ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ3646

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
16/710975-11 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving en gebruik van een jammer in een ontvoeringszaak

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 7 maart 2013 uitspraak gedaan in een zaak tegen de verdachte, die samen met anderen beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte werd ervan beschuldigd op 28 april 2011 het slachtoffer, [slachtoffer], met geweld in een auto te hebben geduwd en hem vervolgens in een garage in Kaatsheuvel te hebben vastgehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer gedurende zijn opsluiting onderworpen was aan bedreigingen en geweld, en dat hij met tie-rips was geboeid. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de daadwerkelijke ontvoering niet bewezen geacht, maar wel bij het vasthouden van het slachtoffer in de garage. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren, waarbij rekening is gehouden met zijn rol in het delict en zijn strafblad. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die een hogere straf had geëist, niet gevolgd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de dagvaarding geldig was en dat de bewijsvoering, waaronder DNA- en vingerafdrukken, voldoende was om de verdachte te veroordelen voor het medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, waaronder gijzeling en het gebruik van een jammer, omdat niet bewezen was dat hij hierbij betrokken was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/710975-11 (P)
vonnis van de meervoudige kamer van 7 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [1969],
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in PI Nieuwegein – HvB Nieuwegein te Nieuwegein.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door zijn raadsman mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam. De rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
2. Tenlastelegging
De tenlastelegging is ter zitting van 21 februari 2013 gewijzigd. De tenlastelegging is, met wijziging, als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: samen met (een) ander(en) opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden, met het oogmerk (een) ander(en) te dwingen iets te doen, namelijk het betalen van een geldbedrag of niet te doen, namelijk het verbieden contact op te nemen met de politie;
1 subsidiair: samen met (een) ander(en) [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden;
feit 2: samen met (een) ander(en) opzettelijk een radiozendapparaat, te weten een vier band mobiele telefoon jammer, heeft aangelegd, aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt terwijl hen voor het gebruik van frequentieruimte geen vergunning was verleend, dan wel dat hij samen met (een) ander(en) (subsidiair) dat feit heeft doen plegen door [getuige 1], dan wel dat hij samen met (een) ander(en) (meer subsidiair) door het plaatsen van voornoemde jammer opzettelijk enig geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie heeft vernield en/of beschadigd of onbruikbaar heeft gemaakt en of een stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk heeft veroorzaakt, dan wel dat hij samen met (een) ander(en) (meest subsidiair) dat laatstgenoemde feit heeft doen plegen door [getuige 1].
3. Geldigheid van de dagvaarding
3.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich bij pleidooi aangesloten bij het door mr. J.P. Plasman gevoerde verweer dat de dagvaarding partieel nietig verklaard dient te worden. De raadsman heeft er daarbij op gewezen dat het onder 1 primair ten laste gelegde onder meer doelt op wederrechtelijke vrijheidsberoving, met het oogmerk om de daar daargenoemde personen, althans een derde, te dwingen iets te doen dan wel iets niet te doen. Uit het dossier is volgens de raadsman geenszins gebleken wie er echter gedwongen zou moeten worden. Nu dit uit de dossiers niet is gebleken en de zinsnede “althans (een) derde(n)” te onbepaald is verzoekt de raadsman de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde nietig te verklaren.
3.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de er voldoende bewijsmiddelen in het dossier voorhanden zijn die er op wijzen dat er wel een geldbedrag geëist zou worden. Nu echter niet duidelijk is geworden van wie dit geld geëist zou worden is voorshands in de tenlastelegging ook “althans (een) derde(n) opgenomen”. De officier van justitie heeft dan ook verzocht het verweer van de raadsman strekkende tot nietigheid van de dagvaarding te verwerpen.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding voldoet aan alle eisen zoals deze zijn gesteld in artikel 261 Wetboek van Strafvordering. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman. De dagvaarding is geldig.
4. De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. Waardering van het bewijs
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft er daarbij op gewezen dat uit de verklaringen van [getuige 2] en [slachtoffer] niet is gebleken wie de bron is die hun de namen van de vermeende ontvoerders heeft verstrekt. Daarnaast is uit de taps niet gebleken dat verdachte een strafbare rol heeft gespeeld in de ten laste gelegde feiten. Voort heeft de raadsman er op gewezen dat onvoldoende vast staat dat het DNA-materiaal dat is aangetroffen in de handschoenen afkomstig is van verdachte en dat niet is gebleken dat het aantreffen daarvan verband houdt met de ontvoering. Met betrekking tot de gehouden enkelvoudige fotoconfrontatie met getuige [getuige 1] heeft de raadsman aangevoerd dat hier geen sprake is van een betrouwbare, voor het bewijs bruikbare, herkenning. Uit niets is volgens de raadsman gebleken dat het dactyspoor van verdachte dat is aangetroffen op een pizzadoos verband houdt met de ontvoering.
