gaat om een ongeldigverklaring van minimaal 24 maanden van het rijbewijs voor de categorie BE als direct en onmiddellijk gevolg van de oplegging van het ASP. Hierbij heeft de voorzieningenrechter ook betrokken de overwegingen van het EHRM in zijn arrest Escoubet/Belgie van 28 oktober 1999, LJN:AD5192, dat gaat over de intrekking van een rijbewijs voor de duur van vijftien dagen. Het EHRM overwoog over de zwaarte van deze maatregel dat het effect van de intrekking van het rijbewijs tijdelijk van aard was, aangezien het rijbewijs slechts voor vijftien dagen kon worden ingetrokken en uitsluitend onder bijzondere omstandigheden de mogelijkheid bestond dit twee keer te verlengen. De impact van de maatregel was wat reikwijdte en duur betreft volgens het EHRM dan ook niet voldoende substantieel om hem om die reden te classificeren als punitief in de zin van artikel 6, tweede en derde lid, van het EVRM. Bij dit oordeel heeft de voorzieningenrechter verder laten meewegen dat, zoals hierboven al is vastgesteld, de oplegging van het ASP niet tot stand is gekomen naar aanleiding van omstandigheden en met inachtneming van de waarborgen waarin een algehele ongeldigverklaring van een rijbewijs kan plaatsvinden na een medisch onderzoek. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het ASP voor rijbewijshouders zoals verzoeker met categorie BE, anders dan rijbewijshouders met alleen categorie B, een punitieve sanctie is in de zin van artikel 6, tweede en derde lid, van het EVRM. De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland van 5 juni 2013 (ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2422).