ECLI:NL:RBMNE:2014:2267

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2014
Publicatiedatum
4 juni 2014
Zaaknummer
16-070157-95
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor de duur van twee jaren

In de zaak van de officier van justitie tegen de terbeschikkinggestelde, geboren in Marokko in 1968, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 mei 2014 een beslissing genomen over de verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De terbeschikkinggestelde is sinds 1995 ter beschikking gesteld en verblijft momenteel in de Pompestichting. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling met twee jaren te verlengen, beoordeeld aan de hand van verschillende rapportages van deskundigen en de procesgang. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde lijdt aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis en dat er een hoog recidiverisico bestaat bij beëindiging van de TBS-maatregel. De deskundigen hebben unaniem geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen, gezien de ernst van de problematiek en het risico voor de veiligheid van anderen. De verdediging heeft gepleit voor beëindiging van de terbeschikkingstelling of een verlenging van slechts één jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen eist dat de terbeschikkingstelling met twee jaren wordt verlengd. De rechtbank heeft daarbij de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/070157-95
Beslissing verlenging terbeschikkingstelling d.d. 22 mei 2014
In de zaak van de officier van justitie tegen
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko), op [1968],
verblijvende te Pompestichting LFPZ te [plaats],
advocaat mr. M.T.M. Zumpolle, advocaat te Utrecht;
heeft de officier van justitie de verlenging van de terbeschikkingstelling gevorderd. Op deze vordering heeft de rechtbank de volgende beslissing gegeven.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
- het vonnis van de rechtbank te Utrecht d.d. 2 november 1995, waarbij [terbeschikkinggestelde] (hierna te noemen: [terbeschikkinggestelde]) ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege omdat ten tijde van het plegen van de strafbare feiten een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens bestond, op de gepleegde misdrijven een gevangenisstraf van vier jaar is gesteld en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist;
- stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling is ingegaan op 27 april 1997 en dat [terbeschikkinggestelde] op 8 maart 2006 is opgenomen in de Pompestichting;
- de beslissing van de rechtbank te Utrecht d.d. 4 juni 2012, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling voor het laatst is verlengd voor de duur van twee jaren;
- de vordering van de officier van justitie d.d. 10 maart 2014, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] met twee jaren;
- het rapport van de Pompestichting d.d. 19 februari 2014, opgemaakt door drs. W. Ceelen (psycholoog), waarin het advies van de zijde van de inrichting is vermeld, te weten verlenging van de TBS met dwangverpleging voor de duur van 2 jaren;
- de rapportage pro justitia d.d. 24 februari 2014, opgemaakt door drs. H.A. Gerritsen (forensisch psychiater), waarin het advies luidt verlenging van de TBS met dwangverpleging voor de duur van 2 jaren;
- de rapportage pro justitia d.d. 4 februari 2014, opgemaakt door drs. I.M. van Woudenberg (klinisch psycholoog), waarin het advies luidt verlenging van de TBS met dwangverpleging voor de duur van 2 jaren;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [terbeschikkinggestelde], over de periode 29 september 2013 tot en met 27 december 2013;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 april 2014, waarbij de behandeling van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling is aangehouden tot de zitting van 8 mei 2014, teneinde een bevel medebrenging te verlenen, zodat [terbeschikkinggestelde] ter terechtzitting gehoord kan worden.

2.De procesgang

De terbeschikkinggestelde is bij vonnis van de rechtbank te Utrecht d.d. 2 november 1995 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 27 april 1997.
Op 8 maart 2006 is de terbeschikkinggestelde opgenomen in de Pompestichting.
De termijn van terbeschikkingstelling is voor het laatst verlengd voor de duur van twee jaren bij beslissing van de rechtbank te Utrecht d.d. 4 juni 2012.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de officier van justitie gehoord.
Tevens is de terbeschikkinggestelde gehoord, bijgestaan door zijn advocaat.
Voorts is de deskundige W. Ceelen, werkzaam als psycholoog bij de Pompestichting, gehoord.

