ECLI:NL:RBMNE:2014:1865

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 mei 2014
Publicatiedatum
13 mei 2014
Zaaknummer
16/659094-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing met bedreiging van geweld in Hilversum

Op 22 januari 2014 heeft de verdachte in Hilversum een jeugdig slachtoffer onder bedreiging met een mes gedwongen tot afgifte van een telefoon en de bijbehorende pincode. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in deze strafzaak, waarbij de verdachte is bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.J.M. Mohrmann. De officier van justitie, mr. H.J. Starrenburg, heeft de verdachte vervolgd voor afpersing. Tijdens de terechtzitting zijn getuigen gehoord die de bedreigende situatie hebben bevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als overtuigend beschouwd en heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden met cannabisgebruik, en heeft besloten dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend was. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 16/659094-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 mei 2014
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats],
wonende te ([woonplaats], [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 29 april 2014 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.J.M. Mohrmann, advocaat te Bussum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.J. Starrenburg en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 januari 2014 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot afgifte van een telefoon (merk Apple, type Iphone 5), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een mes heeft gepakt en/of dat mes heeft opengeklapt (terwijl verdachte zich op 1 meter, althans op -zeer- korte afstand van di [benadeelde] en/of met zijn rug tegen een muur bevond) en/of (vervolgens) tegen die [benadeelde] heeft gezegd (zakelijk weergegeven)
- dat die [benadeelde] hem, verdachte, alles moest laten zien wat hij bij zich had en/of
- dat die [benadeelde] zijn portemonnee moest openen om hem, verdachte, te tonen of er geld in zat en/of
- dat hij, verdachte, de telefoon van die [benadeelde] wilde hebben en/of
- dat die [benadeelde] hem, verdachte, de pincode van die telefoon moest geven, en/of
- dat hij, verdachte, die [benadeelde] iets aan zou doen en/of dat die [benadeelde] dood zou gaan wanneer die [benadeelde] naar de politie zou gaan en/of aangifte zou doen.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
In het dossier bevindt zich een aangifte [benadeelde]. Hij verklaarde bij de politie onder meer het volgende:
Vandaag op woensdag 22 januari 2014 omstreeks 08:10 uur ben ik op mijn fiets naar school toe gegaan. (…)
Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen dat ik alles moest laten zien wat ik bij mij had. (..) Ik zag dat hij met zijn rechterhand een mes uit zijn nektasje pakte. Ik zag dat hij het mes uitklapte. Ik zag dat het mes grijs van kleur was en de top een soort krul had. Ik stond toen met mijn rug in een hoek en kon geen kant meer op. Ik zag dat hij voor mij stond op een afstand van ongeveer een kleine meter. Ik hoorde hem zonder dat hij ging schreeuwen of boos werd heel relaxt zeggen dat ik mijn spullen moest laten zien. (…) Ik begon te trillen en voelde mij machteloos. (..) Ik haalde de enige twee spullen die ik bij mij had uit mijn broekzak. Dat was mijn portemonnee en mijn telefoon en liet [verdachte] dat zien. Ik hoorde hem zeggen dat ik mijn portemonnee moest openen om te laten zien of er geld in zat. (..) Ik hoorde hem daarna zeggen dat hij mijn telefoon wilde hebben. Ik gaf toen mijn telefoon aan hem en stopte mijn portemonnee weer in mijn broekzak. Ik zag dat hij het mes weer inklapte en in zijn nektasje stopte. Vervolgens hoorde ik [verdachte] zeggen dat ik mijn pincode van mijn telefoon moest geven. Die gaf ik hem zonder te aarzelen. Terwijl dit gebeurde stonden [getuige 1]en [getuige 2] bij ons. (..) Nadat ik mijn pincode van mijn telefoon had afgegeven zei ik tegen [verdachte] dat hij normaal moest doen en mijn telefoon moest teruggegeven. Ik hoorde hem nee zeggen omdat hij mijn telefoon wilde doorverkopen. (..) Toen we beneden waren en weer op de Groest en voor de Hoogvliet stonden hoorde ik [verdachte] zeggen dat ik niet naar de politie mocht gaan anders zou hij mij wat aandoen. (..) Ik voelde mij toen zeer bedreigd en durfde niks te doen. [2]
Bij de politie is [getuige 1] als getuige gehoord. Hij verklaarde op 22 januari 2014 onder meer het volgende.
