ECLI:NL:RBMNE:2013:4991
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van verzoekschrift in appartementsrecht en uitleg van splitsingsreglement versus huishoudelijk reglement
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 september 2013, zijn twee besloten vennootschappen, verzoekende partijen, in geschil met een Vereniging van Eigenaren (VvE) over de ontvankelijkheid van hun verzoekschrift en de uitleg van de splitsingsakte. De verzoekende partijen hebben op 8 april 2013 een verzoekschrift ingediend, maar de VvE heeft aangevoerd dat dit verzoek te laat is ingediend. De kantonrechter heeft de procedure op 28 augustus 2013 behandeld en op 24 september 2013 uitspraak gedaan.
De kern van het geschil draait om de vraag of de verzoekende partijen ontvankelijk zijn in hun verzoek tot vernietiging van een besluit van de VvE. De verzoekende partijen stellen dat de oproep voor de vergadering niet tijdig is verzonden, terwijl de VvE betoogt dat de verzoekende partijen niet ontvankelijk zijn omdat zij de termijn voor indiening van het verzoek hebben overschreden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoeker sub 2, een eigenaar, niet tijdig heeft gereageerd, terwijl verzoeker sub 1, een huurder, wel ontvankelijk is omdat deze pas later kennis heeft genomen van het besluit.
De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat de splitsingsakte en het splitsingsreglement voorrang hebben boven het huishoudelijk reglement. Dit betekent dat de bepalingen in het splitsingsreglement, waaronder de termijn voor het bijeenroepen van een vergadering, leidend zijn. De verzoekende partijen hebben onvoldoende onderbouwd dat het besluit van de VvE in strijd is met de wettelijke of statutaire bepalingen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek van verzoeker sub 1 om het besluit te vernietigen, niet kan worden toegewezen, en heeft beide verzoekende partijen in de proceskosten veroordeeld.
De beslissing van de kantonrechter is dat verzoeker sub 2 niet ontvankelijk wordt verklaard en het verzoek van verzoeker sub 1 wordt afgewezen. Beide verzoekende partijen worden hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 800,- aan salaris voor de gemachtigde van de VvE.