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport van 19 november 2014. De getuige-deskundige W. Ceelen heeft het rapport en het advies van de inrichting toegelicht. Het standpunt luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.
De diagnose
Het psychiatrisch onderzoek, maar met name het beloop van het psychiatrisch ziektebeeld, maken als hoofddiagnose de pervasieve ontwikkelingsstoornis aannemelijk. De intelligentie wordt geschat op de grens van lichte verstandelijke handicap en minderbegaafdheid. Betrokkene maakt inadequaat contact, is matig verzorgd en vertoont weinig belangstelling voor zijn omgeving. Er is sprake van vlak affect, spraakarmoede, sociale en emotionele teruggetrokkenheid. Betrokkene geeft er blijk van geen enkel inzicht in zijn ziektebeeld te hebben. De gepleegde delicten worden bezien vanuit de pervasieve ontwikkelingsstoornis van betrokkene, waardoor hij vrouwen als lustobjecten ziet. Voorts is er sprake van alcohol- en cannabismisbruik, thans gedwongen in remissie.
De behandeldoelen
De volgende behandeldoelen zijn op 30 oktober 2013 opgesteld:
- Er is zicht op belevingswereld van betrokkene.
- De communicatie met betrokkene sluit aan op zijn communicatieve vaardigheden.
- Betrokkene wordt ondersteund in het vasthouden van de dagstructuur.
- De ADL van betrokkene wordt gemonitord. Waar nodig wordt hij aangestuurd.
- Betrokkene komt in aanmerking voor een verlofkader.
Het verloop en het effect van de behandeling
Zowel de wijze van functioneren als het psychiatrisch toestandsbeeld zijn als stabiel en grotendeels ongewijzigd te beschrijven. Het inzicht in zijn belevingswereld, in wat hem beweegt en daarmee ook zijn inschatbaarheid, blijft zeer beperkt. In de omgang is betrokkene nog immer stil en teruggetrokken. Van wederkerig contact is geen sprake. Betrokkene is sterk afhankelijk van extern aangeboden structuur, doet doorgaans wat hem gevraagd wordt en stelt zich begeleidbaar op.
De longstay-status van betrokkene is in de afgelopen periode opnieuw getoetst door de Landelijke Adviescommissie Plaatsingen. Zowel de kliniek als een onafhankelijke psychiater en psycholoog komen tot het advies tot voortzetting van de status. Op 17 september 2012 komt de commissie tot het advies om de longstay-status voort te zetten, omdat er op dat moment geen mogelijkheden werden gezien voor verdere behandeling dan wel plaatsing in een andere setting dan de LFPZ. Door het Ministerie van Veiligheid en Justitie wordt het advies overgenomen. Het beveiligingsniveau werd daarbij vastgesteld op gemiddeld.
Om te onderzoeken in hoeverre betrokkene begeleidbaar is tijdens begeleide verlofmogelijkheden, werd op het terrein van de LFPZ een aantal oefenverloven met hem gedaan. In februari 2012 is een start gemaakt met de oefenverloven. De uitkomsten van deze oefenverloven waren dat betrokkene begeleidbaar is. Ondanks dit gegeven, wordt de inschatbaarheid ernstig bemoeilijkt door de beperkte communicatieve vaardigheden van betrokkene. De afgelopen periode heeft psychologisch onderzoek plaatsgevonden. Resultaat is dat de inschatbaarheid enigszins is vergroot door het verkregen inzicht aangaande zijn niveau van functioneren en aangaande zijn seksualiteitsbeleving. De komende tijd zal met de nieuw beschikbare kennis opnieuw gestart worden met oefenverloven op het terrein en zal er meer duidelijkheid geschapen kunnen worden over de vraag of begeleid verlof haalbaar is.
Het recidiverisico
Belangrijkste risicomanagement is momenteel het verblijf binnen een beveiligde, structurerende en ondersteunende instelling, waarin betrokkene een gestructureerd en voor hem voorspelbaar en overzichtelijk dagprogramma wordt geboden en hij actief uitgenodigd wordt tot gesprek waardoor er in zekere mate zicht gehouden kan worden op wat hem bezighoudt en hij niet vereenzaamt. Op het gebruik van middelen wordt betrokkene regelmatig gecontroleerd.
Gezien de aard en de ernst van de problematiek van betrokkene is de verwachting dat het benodigde risicomanagement langdurig gehandhaafd dient te worden. Het recidiverisico bij beëindiging van de TBS maatregel wordt als hoog ingeschat, betrokkene is niet in staat om zelf zorg te dragen voor het managen van de risicofactoren.
Het recidivegevaar ten aanzien van het indexdelict wordt op basis van zowel het klinische beeld als op basis van een gestructureerde risicotaxatie ingeschat op laag tot matig binnen de huidige setting. Indien betrokkene echter buiten de kaders van de TBS zou verblijven is de verwachting dat het recidivegevaar onaanvaardbaar groot is en dat (seksueel) geweld te vrezen is.
Het advies luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen

Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen blijkt uit de onder 1 genoemde pro justitia rapportages. Het standpunt van de psychiater en psycholoog luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.
De diagnose
Samengevat kan er in diagnostische zin gesproken worden van een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anders omschreven, middelengebruik in gedwongen remissie en beperkte intellectuele capaciteiten.
Het verloop en het effect van de behandeling
Betrokkene is voldoende gestabiliseerd binnen de huidige afdeling. Er is sprake van chronische psychiatrische problematiek die levenslang zal bestaan.
Het recidiverisico
Indien de TBS met bevel tot verpleging van overheidswege nu zou worden opgeheven wordt de recidivekans op een nieuw agressief seksueel delict zowel op de korte als op de (middel)lange termijn als groot tot zeer groot ingeschat. Onder de huidige omstandigheden van de klinische setting wordt het recidiverisico als laag ingeschat, ook als betrokkene begeleid verlof krijgt.
Het advies van zowel de psychiater als de psycholoog luidt de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen voor de duur van twee jaar.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting haar vordering strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar gehandhaafd.

6.Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair bepleit de vordering van de officier van justitie af te wijzen en de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te beëindigen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat zijn cliënt al langdurig (zeventien jaar) in de terbeschikkingstelling zit en er derhalve sprake is van disproportionaliteit. Subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de terbeschikkingstelling dient te worden verlengd met één jaar, zodat na een jaar een toetsmoment wordt ingelast en de voortgang in de behandeling en met name het verlenen van verlof behouden wordt.

7.De beoordeling

De terbeschikkinggestelde is veroordeeld voor poging tot verkrachting meermalen gepleegd, bij vonnis van 2 november 1995. De rechtbank is van oordeel dat het misdrijf waarvoor de terbeschikkinggestelde is veroordeeld is aan te merken als een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De opgelegde terbeschikkingstelling met verpleging is dus niet gemaximeerd.
De terbeschikkingstelling van betrokkene is ingegaan op 17 april 1997 en loopt dus thans meer dan 17 jaren. Dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van het delict waarvoor de terbeschikkingstelling is opgelegd moet mede in aanmerking worden genomen bij de verlengingsbeslissing. Het tijdsverloop moet niet alleen worden beschouwd in het perspectief van de ernst van het delict, maar tevens in aanmerking moeten worden genomen de aard van de stoornis en het actuele recidivegevaar. Nu uit het verlengingsadvies van de kliniek en de rapportages van de onafhankelijke deskundigen van 4 en 24 februari 2014 blijkt van een hoog delictgevaar, er nog steeds sprake is van een stoornis (pervasieve ontwikkelingsstoornis NAO), en de terbeschikkinggestelde in het verleden vaker voor een soortgelijk feit met justitie in aanraking is geweest en daar bovendien ook voor is veroordeeld, is de rechtbank – anders dan de raadsman - van oordeel dat van disproportionaliteit thans geen sprake is. Een verlenging van de terbeschikkingstelling is derhalve aangewezen.
Op grond van de prognose die in voornoemde rapporten wordt geschetst ziet de rechtbank geen aanleiding om de termijn van de verlenging te beperken tot één jaar, ook niet om zicht te houden op het proces en/of de voortgang in het verlenen van verlof te houden, zoals door de raadsman is aangevoerd.
De rechtbank komt gelet op het vorenstaande tot de slotsom dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de terbeschikkingstelling met verpleging van [terbeschikkinggestelde] wordt verlengd met twee jaren.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank
verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswegevan [terbeschikkinggestelde] voor de tijd van
twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.M. de Stigter, voorzitter, mr. J.P.W. Helmonds en mr. C.A.M. van Straalen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J. van Elk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 mei 2014.