Toen we in het trappenhuis stonden hoorde ik [verdachte] tegen [benadeelde] zeggen ‘he, geef me jou mobiel eens, je moet je mobiel geven’. Ik vond dat [verdachte] dit op een agressieve manier tegen [benadeelde] zei. [verdachte] zei dit namelijk om een harde toon en ik zag dat [verdachte] een agressieve blik in zijn ogen had. (..) Ik zag dat [verdachte] met zijn rug tegen de muur aan stond. Ik zag dat [benadeelde] tegenover [verdachte] stond. (..) Ik hoorde dat [verdachte] ook tegen [benadeelde] zei dat hij [benadeelde] klappen ging geven als hij zijn mobiel niet ging geven. (…) Ik zag dat [verdachte] vervolgens een mes uit zijn linker binnenzak van zijn jas haalde. [verdachte] had dit mes met zijn rechter hand vast. Ik zag dat [verdachte] dit mes uitklapte. (..) Ik zag dat [verdachte] het mes dreigend in de richting van [benadeelde] hield. Ik hoorde dat [verdachte] ook zei: ‘je gaat het nu geven’. Ik zag dat [benadeelde] een mobiele telefoon uit zijn broekzak haalde. (..) Ik zag dat [benadeelde] zijn mobiele telefoon aan [verdachte] overhandigde. Ik zag dat [verdachte] de telefoon aanpakte van [benadeelde] en dat hij de telefoon in de linkerzak van de voorzijde van zijn jas stopte. (..) Ik hoorde dat [verdachte] ook aan [benadeelde] vroeg wat zijn code was om de telefoon te ontgrendelen. (..) Ik hoorde dat [verdachte] om de code van de mobiele telefoon bleef vragen. (…) Toen we met elkaar met de lift naar beneden zijn gegaan, hoorde ik dat [verdachte] tegen [benadeelde] zei: ‘als je dit tegen de politie verteld of aangifte doet maak ik je dood’. [3]
Getuige [getuige 2] was eveneens ter plaatse en verklaarde bij de politie:
Ik hoorde dat [verdachte] tegen de jongen zegt: Geef mij de telefoon. De jongen geeft de telefoon aan [verdachte]. [verdachte] vraagt vervolgens om de pincode en de jongen wilde de pincode eerst niet geven. Toen zag ik dat [verdachte] een mes pakte. Het mes pakte hij uit zijn tasje, dat op zijn heup hing. Ik zag dat het een Gamma-mes was. Gamma stond er namelijk op. Het was een zilverkleurig mes. Het handvat was zilver met zwart. Het mes was opengeklapt en had een lengte van ongeveer 15 centimeter. Toen [verdachte] het mes pakte, klapte hij het mes dus uit. Ik zag dat [verdachte] het mes vasthield, dicht bij zijn eigen lichaam. Het was niet zo dat hij het es driegend naar de jongen toe hield. (..) Op dat moment stonden [verdachte] en de jongen drie meter bij elkaar vandaan. (..) Meteen nadat [verdachte] dat mes tevoorschijn haalde hoorde ik dat de jongen de pincode vertelde aan [verdachte]. [4]
Gelet op de verklaring van verdachte [5] dat hij op 22 januari 2014 de telefoon van [benadeelde] heeft afgenomen en hij op dat moment een mes in zijn hand had, in samenhang met bovenstaande (getuigen)verklaringen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de afpersing van [benadeelde] op de wijze als weergegeven in de bewezenverklaring.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 22 januari 2014 te [geboorteplaats], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot afgifte van een telefoon (merk Apple, type Iphone 5), toebehorende aan voornoemde [benadeelde], welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een mes heeft gepakt en dat mes heeft opengeklapt (terwijl verdachte zich op -zeer- korte afstand van die [benadeelde] bevond) en (vervolgens) tegen die [benadeelde] heeft gezegd (zakelijk weergegeven)
- dat die [benadeelde] hem, verdachte, alles moest laten zien wat hij bij zich had en
- dat die [benadeelde] zijn portemonnee moest openen om hem, verdachte, te tonen of er geld in zat en
- dat hij, verdachte, de telefoon van die [benadeelde] wilde hebben en
- dat die [benadeelde] hem, verdachte, de pincode van die telefoon moest geven, en
- dat hij, verdachte, die [benadeelde] iets aan zou doen of dat die [benadeelde] dood zou gaan wanneer die [benadeelde] naar de politie zou gaan of aangifte zou doen.
