ECLI:NL:RBMNE:2014:1628

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2014
Publicatiedatum
28 april 2014
Zaaknummer
UTR 13-6809 en 14-28
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verkeersbesluit tot instellen parkeerschijfzone in de binnenstad van Montfoort

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 april 2014 uitspraak gedaan over het verkeersbesluit van de gemeente Montfoort, waarbij een parkeerschijfzone voor de gehele binnenstad werd ingesteld. Eiseres sub a, een café-restaurant-slijterij, en eisers sub b, bewoners van de binnenstad, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. De rechtbank constateert dat het verlichten van parkeerdruk geen doel van het verkeersbesluit is en dat de onderbouwing van het besluit door verweerder onvoldoende is. Verweerder heeft niet aangetoond dat het verkeersbesluit leidt tot een betere bereikbaarheid voor hulpdiensten, en de rechtbank oordeelt dat de belangen van eiseres sub a en eisers sub b niet in redelijkheid zijn afgewogen. De rechtbank vernietigt het verkeersbesluit en verklaart de beroepen gegrond. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres sub a en eisers sub b. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij het nemen van verkeersbesluiten en de verplichting van het bestuursorgaan om deze besluiten goed te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 13/6809 en UTR 14/28

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 april 2014 in de zaak tussen

Cafe-restaurant-slijterij ‘De Gouden Leeuw’, te Montfoort, eiseres sub a,
(gemachtigde: mr. J. van de Riet),

[eisers], te [woonplaats], eisers sub b,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Montfoort, verweerder
(gemachtigden: ing. E. Koning en J.K. van Stiphout).

