4.3Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft bekend en de raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 ten laste gelegde feiten heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- de ambtsedige verklaring omzetbelasting, d.d. 4 oktober 2011, ter zake [verdachte], opgemaakt door [A], werkzaam als ambtenaar bij de Belastingdienst.Dit betreft een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering;
- een overzicht van ‘datum/tijdstip ontvangen aangiften’ betreffende [verdachte], als bijlage opgenomen bij voornoemde ambtsedige verklaring omzetbelasting, d.d. 4 oktober 2011.Dit betreft een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering;
- de aangiften omzetbelasting van de eenmanszaak [verdachte] over het 4e kwartaal van 2007 (D-073, pagina 11), het 4e kwartaal van 2008 (D-073, pagina 15), het 1e kwartaal van 2009 (D-073, pagina 16), het 2e kwartaal van 2009 (D-073, pagina 17), het 3e kwartaal van 2009 (D-073, pagina 18), het 4e kwartaal van 2009 (D-073, pagina 19), het 1e kwartaal van 2010 (D-073, pagina 20), het 2e kwartaal van 2010 (D-073, pagina 21), het 3e kwartaal van 2010 (D-073, pagina 22), het 4e kwartaal van 2010 (D-073, pagina 23), het 1e kwartaal van 2011 (D-073, pagina 24)en het 2e kwartaal van 2011 (D-073, pagina 25), met de daarbij behorende vertaaltabel. Deze aangiften en de vertaaltabel zijn als bijlagen opgenomen bij de ambtsedige verklaring omzetbelasting, d.d. 4 oktober 2011, en betreffen geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2014.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- de facturen gericht aan dan wel afkomstig van Koffie Centrum Nederland, die als volgt zijn genummerd: D-046 tot en met D-051, D-084-1 tot en met D-085-4, D-284 tot en met D-297, D-299 tot en met D-312, D-314 tot en met D-319, D-321 tot en met D-326en D-389 tot en met D-401. Dit betreffen geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2014.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], d.d. 23 september 2011;
- de facturen die als volgt zijn genummerd: D-004 tot en met D-008en D-014 tot en met D-018. Dit betreffen geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2014.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- de ambtsedige verklaring omzetbelasting, d.d. 4 oktober 2011, ter zake [verdachte] Koffie B.V., opgemaakt door [A], werkzaam als ambtenaar bij de Belastingdienst.Dit betreft een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering;
- een overzicht van ‘datum/tijdstip ontvangen aangiften’ betreffende [verdachte] Koffie B.V., als bijlage opgenomen bij voornoemde ambtsedige verklaring omzetbelasting, d.d. 4 oktober 2011.Dit betreft een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering;
- de aangiften omzetbelasting van [verdachte] Koffie B.V. over het 1e kwartaal van 2008 (D-074, pagina 7), het 2e kwartaal van 2008 (D-074, pagina 8), het 3e kwartaal van 2008 (D-074, pagina 9), het 4e kwartaal van 2008 (D-074, pagina 10), het 1e kwartaal van 2009 (D-074, pagina 11), het 2e kwartaal van 2009 (D-074, pagina 12)en het 3e kwartaal van 2009 (D-074, pagina 13), met de daarbij behorende vertaaltabel. Deze aangiften en de vertaaltabel zijn als bijlagen opgenomen bij de ambtsedige verklaring omzetbelasting, d.d. 4 oktober 2011, en betreffen geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2014.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- de ambtsedige verklaring omzetbelasting, d.d. 4 oktober 2011, ter zake de [naam] B.V. en [verdachte], opgemaakt door [A], werkzaam als ambtenaar bij de Belastingdienst.Dit betreft een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering;
- een overzicht van ‘datum/tijdstip ontvangen aangiften’ betreffende de [naam] B.V. en [verdachte], als bijlage opgenomen bij voornoemde ambtsedige verklaring omzetbelasting, d.d. 4 oktober 2011.Dit betreft een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering;
- de aangiften omzetbelasting van de [naam] B.V. en [verdachte] over het 4e kwartaal van 2009 (D-075, pagina 7), het 1e kwartaal van 2010 (D-074, pagina 15), het 2e kwartaal van 2010 (D-075, pagina 8), het 3e kwartaal van 2010 (D-075, pagina 9), het 4e kwartaal van 2010 (D-075, pagina 10), het 1e kwartaal van 2011 (D-075, pagina 11)en het 2e kwartaal van 2011 (D-075, pagina 12), met de daarbij behorende vertaaltabel. Deze aangiften en de vertaaltabel zijn als bijlagen opgenomen bij de ambtsedige verklaring omzetbelasting, d.d. 4 oktober 2011, en betreffen geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2014.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 6
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 6 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- de facturen gericht aan dan wel afkomstig van [verdachte] Koffie B.V., die als volgt zijn genummerd: D-167 tot en met D-172, D-219, D-222, D-225 tot en met D-249, D-251, D-253, D-255, D-256, D-258, D-260 tot en met D-262, D-264 tot en met D-271, D-273 tot en met D-278, D-280, D-281, D-283, D-328 tot en met D-335, D-337, D-339, D-341, D-343, D-345, D-347, D-349, D-351, D-353, D-355, D-357, D-359 tot en met D-369, D-371 tot en met D-377, D-379en D-381. Dit betreffen geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2014.
De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 7
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 7 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], d.d. 23 september 2011;
- de facturen die als volgt zijn genummerd: D-001 tot en met D-003en D-010 tot en met D-013. Dit betreffen geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 maart 2014.