5.3 De feiten blijkend uit de bewijsmiddelen.
5.3.1 De meldingen met betrekking tot de ontvoering
Op donderdag 28 april 2011 omstreeks 20.30 uur komt kort na elkaar een drietal 112 meldingen binnen bij de politie. De melders hadden gezien dat een man op de [adres] te [woonplaats]met geweld in een donkerkleurige auto was geduwd. Dit zou zijn gebeurd door een tweetal personen met zwarte bivakmutsen op hun hoofd. Uit één van de meldingen blijkt dat de persoon die kennelijk eerder met geweld in de auto was geduwd heeft geprobeerd om uit de auto te komen, maar dat hij vervolgens hard werd geslagen en de auto weer werd ingetrokken. De man had hierbij volgens deze melder hard om hulp geroepen en was tijdens deze worsteling zijn slipper verloren.
5.3.2 De verklaring van [slachtoffer] over de ontvoering
Het latere slachtoffer, [slachtoffer], heeft hierover verklaard dat hij die dag omstreeks 20.00 uur wegging bij zijn vriend [A], wonende aan de [adres] te [woonplaats]. Aldaar sprongen er plotseling drie gemaskerde mannen uit een daar geparkeerde auto. Deze mannen sloegen hem op zijn gezicht, stompten hem op zijn rug en werkten hem tegen de grond. Vervolgens werd hij door deze mannen in een gereed staande auto gegooid. De autoportier werd hierna met geweld dichtgegooid waardoor er een diepe wond aan zijn onderbeen ontstond. De daders bonden ook tie-rips om zijn handen en benen. Na later te zijn overgeplaatst in een andere auto werd hij overgebracht naar een kleine ruimte, met daarin alleen een bank, een luchtbed en een zelfgemaakt toilet op een jerrycan. Volgens [slachtoffer] moest hij zich uitkleden en een wit gewaad aantrekken. [slachtoffer] verklaarde ook dat hij 24 uur per dag werd bewaakt en dat er altijd een bewaker met een bivakmuts en een lang geweer voor het hok stond. Tijdens zijn verblijf in dit hok kreeg hij onder meer pizza aangeboden.
5.3.3 De door de ontvoerder(s) gevoerde telefoongesprekken met [A]
Op 29 april 2011 omstreeks 00.25 uur werd de politie verzocht te gaan naar de [adres] te [woonplaats], zijnde de woning van [slachtoffer]. Ter plaatste vertelde voornoemde [A] dat [slachtoffer] die avond omstreeks 20.30 uur was ontvoerd vanaf de [adres] te [woonplaats]. Op het moment dat de verbalisanten met deze [A] in gesprek waren werd hij gebeld door de vermoedelijke ontvoerders. Aan [A] werd toen telefonisch medegedeeld: “Hou zijn familie kalm, wij hebben hem, geen politie”. Dit werd gehoord door een aanwezige verbalisant en ook [A] heeft dit later tegenover de politie verklaard.
5.3.4 De verklaring van [getuige 2]
De ochtend na de ontvoering, 29 april 2011 omstreeks 06.20 uur, heeft [getuige 2], zijnde de (half) broer van [slachtoffer] zich gemeld bij de politie. Hij vertelde dat hij de namen wist van de personen die zijn broer hadden ontvoerd. [getuige 2] noemt dan als de daders: [B], [medeverdachte 1], wonende in Overvecht te Utrecht en [verdachte]. Deze laatstgenoemde zou ongeveer 39-40 jaar oud zijn. De namen van deze daders had hij gehoord van een persoon die omstreeks 04.00 uur die ochtend naar hem was toegekomen.
5.3.5 Het aantreffen van de jammer en de gestolen Seat Leon
Op maandag 2 mei 2011 omstreeks 11.30 uur kwam er bij het Agentschap Telecom van het Ministerie van Economische Zaken een melding binnen betreffende een ernstige verstoring van het gsm-verkeer in Kaatsheuvel. Ook was er sprake van verstoring van het GPS-signaal. Deze storingen zouden op 28 april 2011, omstreeks 22.00 uur, zijn begonnen. Uit onderzoek bleek dat de verstoringen werden veroorzaakt vanuit een autoschadeherstelbedrijf aan de [adres] te [woonplaats]. In dit bedrijf, genaamd [naam], werd een in werking zijnde “jammer” aangetroffen.
In deze inpandige garage stond tevens een zwarte Seat Leon zonder kentekenplaten. Door de verbalisanten werd onder meer gezien dat er op de achterbank twee witte tie-rips lagen. In de sigarettenaansteker-aansluiting werd een lader aangetroffen welke past op de aangetroffen jammer. Bij navraag bleek deze Seat Leon gestolen te zijn en besloten werd een takelbedrijf in te schakelen om dit voertuig weg te slepen.
5.3.6 De ontsnapping van [slachtoffer]
Door de heer [C], chauffeur van de takelwagen die de Seat Leon kwam ophalen, is verklaard dat hij op 2 mei een gestolen auto moest ophalen. Toen hij op de Canadesestraat te Kaatsheuvel stilstond klopte er ineens een man op het raampje van zijn cabine. Deze man was van Turkse of Marokkaanse komaf en droeg een wit laken of gewaad dat onder het bloed zat. Ook zag [C] dat de man een blauw oog had en overal op zijn onderarmen blauwe plekken had. Deze man vertelde hem dat hij vier dagen eerder in Zeist was ontvoerd. Deze man bleek de eerder genoemde [slachtoffer] te zijn. [slachtoffer] vertelde tegenover de politie dat de ontvoerders eerder die dag hadden geprobeerd hem in een kofferbak te stoppen, maar dat hij had weten te ontsnappen. Aan hem werd een luchtfoto getoond en hij was er zeker van dat hij werd vastgehouden in een deel van het pand van garagebedrijf [naam]. Die avond werd in voornoemd pand een doorzoeking verricht door het onderzoeksteam.