Procesverloop

Op 27 februari 2013 heeft verweerder een ontwerp verkeersbesluit ‘Instellen parkeerschijfzone voor de gehele binnenstad van Montfoort’ genomen.
Eiseres sub a en eisers sub b hebben hiertegen hun zienswijzen ingediend.
Op 12 november 2013 heeft verweerder het verkeersbesluit genomen.
Eiseres sub a en eisers sub b hebben tegen het verkeersbesluit beroepen ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2014. De beroepen zijn gevoegd behandeld. Namens eiseres sub a is verschenen [A], bijgestaan door de gemachtigde en mr. D. Ditsch. Eisers sub b zijn in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.
In het verkeersbesluit heeft verweerder besloten:
1.
tot het opheffen van de bestaande parkeerschijfzones in de binnenstad van Montfoort door het verwijderen van de verkeersborden E10zb en E11ze van Bijlage I van het RVV 1990, e.e.a. overeenkomstig de tekening die onderdeel uitmaakt van het besluit;
2.
tot het opheffen van de parkeerverbodszone en alle solitaire parkeerverboden in de binnenstad van Montfoort, door het verwijderen van de verkeersborden E1 (zb/ze) van Bijlage I van het RVV 1990 alsmede het verwijderen van de gele onderbroken strepen als bedoeld in artikel 24 van het RVV 1990;
3.
tot het vaststellen van een parkeerschijfzone voor de gehele binnenstad van Montfoort, op maandag tot en met donderdag van 8:00 tot 18:00 uur, vrijdag van 8:00 tot 20:00 uur en zaterdag van 8:00 tot 18:00 uur, door het plaatsen van verkeersborden E10zb en E11ze van Bijlage I van het RVV 1990 en onderborden OB206p, e.e.a. overeenkomstig de tekening die onderdeel uitmaakt van dit besluit;
4.
tot het vaststellen van de maximale parkeerduur van 2 uur voor de parkeerplaatsen binnen de parkeerschijfzone in de binnenstad van Montfoort die voorzien zijn van blauwe markering, met uitzondering van de volgende parkeerlocaties waar de maximale parkeerduur 30 minuten bedraagt, e.e.a. overeenkomstig de tekening die onderdeel uitmaakt van dit besluit:
 Hofstraat nabij De Hoogstraat (4 parkeerplaatsen);
 Havenbrugje (4 parkeerplaatsen);
 De Plaats (2 parkeerplaatsen);
 Om ’t Hof, nabij Antoniushof (1 parkeerplaats);
 Lieve Vrouwegracht ter hoogte van Heiliglevenstraat (1 parkeerplaats);
 Hofplein, nabij ingang Medisch Centrum (2 parkeerplaatsen);
 Kasteelplein (2 parkeerplaatsen).
2.
Eiseres sub a en eisers sub b hebben onder meer aangevoerd dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd wat het doel is van het verkeersbesluit. Volgens hen ligt er geen gedegen onderzoek aan het verkeersbesluit ten grondslag. Voor zover het verminderen van parkeerdruk een doel van het verkeersbesluit is, wordt gesteld dat de parkeerdruk niet zodanig hoog is dat deze de instelling van een parkeerschijfzone rechtvaardigt. De parkeerdruk is volgens eiseres sub a en eisers sub b juist afgenomen. Voor zover een veiligheidsargument aan het verkeersbesluit ten grondslag is gelegd, wijst eiseres sub a er op dat verweerder geen schriftelijk advies van de brandweer en politie overgelegd waaruit blijkt dat het noodzakelijk is om een parkeerschijfzone voor de gehele binnenstad van Montfoort in te stellen. Het verbeteren van de doorgang voor hulpdiensten kan ook op minder ingrijpende wijze worden bereikt.
3.
Aan het verkeersbesluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat, uit het oogpunt van het verzekeren van de veiligheid op de weg, het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan en het voorkomen/beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade, het gewenst is de binnenstad van Montfoort op maandag tot en met donderdag van 8:00 tot 18:00 uur, vrijdag van 8:00 tot 20:00 uur en op zaterdag van 8:00 tot 18:00 uur aan te wijzen als parkeerschijfzone, met daarbinnen een variatie in de maximale parkeerduur van een half uur en twee uur. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat zich in de binnenstad van Montfoort diverse smalle straten bevinden en geparkeerde voertuigen in de huidige situatie regelmatig de doorgang en daarmee de bereikbaarheid van de binnenstad belemmeren, met name voor voertuigen van brandweer en vuilnisophaaldienst. Ook heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat door het aanwijzen van de gehele binnenstad als parkeerschijfzone een eenduidig parkeerregime in de binnenstad ontstaat en de bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid in de binnenstad wordt verbeterd.
4.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wvw geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens krachtens een verkeersbesluit.
Op grond van artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
5.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) komt het bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan het bestuursorgaan om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de beoordeling van zo’n besluit dan ook terughoudend op te stellen en slechts te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of er sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de ABRvS van 15 juli 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BJ2650).
6.
De ABRvS heeft in haar uitspraak van 12 december 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BY5894)
overwogen dat het bestuursorgaan niet de absolute noodzaak van een verkeersbesluit behoeft aan te tonen. Voldoende is dat met het verkeersbesluit de eraan ten grondslag gelegde belangen, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw, worden gediend en dat inzichtelijk is gemaakt op welke wijze deze belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
7.
Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de parkeerdruk in de binnenstad van Montfoort in het verleden een (politiek) argument is geweest, maar dat het verminderen van de parkeerdruk geen doel is van het uiteindelijke verkeersbesluit. Volgens verweerder is er voldoende parkeercapaciteit in de binnenstad. Het verkeersbesluit is genomen op verzoek van de politie om een eenduidig parkeerregime in te stellen. Op de parkeerplaatsen die zullen worden voorzien van een blauwe markering, moet een parkeerschijf worden gebruikt. Nu zijn de blauwe zones nog versnipperd over de binnenstad, aldus verweerder. Verder acht verweerder van belang dat als gevolg van het verkeersbesluit slechts nog in de vakken kan worden geparkeerd, waardoor hulpdiensten in smalle straten beter kunnen manoeuvreren.
8.
De rechtbank stelt vast dat het verlichten van parkeerdruk geen doel van het verkeersbesluit is. De rechtbank constateert dat de stelling van verweerder dat het verkeersbesluit is genomen mede op verzoek van de politie om een eenduidig parkeerregime in te stellen, en dat hiertoe een noodzaak bestaat, niet met stukken is onderbouwd. De rechtbank constateert verder dat de stelling van verweerder dat het verkeersbesluit leidt tot een betere bereikbaarheid voor de hulpdiensten, evenmin met stukken is onderbouwd. Dat verweerder, zoals gesteld, empirisch onderzoek heeft gedaan in de binnenstad met een brandweerwagen teneinde te onderzoeken waar wel of geen parkeervakken moeten worden gerealiseerd om de bereikbaarheid voor de hulpdiensten te vergroten, is niet geconcretiseerd. Het is voorstelbaar dat door het aanwijzen van parkeervakken in de smalle straten van de binnenstad een betere bereikbaarheid voor de hulpdiensten kan ontstaan, maar zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt niet in te zien dat de gehele binnenstad van Montfoort dient te worden ingesteld als een parkeerschijfzone teneinde dit doel te bereiken. Verweerder heeft dit ter zitting evenmin kunnen toelichten.
9.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat het verkeersbesluit grote gevolgen heeft voor eiseres sub a, die onder andere Kasteel Montfoort uitbaat, dat zij van verweerder huurt. In het Kasteel worden met name bruiloften, partijen en vergaderingen door eiseres sub a verzorgd. In bijlage II, onder 3, van het overgelegde huurcontract is neergelegd dat de verhuurder zorg draagt voor de aanleg van een parkeerterrein met circa 40 plaatsen bij het Kasteel. Niet in geschil is dat verweerder met de aanleg van een parkeerterrein op het Hofplein uitvoering aan het contract heeft gegeven. Evenmin is in geschil dat als gevolg van het verkeersbesluit bezoekers van het Kasteel zullen worden geconfronteerd met de parkeerschijfzone en maximaal 2 uur zullen kunnen parkeren. Daarmee verdwijnen de (lang)parkeerplaatsen voor het Kasteel op het Hofplein. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de met het verkeersbesluit te dienen belangen, in het licht van wat hiervoor is overwogen, zwaarder wegen dan het belang van eiseres sub a om de (lang)parkeerplaatsen bij het Kasteel te behouden. De niet onderbouwde stelling van verweerder dat de uitvoering van het verkeersbesluit in fases zal plaatsvinden en na uitvoering van fase 2 en 3 bezoekers van het Kasteel gebruik zullen kunnen maken van een nieuw te realiseren lang parkeervoorziening op acceptabele loopafstand buiten de binnenstad, is hiertoe ontoereikend. Verweerder heeft niet geconcretiseerd waar de parkeervoorziening zal worden gerealiseerd, wat volgens hen een acceptabele loopafstand is en op welke termijn deze voorziening zal zijn gerealiseerd. Daarbij heeft verweerder desgevraagd ter zitting toegelicht dat er (ook) geen concrete afspraken zijn gemaakt om de fases van het verkeersbesluit te evalueren. Ook heeft verweerder ter zitting erkend dat de bedrijfsvoering van eiseres sub a door het verkeersbesluit ernstig zal worden geschaad.
10.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat eisers sub b, zoals door hen is aangevoerd, zullen worden geconfronteerd met een parkeerregime waarbij zij niet meer in de directe nabijheid van hun woning kunnen (lang)parkeren, tenzij zij een ontheffing aanvragen en, zo deze wordt verleend, leges betalen.
11.
Nu verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat met het verkeersbesluit het beoogde doel wordt bereikt, zijn voormelde gevolgen voor eiseres sub a en eisers sub b niet zonder meer gerechtvaardigd. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat verweerder niet in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen. De beroepen zijn daarom gegrond. Het verkeersbesluit wordt vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
13.
Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres sub a en aan eisers sub b het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
14.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres sub a gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,-).
15.
Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van eisers sub b bestaat geen aanleiding nu geen sprake is van rechtsbijstand door een beroepsmatige derde, en ook overigens niet is gebleken van proceskosten aan de zijde van eisers sub b.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart de beroepen gegrond;
 vernietigt het verkeersbesluit;
 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 318,- aan eiseres sub a te vergoeden;
 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,- aan eisers sub b te vergoeden;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres sub a tot een bedrag van
€ 974,- te betalen aan eiseres sub a.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. Praamstra, voorzitter, en mr. M.C. Verra en
mr. G.C. van Gelein Vitringa-Boudewijnse, leden, in aanwezigheid van
mr. R.D.A. van Veghel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
18 april 2014.
de griffier is verhinderd te ondertekenen voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.