In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 maart 2014 uitspraak gedaan in het kader van een beroep tegen een terugkeerbesluit en het voortduren van een maatregel van bewaring. Eiser, een Tunesische man, was voorafgaand aan het opleggen van het terugkeerbesluit niet gehoord, wat in strijd is met artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat het niet horen van eiser voorafgaand aan het terugkeerbesluit tot een andere afloop had kunnen leiden, aangezien hij zijn wens om een asielaanvraag in te dienen niet had kunnen kenbaar maken. Dit leidde tot de conclusie dat het terugkeerbesluit onrechtmatig was en vernietigd moest worden.
Daarnaast werd de maatregel van bewaring, die op 21 februari 2014 aan eiser was opgelegd, ook onrechtmatig verklaard. De rechtbank stelde vast dat er geen rechtsgeldig terugkeerbesluit aan de maatregel ten grondslag had gelegen, aangezien het terugkeerbesluit was vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring vanaf 6 maart 2014 onrechtmatig was, omdat eiser vanaf dat moment rechtmatig verblijf had verkregen door zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en schadevergoeding toegekend aan eiser voor de dagen van onrechtmatige bewaring.
De rechtbank heeft ook de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen. Tegen de uitspraak kan, voor zover het het terugkeerbesluit betreft, binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.