5.3.7 De verklaringen van [getuige 1]
De hiervoor al genoemde eigenaar van de garage, [getuige 1], heeft meerdere verklaringen afgelegd tegenover de politie en is in een later stadium ook gehoord door de rechter-commissaris. Hij heeft verklaard dat hij werd benaderd door een man die zijn telefoonnummer had gekregen van [D]. Met deze man maakte hij een afspraak voor een ontmoeting bij een benzinestation in Overvecht. Deze man was van Marokkaanse afkomst en noemde zich [medeverdachte 2]. Een paar dagen hierna kwam deze [medeverdachte 2] samen met een lange Marokkaan naar zijn garage in Kaatsheuvel. Van begin af aan waren deze mannen volgens [getuige 1] agressief in zijn richting en bedreigden ze hem en zijn familie. Ze toonden hem daarnaast wapens die ze bij zich droegen om hun bedreigingen kracht bij te zetten. [medeverdachte 2] vertelde [getuige 1] dat hij een man wilde brengen en dat ze daar een paar mensen bij zouden zetten. [medeverdachte 2] bepaalde dat de man vastgehouden diende te worden in een ruimte naast de wasstraat. Deze mannen hielden hierna steeds contact met [getuige 1]. De dag voor Koninginnedag of nog een dag eerder werd hij zo rond 20.00 uur a 21.00 uur door de mannen gebeld met een niet zichtbaar nummer. Er werd toen gezegd dat het pakket onderweg was. De lange en [medeverdachte 2] verschenen vervolgens bij zijn pand en zeiden dat de deur van het garagebedrijf open gedaan moest worden. Vervolgens reed de Seat, die de politie nu had meegenomen, naar binnen. Hierna zag hij dat drie mannen uit de Seat stapten en zag hij dat zij allen, met uitzondering van de lange, een bivakmuts op hadden. Alle drie de mannen hadden daarnaast een lang geweer in hun handen. [getuige 1] wist dat de man gevangen werd gehouden in zijn pand, maar heeft de man niet gezien.
Buiten [medeverdachte 2] en die lange Marokkaan had hij wel naar schatting 10 verschillende personen gezien die betrokken waren bij het bewaken van de man. Over de door de politie aangetroffen jammer heeft [getuige 1] verklaard dat deze door [medeverdachte 2] was meegenomen op het moment dat ook de man werd gebracht. [getuige 1] heeft deze jammer met behulp van [medeverdachte 2] en de lange bevestigd tussen de isolatie van de wand. Op het moment dat hij dat deed hielden [medeverdachte 2] en de lange de trap vast waarop hij stond.
Na de eerste dag had [getuige 1] de mannen naar Utrecht gebracht en zijn zij in zijn auto, een donkerblauwe Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken], weggereden. De lange jongen was de dag nadat de politie er was nog langsgekomen en had hem 2 biljetten van 500 euro gegeven. [getuige 1] begreep hieruit dat hij zijn mond moest houden. Op 11 juni 2011 werd één van de bewakers door [getuige 1] beschreven als een man van 50 a 55 jaar, klein ongeveer 1.60 meter, kalend bovenop zijn hoofd, met een kleine snor en een smal gezicht. Deze man had hij ongeveer 2 maal gezien.
Op 15 juni 2011 werd laatstgenoemde auto, na een melding van [getuige 1], bij hem in de straat aangetroffen. In deze auto werden onder meer een broodzakje en een aansteker veiliggesteld.
5.3.8 De verklaring van [getuige 3]
[getuige 3], een vriend van [getuige 1], heeft op 12 mei 2011 verklaard dat hij de afgelopen maand bijna dagelijks in de garage van [getuige 1] is geweest. Op het moment dat hij op 2 mei 2011 bij de Seat Leon stond in de garage liep volgens [getuige 3] een lange Marokkaanse jongen voor de ingang langs. Hij kende deze jongen niet en schatte zijn lengte op 1.90 meter. Dezelfde jongen kwam een of twee dagen later weer binnen. Hij sprak [getuige 3] toen aan en vroeg naar [getuige 1]. Deze jongen had hij nog een keer bij de garage gezien. Deze jongen was toen samen met twee andere jongens. De een was ongeveer 1.65 m lang en van Marokkaanse afkomst. Volgens [getuige 3] had deze jongen een pistool in zijn jaszak en werd er [medeverdachte 2] naar deze jongen geroepen.