Van het meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Afpersing.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek, overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een
proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een
behandelverplichting en urinecontroles.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het feit dat hij ten tijde van het begaan van het delict veel blowde, dat hij thans het roer heeft omgegooid en met blowen is gestopt en voor zijn zieke moeder zorgt. Een werkstraf en daarnaast een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht, urinecontroles en een behandeling indien mocht blijken dat hij is teruggevallen in cannabisgebruik, zou in dit geval een passende straf zijn.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een afpersing, waarbij hij zijn nog jeugdig slachtoffer onder bedreiging met een mes gedwongen heeft tot afgifte van een telefoon met bijbehorende pincode. Verdachte, die uit was op zijn eigen voordeel, heeft voor het slachtoffer een buitengewoon beangstigende situatie doen ontstaan. Slachtoffers van een dergelijk misdrijf ervaren de negatieve gevolgen daarvan vaak nog geruime tijd. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 24 februari 2014 opgemaakt door L. Hoogland. Hieruit komt naar voren dat verdachte een periode veel geblowd heeft en hij vanaf zijn vroege jeugd een zwak kortetermijngeheugen heeft. Door het gebruik van cannabis zal zijn geheugen steeds slechter worden en het is van het belang hiermee te stoppen. Verdachte geeft aan het gebruik inmiddels te hebben teruggedrongen en zelf te kunnen stoppen. De reclassering stelt vast dat verdachte niet eerder een geweldsmisdrijf gepleegd heeft en acht het gewenst dat onderzocht wordt hoe verdachte tot het onderhavige delict gekomen is.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijke) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht een ambulante behandeling bij de Waag en/of Jellinek, een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal 7 weken en het meewerken aan urinecontroles.
Tevens houdt de rechtbank rekening met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 20 maart 2014 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest terzake vermogensdelicten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis passend en geboden is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. De rechtbank zal daarnaast 3 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren om de oplegging van bijzondere voorwaarden mogelijk te maken en verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.
Als bijzondere voorwaarde zal een meldplicht bij de reclassering worden opgelegd. Daarnaast dient verdachte medewerking te verlenen aan een onderzoek door De Waag of een soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg (dit ter beoordeling van de reclassering) naar de oorzaak en achtergrond van het plegen van het onderhavige delict en dient hij zich, zo dat onderzoek daartoe aanleiding geeft, ambulant te laten behandelen. Voorts dient verdachte de reclassering in staat te stellen na te gaan of hij cannabis of andere verdovende middelen gebruikt en zo daar sprake van is zich op aanwijzing van de reclassering voor dat gebruik van verdovende middelen te laten behandelen bij Jellinek of een soortgelijke instelling. Ten slotte zal het meewerken aan urinecontroles als bijzondere voorwaarde worden opgelegd.
Uit hetgeen ter terechtzitting over en door verdachte naar voren gebracht is leidt de rechtbank af dat geen noodzaak bestaat om verdachte voor een periode van maximaal zeven weken klinisch te laten behandelen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht de rechtbank in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen passende strafmodaliteit.

9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
120 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag;
- veroordeelt de verdachte voorts tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte gedurende de proeftijd van
2 jaarde hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
* zich zal melden bij de Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en de aanwijzingen van de reclassering opvolgt;
* meewerkt aan een onderzoek door De Waag of een soortgelijke instelling naar de oorzaak en achtergrond van het door hem gepleegde delict en zo daar aanleiding tot bestaat zich in verband daarmee ambulant bij die of een andere, soortgelijke instelling laat behandelen, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van dat onderzoek en/of die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* de reclassering in de gelegenheid stelt te controleren of hij cannabis of andere verdovende middelen gebruikt en zo de reclassering daar op grond van die controle aanleiding toe ziet zich voor het gebruik van verdovende middelen laat behandelen bij Jellinek of een vergelijkbare instelling, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* zal meewerken aan urinecontroles;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Fijnheer, voorzitter, mr. C.A. de Beaufort en mr. R.D. van Heffen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 mei 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met nummer PL14O5-2014003082, doorgenummerd 1 tot en met 54.
2.Pagina 10 tot en met 12
3.Pagina 15 tot en met 18
4.Pagina 47 en 48
5.Pagina 37