5.3.9 De fotobewijsconfrontaties met [getuige 3] en [getuige 1]
Op 25 mei 2011 (de rechtbank begrijpt dat het in het proces-verbaal van bevindingen genoemde jaartal 2010 een kennelijke typefout moet zijn geweest) werden aan de getuige [getuige 3] twee verschillende sessies getoond van respectievelijk 40 en 20 foto’s. In de fotosessie van 40 foto’s zat een foto van [medeverdachte 2]. Verbalisant [verbalisant] hoorde dat [getuige 3], nadat de foto van [medeverdachte 2] op het beeldscherm werd getoond zei: “HO! HO! Dat is [medeverdachte 2]. Ik heb verteld van pistool en winterjas.”
In de andere fotosessie zat de foto van [medeverdachte 1]. Het betrof hier een foto van [medeverdachte 1] met lang krullend haar. Nadat aan [getuige 3] werd gevraagd of de door hem bedoelde persoon zich in de selectie bevond antwoordde [getuige 3]: “de man op foto nummer 11” “Deze man met dit lange haar denk ik van [medeverdachte 2] te kennen. Deze man heeft nu echter kort krulletjes haar. Kort aan de zijkant en iets langer bovenop.
Op 1 juni 2011 heeft er met [getuige 1] een drietal meervoudige fotoconfrontaties plaatsgevonden. [getuige 1] herkende daarbij [medeverdachte 1] als de man die hij in de eerdere verklaring “de lange” had genoemd. Ook herkende hij [medeverdachte 2] als de man die hij eerder [medeverdachte 2]/[medeverdachte 2] had genoemd. Verder herkende hij [E], als de man die de bewaker was geweest.
Op 22 juni 2012 werd aan [getuige 1] een foto getoond met de vraag: “Wie is dit?” [getuige 1] antwoordde meteen dat dit de man was die hij vorig jaar twee keer had gezien. Het betrof hier een recente foto van verdachte [verdachte].
5.3.10 Het forensisch sporenonderzoek
Sporen op een pizzadoos
Tijdens onderzoek in het garagepand werden in een container, die stond voor de ruimte waar de bewakers zich volgens [slachtoffer] bevonden, onder meer twee pizzadozen aangetroffen. Op deze pizzadozen werden identificeerbare vingersporen aangetroffen, spoornummers AADHO250NL, AADS3853NL, AADS3854NL en AADS3855NL.
De hiervoor genoemde identificeerbare vingersporen op één van de aangetroffen pizzadozen werden ter vergelijking aangeboden aan het geautomatiseerde vingerafdrukken systeem (HAVANK). Hieruit bleek dat de sporen geïdentificeerd konden worden op verdachte [verdachte].
Sporen op een handschoen in de Seat Leon
In de bij het garagebedrijf aangetroffen Seat Leon is in het portiervak een handschoen (AADP1248NL#01) aangetroffen. Deze handschoen is aan de gehele binnenzijde bemonsterd en na onderzoek door het NFI is gebleken dat er een match is met het DNA mengprofiel van een onbekende man en van verdachte [medeverdachte 2]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het in deze handschoen aangetroffen DNA-profiel is kleiner dan één op zeven miljoen.
Sporen op handschoenen in de bewakersruimte
Het NFI heeft met betrekking tot de twee handschoenen, die werden aangetroffen in de ruimte waar de bewakers zich volgens [slachtoffer] bevonden, gerapporteerd dat op de binnenzijde van de linkerhandschoen (AADP1068NL#01) een DNA mengprofiel is aangetroffen van vier personen, waaronder van verdachte [medeverdachte 1] en van verdachte [verdachte]. Op de rechterhandschoen (AADP1068NL#02) is een DNA mengprofiel aangetroffen van drie personen, waaronder van verdachte [verdachte]. Bij de hiervoor genoemde conclusies was het niet mogelijk gebleken dit statistisch te onderbouwen. De officier van justitie heeft gelet hierop het NFI verzocht om, indien mogelijk, een waarschijnlijkheidsoordeel te geven.
In het rapport d.d. 29 november 2012 heeft het NFI een dergelijk oordeel gegeven. Kort gezegd luidde dat oordeel ten aanzien van de linkerhandschoen dat de bevindingen van het DNA-onderzoek “veel waarschijnlijker” zijn als de handschoen (bemonstering) DNA-materiaal bevat van verdachte [medeverdachte 1] en [verdachte] en twee willekeurig gekozen niet aan de persoon of aan elkaar verwante personen dan wanneer de handschoen (bemonstering) DNA-materiaal bevat van vier willekeurig gekozen niet aan elkaar verwante personen.
Ten aanzien van de rechterhandschoen luidde het oordeel ten aanzien van de bemonstering dat de bevindingen van het DNA-onderzoek “zeer veel waarschijnlijker” zijn als de handschoen (bemonstering) DNA-materiaal bevat van verdachte [verdachte] en twee willekeurig gekozen niet aan de persoon of aan elkaar verwante personen dat wanneer de handschoen (bemonstering) DNA-materiaal bevat van drie willekeurig gekozen niet aan elkaar verwante personen.
Aan de kwalificatie “veel waarschijnlijker” wordt een factor gekoppeld van 100 tot 10.000 keer waarschijnlijker en aan de kwalificatie van “zeer veel waarschijnlijker” wordt een factor gekoppeld van 10.000 tot 1.000.000 keer waarschijnlijker.
Sporen aangetroffen in de auto van [getuige 1]
In [getuige 1], die tijdens de ontvoering volgens [getuige 1] werd gebruikt door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] werd een dactyloscopisch spoor, met nummer AADH029NL, aangetroffen op een broodzak. Dit spoor werd geidentificeerd op [medeverdachte 1]. Daarnaast werd na vergelijkend DNA-onderzoek door het NFI een match gevonden tussen DNA aangetroffen op deze broodzak (ADDM5675NL) en het DNA profiel van verdachte [medeverdachte 1]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het op de broodzak aangetroffen DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Daarnaast werd in deze VW Golf onder de bank een aansteker aangetroffen waarop zich een DNA spoor bevond en waarbij de bemonstering een DNA mengprofiel betreft van verdachte [medeverdachte 2] en minimaal twee andere personen, waarbij een statistische onderbouwing niet mogelijk is gebleken.
5.4 Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen allereerst vast dat het slachtoffer [slachtoffer] op 28 april 2011 omstreeks 20.30 uur met geweld in een auto is gegooid en hierna is vervoerd naar het garagebedrijf [naam] te [woonplaats]. Aldaar is hij door zijn ontvoerders in een kleine kamer gevangen gehouden tot het moment dat hij op 2 mei 2011 wist te ontsnappen. Deze gang van zaken is ook niet door de verdediging weersproken of betwist.
5.4.1 Overwegingen omtrent het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of er in juridische zin sprake is geweest van de onder feit 1 primair ten laste gelegde gijzeling. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Ingevolge artikel 282a Wetboek van Strafrecht is sprake van gijzeling indien iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd wordt of wordt gehouden met het oogmerk een ander te dwingen iets te doen of niet te doen. De officier van justitie heeft er in de tenlastelegging voor gekozen dat het dwingen in dit geval ziet op het betalen van een geldbedrag dan wel het verbieden van contact op te nemen met de politie. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat bezwaarlijk kan worden gesteld dat het oogmerk van de gijzeling was gericht om een ander te dwingen niet politie te bellen. De rechtbank is evenmin van oordeel dat gesteld kan worden dat het oogmerk van de daders was gericht op het betalen van een geldbedrag. Weliswaar heeft het slachtoffer verklaard dat de daders tegen hem hadden gezegd dat hij een rijk man was en heeft [getuige 1] verklaard dat [medeverdachte 2] en de lange jongen vertelden dat ze een man wilden brengen die hen geld schuldig was en dat ze geld wilden hebben van die man, maar uit deze verklaringen is geenszins gebleken dat de daders het oogmerk hadden om een ander te dwingen tot het betalen van een geldbedrag. Op geen enkel moment is er door de daders contact met iemand opgenomen waarin verzocht werd tot betaling van een geldbedrag. De rechtbank sluit, het gehele dossier gelezen hebbend, bovendien niet uit dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving een geheel ander oogmerk had, doch de exacte reden voor deze vrijheidsberoving is niet gebleken. De rechtbank zal gelet op het vorenstaande verdachte vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Zoals hiervoor reeds is overwogen acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving, zoals onder 1 subsidiair ten laste is gelegd. De vraag die de rechtbank hierna dient te beantwoorden is of verdachte één van de daders is geweest. De rechtbank dient om die vraag te beantwoorden zich eerst uit te laten over de betrouwbaarheid en de bewijswaarde van voornoemde bewijsmiddelen.
5.4.2 Overwegingen omtrent de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 3]
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 1] wegens hun onbetrouwbaarheid dienen te worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank is met betrekking tot de door [getuige 1] bij de politie afgelegde verklaringen van oordeel dat deze zeer consistent zijn. Geruime tijd na de ontvoering en het afleggen van een verklaring bij de politie is [getuige 1] door de rechter-commissaris gehoord en ook toen heeft hij consistent en in lijn met zijn eerdere verklaringen verklaard. De rechtbank acht de verklaringen van [getuige 1] omtrent de betrokkenheid van verdachte en zijn mededaders betrouwbaar omdat zijn verklaringen steun vinden in tal van andere bewijsmiddelen en verklaringen. De rechtbank zal de door [getuige 1] afgelegde verklaringen dan ook bezigen voor het bewijs. Ook de verklaringen van [getuige 3] acht de rechtbank betrouwbaar, daar deze eveneens steun vinden in andere bewijsmiddelen. Hoewel hij zich bij de rechter-commissaris niet alles meer kon herinneren heeft hij toen wel verklaard dat hetgeen hij eerder bij de politie had verklaard klopte, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van deze eerder afgelegde verklaring.
5.4.3 Overwegingen omtrent de fotoconfrontaties
De verdediging heeft aangevoerd dat de herkenning van de verdachte door de getuige [getuige 1] bij de enkelvoudige fotoconfrontatie onbetrouwbaar moet worden geacht en niet kan bijdragen aan het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat in het algemeen een herkenning op basis van een enkelvoudige fotoconfrontatie geen betrouwbaar bewijsmiddel oplevert. Wel kan deze echter als steunbewijs dienen naast andere wettige bewijsmiddelen. Deze acht de rechtbank in het onderhavige geval aanwezig, zodat de fotoconfrontatie kan meewerken aan het bewijs.
Voor wat betreft de overige fotoconfrontaties overweegt de rechtbank alsvolgt.
De rechtbank heeft aan de hand van de processen-verbaal van politie met betrekking tot de meervoudige fotoconfrontaties ([getuige 1] en [getuige 3]) geconstateerd dat de uitvoering daarvan overeenkomstig de bepalingen van het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek, gebaseerd op artikel 61a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering heeft plaatsgehad. Nu ook overigens geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden op grond waarvan aan de betrouwbaarheid van de herkenningen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dient te worden getwijfeld - is de rechtbank van oordeel dat de uitkomst van deze fotoconfrontaties als betrouwbaar kan worden aangemerkt en dat die voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
5.4.4 De overwegingen omtrent het aangetroffen DNA
De rechtbank overweegt dat met betrekking tot de aangetroffen DNA-(meng)profielen in de handschoenen, welke zijn aangetroffen in de bewakersruimte, de uitkomst hiervan niet bruikbaar is als een op zichzelf staand bewijsmiddel. In het licht van de andere bewijsmiddelen in deze zaak kan dit echter evenwel gebruikt worden als aanvullend bewijs.
5.4.5 De overwegingen omtrent de dactylosporen
Door de verdediging is aangevoerd, dat de dactylosporen van verdachte op de pizzadoos kunnen zijn terecht gekomen, toen verdachte enige tijd voor het tenlastegelegde de banden van zijn auto heeft laten verwisselen in een autobedrijf ergens in Brabant. Afgezien van het feit dat het onlogisch is dat iemand uit Utrecht vele tientallen kilometers van zijn woonplaats banden zou laten verwisselen, heeft de eigenaar van het autobedrijf verklaard, dat in zijn bedrijf geen banden verwisseld worden. Bovendien verklaart verdachte niet hoe zijn vingerafdrukken op een pizzadoos in een container achter het autobedrijf kunnen zijn terechtgekomen. De rechtbank acht dit verweer dan ook onaannemelijk en zal het als zodanig passeren.
5.5 Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de hiervoor genoemde verklaringen, de (meervoudige) fotoconfrontaties waarbij de medeverdachten zijn herkend, het aangetroffen DNA en met name de dactysporen op de pizzadoos acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte, voor zover de tenlastelegging ziet op het wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden, onder 1 subsidiair ten laste is gelegd. De rechtbank ziet daarnaast de herkenning van verdachte bij de enkelvoudige fotoconfrontatie als steunbewijs. Voorts heet de rechtbank bij het bewijs ook specifiek gelet op de door [getuige 1] gegeven beschrijving van een van de bewakers, welke beschrijving past in het signalement van verdachte zoals de rechtbank ter terechtzitting heeft waargenomen. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte, ook niet in het kader van het medeplegen, betrokken is geweest bij het daadwerkelijk van de vrijheid beroven van het slachtoffer op 28 april 2011 in Zeist.
De rechtbank acht eveneens niet bewezen hetgeen onder 2 primair, 2 subsidiair, 2 meer subsidiair, 2 meest subsidiair is ten laste gelegd. Op geen enkele wijze is immers gebleken dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de in het garagepand aangetroffen jammer. Verdachte zal dan ook van dit feit worden vrijgesproken.
6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder 5.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
in de periode van 28 april 2011 tot en met 02 mei 2011 te Kaatsheuvel, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte en zijn mededaders opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer] in een ruimte/een perceel opgesloten welke ruimte door hem, verdachte en zijn mededaders permanent werd bewaakt en
- een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, aan die [slachtoffer] getoond gedurende de opsluiting van die [slachtoffer] en
- zichtbaar een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, gedragen gedurende de opsluiting van die [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
7. De strafbaarheid van de feiten
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
feit 1 subsidiair: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden.
8. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
9. Motivering van de straffen en maatregelen
9.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
9.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, zoals hiervoor reeds weergegeven, op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden. Gelet hierop heeft hij verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen en verdachte in vrijheid te stellen.
9.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
In de avond van 28 april 2011 is [slachtoffer] op straat op grove wijze overvallen en met geweld in een gereedstaande auto gesleurd. Hierna is het met tie-rips geboeide en geblinddoekte slachtoffer overgebracht naar een garagepand te Kaatsheuvel. Aldaar is hij in een daarvoor gereed gemaakte kleine ruimte geplaatst, continu door gewapende personen bewaakt en tot 2 mei 2011 van zijn vrijheid beroofd gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank was verdachte betrokken bij dit van de vrijheid beroofd houden van het slachtoffer.
Het moet voor het slachtoffer een zeer beangstigende en bedreigende situatie zijn geweest en dat moet het ook zijn geweest voor zijn naasten die van het ene op het andere moment niet meer wisten hoe het met het slachtoffer ging en het ergste vreesden. Verdachte en zijn mededaders hebben door het slachtoffer van zijn vrijheid beroofd te houden een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is algemeen bekend dat de ervaring van een dergelijke gebeurtenis ernstige psychische gevolgen kan hebben voor het betrokken slachtoffer en zijn omgeving.
De verdachte is volledig aan deze gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer en zijn naasten voorbij gegaan en heeft slechts aan zijn eigen persoonlijk belang, wat dat in deze zaak ook moge zijn, gedacht.
De rechtbank is zoals hiervoor al genoemd van oordeel dat verdacht niet betrokken is geweest bij het van de vrijheid beroven van het slachtoffer, maar dat verdachte enkel een rol heeft gespeeld bij het van de vrijheid beroofd houden in de garage in Kaatsheuvel. De rechtbank neemt verdacht ook dit laatste zeer kwalijk.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 17 oktober 2012. Hieruit blijkt dat verdachte de laatste jaren niet meer met justitie in aanraking is geweest en dat de laatste veroordelingen dateren uit de jaren ’80 en ’90.
De rechtbank acht anders dan de officier van justitie niet bewezen dat sprake is geweest van gijzeling. Het strafmaximum dat gesteld is op gijzeling is 15 jaar. Het strafmaximum dat gesteld is op de door de rechtbank bewezen geachte wederrechtelijke vrijheidsberoving is 8 jaar. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook niet volgen in zijn eis, maar een gevangenisstraf opleggen van kortere duur. Bij de strafmaat heeft de rechtbank er ook rekening mee gehouden dat zij aan verdachte een geringere rol toedicht dan aan zijn medeverdachten en dat ook het strafblad van verdachte in verhouding met dat van zijn medeverdachten een positiever beeld geeft. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren passend en geboden is. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht bij de op te leggen straf.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair, 2 subsidiair, 2 meer subsidiair en 2 meest subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 subsidiair: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mrs. M.J. Veldhuijzen en S. Wijna, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 maart 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2011 tot en met 02 mei 2011 te
Zeist en/of te Kaatsheuvel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
met het oogmerk (een) ander(en), te weten (een) familie(lid/leden) van die
[slachtoffer] en/of [A], althans (een) vriend(en) van die [slachtoffer], althans
(een) derde(n), te dwingen iets te doen te wetenhet betalen van een geldbedrag
aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) of niet te doen, te weten het
verbieden van contact opnemen met de politie, immers heeft hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s) (tezamen en in vereniging met een ander of anderen)
- die [slachtoffer] opgewacht (in een geparkeerde auto) in de buurt van een woning van
waaruit die [slachtoffer] naar diens auto liep en/of
- die [slachtoffer] vastgepakt terwijl die [slachtoffer] (zich) op een openbare weg in Zeist
liep/bevond en/of
- op/in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of
- op/in/tegen de rug van die [slachtoffer] gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] tegen de grond gewerkt en/of
- zogeheten tie-rips om de polsen/handen en/of enkels/benen van die [slachtoffer]
gebonden
en/of
- die [slachtoffer] in een (gereed staande) auto geduwd waarna die auto wegreed en/of
- (onderweg) die [slachtoffer] in andere (gereed staande) auto overgeplaatst/gegooid
waarna die (andere) auto wegreed/doorreed en/of
- die [slachtoffer] in een ruimte/een perceel opgesloten welke ruimte/welk perceel
door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) (permanent) werd bewaakt en/of
- een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp aan die [slachtoffer] getoond
gedurende de opsluiting van die [slachtoffer] en/of
- (zichtbaar) een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, gedragen
gedurende de opsluiting van die [slachtoffer] en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij een rijk man was en hij, verdachte en/of
zijn mededader(s) (daarom) geld eiste(n) en/of
- in een telefoongesprek tegen die [A] gezegd: "Wij hebben hem.
Stel de familie gerust. geen politie." en/of "Geen politie. Ik zeg geen
politie." en/of "Geen politie, anders maak ik hem kapot. Wacht op bericht, kan
één week, twee weken of vier weeken duren.", althans soortgelijke woorden van
bedreigende aard of strekking;
art 47 lid 1 ahf en onder a Wetboek van Strafrecht
art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2011 tot en met 02 mei 2011 te
Zeist en/of Kaatsheuvel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk
van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk wederrechtelijk
- die [slachtoffer] opgewacht (in een geparkeerde auto) in de buurt van een woning
van waaruit die [slachtoffer] naar diens auto liep en/of
- die [slachtoffer] vastgepakt terwijl die [slachtoffer] (zich) op een openbare weg in Zeist
liep/bevond en/of
- op/in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] geslagen en/of gestompt en/of
- op/in/tegen de rug van die [slachtoffer] gestompt en/of geslagen en/of
- die [slachtoffer] tegen de grond gewerkt en/of
- zogeheten tie-rips om de polsen/handen en/of enkels/benen van die [slachtoffer]
gebonden
en/of
- die [slachtoffer] in een (gereed staande) auto geduwd waarna die auto wegreed en/of
- die [slachtoffer] in andere (gereed staande) auto overgeplaatst/gegooid waarna die
(andere) auto wegreed/doorreed en/of
- die [slachtoffer] in een ruimte/een perceel opgesloten welke ruimte/welke ruimte
door hem, verdachte en/of zijn mededader(s) (permanent) werd bewaakt en/of
- een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, aan die [slachtoffer] getoond
gedurende de opsluiting van die [slachtoffer] en/of
- (zichtbaar) een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, gedragen
gedurende de opsluiting van die [slachtoffer];
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
primair
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2011 tot en met 02 mei 2011,
althans op of omstreeks 02 mei 2011, te Kaatsheuvel, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet
opzettelijk, een radiozendapparaat, te weten een vier band mobiele telefoon
jammer, heeft aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad
en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die
radiozendapparaten op grond van hoofstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen
vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend;
art 10.9 lid 1 Telecommunicatiewet
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
hij, verdachte een persoon genaamd [getuige 1] heeft doen plegen om in of
omstreeks de periode van 28 april 2011 tot en met 02 mei 2011, althans op of
omstreeks 02 mei 2011, te Kaatsheuvel, althans in Nederland, al dan niet
opzettelijk, een radiozendapparaat, te weten een vier band mobiele telefoon
jammer, aan te leggen, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig te hebben
en/of te gebruiken, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die
radiozendapparaten op grond van hoofstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen
vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend,
waarbij die [getuige 1] straffeloos was;
art 10.9 lid 1 Telecommunicatiewet
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 28 april 2011 tot en met 02 mei 2011 te
Kaatsheuvel, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk enig geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie heeft
vernield en/of beschadigd of onbuikbaar heeft gemaakt,
en/of stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk heeft veroorzaakt
door het plaatsen en/of monteren en/of voorhanden hebben en/of aanwezig zijn
(in een perceel waarin een persoon genaamd [slachtoffer] werd gegijzeld en/of
wederrechtelijk van diens vrijheid werd beroofd)
van een multiband jammer en/of een vier band telefoon jammer dit is een
radiozendapparaat bestemd om de telecommunicatie infrastructuur te verstoren
door het uitzenden van radiocommunicatie signalen met grote brandbreedte
liggende in het mobiele netwerk banden en gebouwd en ontworpen om het gsm,
umts en gps verkeer te verstoren op de frequentiebanden in de 900 en 1800
megahertz, zijnde de gsm-1 en gms-2 band, de umtsband van 2100 tot 2200
megahertz en de band rond de 1575 megahertz (de gps plaatsbepalingsband),
- waardoor wederrechtelijke verhindering of bemoeilijking van de opslag en/of
verwerking en/of overdracht van gegevens ten algemene nutte of stoornis in
openbaar telecommuncatiewerk of in de uitvoering van een openbare
telecommunicatie dienst is ontstaan, te weten een ernstige verstoring van twee
gsm 900 megahertz opstelpunten (gsm-sites) van/bij KPN Telecom en/of
opstelpunten van/bij Vodafone en/of
- tengevolge waarvan gemeen gevaar voor goederen of voor de verlening van
diensten te duchten was, te weten een ernstige verstoring van twee gsm 900
megahertz opstelpunten (gsm-sites) van/bij KPN Telecom en/of opstelpunten
van/bij Vodafone;
art 161 sexies Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair
hij, verdachte, een persoon genaamd [getuige 1] heeft doen plegen om in of
28 april 2011 tot en met 02 mei 2011 te Kaatsheuvel, althans in Nederland
opzettelijk enig geautomatiseerd werk of enig werk voor telecommunicatie te
vernielen en/of beschadigd of onbuikbaar te maken,
en/of stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk te veroorzaken
door het plaatsen en/of monteren en/of voorhanden hebben en/of aanwezig zijn
(in een perceel waarin een persoon genaamd [slachtoffer] werd gegijzeld en/of
wederrechtelijk van diens vrijheid werd beroofd)
van een multiband jammer en/of een vier band telefoon jammer dit is een
radiozendapparaat bestemd om de telecommunicatie infrastructuur te verstoren
door het uitzenden van radiocommunicatie signalen met grote brandbreedte
liggende in het mobiele netwerk banden en gebouwd en ontworpen om het gsm,
umts en gps verkeer te verstoren op de frequentiebanden in de 900 en 1800
megahertz, zijnde de gsm-1 en gms-2 band, de umtsband van 2100 tot 2200
megahertz en de band rond de 1575 megahertz (de gps plaatsbepalingsband),
- waardoor wederrechtelijke verhindering of bemoeilijking van de opslag en/of
verwerking en/of overdracht van gegevens ten algemene nutte of stoornis in
openbaar telecommunicatiewerk of in de uitvoering van een openbare
telecommunicatie dienst is onstaan te weten, een ernstige verstoring van twee
gsm 900 megahertz opstelpunten (gsm-sites) van/bij KPN Telecom en/of
opstelpunten van/bij Vodafone en/of
- tengevolge waarvan gemeen gevaar voor goederen of voor de verlening van
diensten te duchten was, te weten een ernstige verstoring van twee gsm 900
megahertz opstelpunten (gsm-sites) van/bij KPN Telecom en/of opstelpunten
van/bij Vodafone,
waarbij die [getuige 1] straffeloos was;
art 161 sexies Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf en onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 10.9 lid 1 Telecommunicatiewet